
Jurisprudentie
BG3389
Datum uitspraak2008-11-05
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801029/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801029/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 15 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deventer (hierna: het college), voor zover thans van belang, geweigerd de voornaam van [appellant] in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen van [voornaam sub 1] in [voornaam sub 2].
Uitspraak
200801029/1.
Datum uitspraak: 5 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
T. [appellant], wonend te Almelo,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1365 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 december 2007 in het geding tussen:
T. [appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Deventer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deventer (hierna: het college), voor zover thans van belang, geweigerd de voornaam van [appellant] in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen van [voornaam sub 1] in [voornaam sub 2].
Bij besluit van 29 juni 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 december 2007, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 februari 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 september 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. M.H. van der Linden, advocaat te Almelo, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet GBA), voor zover thans van belang, voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen, of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn.
Ingevolge artikel 36, eerste lid, worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, en bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand in Nederland;
b. een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een notariële akte, over het desbetreffende feit.
Ingevolge artikel 36, tweede lid, worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. (…);
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van boek I van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het betreffende feit is vermeld;
e. (…).
2.2. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit heeft het college toepassing gegeven aan artikel 36, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet GBA. Het college stelt zich op het standpunt dat het niet mogelijk is om de voornaam van [appellant] in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen van [voornaam sub 1] in [voornaam sub 2], omdat de voornaam [voornaam sub 1], overeenkomstig hetgeen door [appellant] was aangegeven, is vermeld in het Koninklijk Besluit van 15 maart 2003 (hierna: KB), waarbij aan [appellant] het Nederlanderschap is verleend. Hierbij heeft het college zich gebaseerd op de rangorde uit artikel 36, eerste lid, van de Wet GBA, dat ziet op feiten die zich in Nederland hebben voorgedaan en betoogt het dat het KB een brondocument van een hogere orde is dan de Iraakse identiteitskaart van [appellant].
2.3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college op goede gronden heeft geweigerd om de voornaam van [appellant] te wijzigen in [voornaam sub 2]. Hiertoe heeft zij overwogen dat het KB, waarbij als voornaam van [appellant] zoals door hem aangegeven is vermeld [voornaam sub 1], een feit is dat zich in Nederland heeft voorgedaan en dat verweerder daarom, gelet op het bepaalde in artikel 36, eerste lid, van de Wet GBA, terecht meer betekenis aan het KB heeft toegekend dan aan de door [appellant] overgelegde Iraakse identiteitskaart.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat, nu hij in Irak is geboren en aldaar zijn voornaam heeft gekregen, het gaat om een feit dat zich buiten Nederland heeft voorgedaan. Hij stelt dat de door hem overgelegde identiteitskaart waarop de voornaam [voornaam sub 2] staat in rangorde een sterker brondocument is dan het KB waarbij aan [appellant] de Nederlandse nationaliteit is verleend.
2.5. De voornaamgeving heeft zich in dit geval buiten Nederland voorgedaan, zodat niet het eerste maar het tweede lid van artikel 36 van de Wet GBA van toepassing is. Derhalve is door de rechtbank op onjuiste gronden betekenis toegekend aan voormeld KB.
2.6. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 29 juni 2007 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
2.7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 december 2007 in zaak nr. 07/1365;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van 29 juni 2007, kenmerk BV/PJ/JZ/2007.3438/0056;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Deventer tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
€ 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) daarvan dient door de gemeente Deventer aan de secretaris van de Raad van State (bankrekening Raad van State 192323091) onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
€ 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) daarvan dient door de gemeente Deventer aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de gemeente Deventer aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 357,00 (zegge: driehonderdzevenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Neuwahl
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2008
280.