
Jurisprudentie
BG3390
Datum uitspraak2008-11-05
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802993/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802993/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 18 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Weststellingwerf (hierna: het college) het verzoek van [appellanten] om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met betrekking tot de [veehouderij] op de [locatie] te [plaats] afgewezen.
Uitspraak
200802993/1.
Datum uitspraak: 5 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats], [gemeente],
en
het college van burgemeester en wethouders van Weststellingwerf,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Weststellingwerf (hierna: het college) het verzoek van [appellanten] om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met betrekking tot de [veehouderij] op de [locatie] te [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 13 maart 2008 heeft het college het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 april 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Nadere stukken zijn ontvangen van [appellanten] en van het college. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2008.
2. Overwegingen
2.1. [appellanten] voeren aan dat het college er ten onrechte van heeft afgezien handhavend op te treden tegen het zonder toereikende vergunning in werking zijn van de inrichting.
2.1.1. Het college voert aan dat er inderdaad meer en andersoortige werktuigen in de inrichting aanwezig zijn dan volgens de vigerende vergunning is toegestaan, maar dat deze afwijking legaliseerbaar is door aanpassing van de vergunning.
2.2. Niet in geschil is dat de [veehouderij] in strijd met de vigerende vergunning in werking is.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuurorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Voor concreet uitzicht op legalisatie is onder meer van belang dat er een vergunningaanvraag voorligt. De Afdeling stelt vast dat er noch op 12 oktober 2006 bij het indienen van het verzoek om handhaving, noch ten tijde van het besluit van 18 juni 2007, noch ten tijde van het nemen van het bestreden besluit een aanvraag om een revisievergunning bij het college was ingediend. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan behoort te worden afgezien van handhaving. Gelet hierop heeft het college ten onrechte afgezien van handhaving. De beroepsgrond treft derhalve doel.
2.3. Het beroep is gegrond. Het besluit van 13 maart 2008 komt voor vernietiging in aanmerking.
2.4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van 13 maart 2008, kenmerk 2008-013252/u/BZ;
III. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), waarvan € 322,00, is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Weststellingwerf aan [appellanten] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de gemeente Weststellingwerf aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Klap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2008
315.