Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3478

Datum uitspraak2008-11-04
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 08/885
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schatting WAO; overgangsbepalingen voor 45- tot 50-jarigen; beoordeling op grond van oSB in plaats van aSB; uitleg artikel 34 lid 6 WAO.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht procedurenummer: AWB 08/885 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2008 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [eiser], wonende te Gerkesklooster, eiser, gemachtigde: mr. A Reitsma, werkzaam bij CNV Hout en Bouw te Drachten, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder, gemachtigde: A.B. Froentjes, werkzaam bij het Uwv te Leeuwarden. Procesverloop Bij brief van 13 maart 2008 heeft verweerder eiser mededeling gedaan van een besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Tegen dit besluit heeft eiser beroep aangetekend. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 31 oktober 2008. Noch eiser noch zijn gemachtigde is - zoals tevoren bericht - verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Motivering Feiten 1.1 Eiser, die is geboren op 9 augustus 1954, is laatstelijk als timmerman werkzaam geweest in dienst van Breemer B.V. te Almere. Op 24 maart 1995 is hij wegens gewrichtsklachten uitgevallen van zijn werk. Aan eiser is een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. 1.2 Bij besluit van 22 januari 2007 heeft verweerder deze uitkering met ingang van 23 maart 2007 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Verweerder heeft dit arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld aan de hand van het "nieuwe" Schattingsbesluit (hierna: aSB), zoals dat met ingang van 1 oktober 2004 is gaan gelden. 1.3 Bij besluit van - naar de rechtbank aanneemt -17 december 2007 heeft verweerder het besluit van 22 januari 2007 ingetrokken. Eisers WAO-uitkering is alsnog vanaf 23 maart 2007 voortgezet naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100. Bij besluit van eveneens 17 december 2007 heeft verweerder vervolgens eisers uitkering met ingang van 18 februari 2008 wederom herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45 %. Deze beoordeling heeft alsnog plaatsgevonden aan de hand van het "oude" Schattingsbesluit (hierna: oSB), zoals dat heeft gegolden tot 1 oktober 2004. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar tegen het nieuwe afschattingsbesluit van 17 december 2007 ongegrond verklaard. Geschil 2.1 Volgens eiser heeft verweerder de mate van zijn arbeidsongeschiktheid per 18 februari 2008 ten onrechte herzien naar 35 tot 45%. Immers, op grond van het bepaalde in artikel 34, zesde lid, van de WAO mag het resultaat van een ambtshalve herbeoordeling door verweerder niet lager uitkomen dan de arbeidsongeschiktheidsklasse die voor eiser op 21 februari 2007 was vastgesteld, namelijk 80 tot 100%. 2.2 Verweerder stelt zich daarentegen op het standpunt dat dit WAO-artikel zo moet worden gelezen dat een garantie wordt gegeven aan de personen in de leeftijd van 45 tot 50 jaar, inhoudende dat het resultaat van de oSB-herbeoordeling niet lager mag uitvallen dan die van de reeds aangezegde aSB-beoordeling. Hiervan is in het geval van eiser geen sprake. Zijn mate van arbeidsongeschiktheid was weliswaar op 21 februari 2007 vastgesteld op 80 tot 100%, maar dit was op grond van het oSB en niet opgrond van de aSB-criteria. Beoordeling van het geschil 3.1 De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder eisers uitkering terecht en op goede grond per 18 februari 2008 heeft herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45% en daarbij een juiste toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 34, zesde lid, van de WAO. Eiser heeft geen medische en/of arbeidskundige grieven aangevoerd. 3.2 In het aSB is - voor zover hier van belang - bepaald dat dit besluit niet geldt voor arbeidsongeschikten die recht op een uitkering met een ingangsdatum voor het moment van inwerkingtreding van dit besluit hebben en die geboren zijn voor of op 1 juli 1949. Deze uitzondering is blijkens de nota van toelichting gemaakt in verband met de wens om deze groep arbeidsongeschikten te ontzien in verband met hun leeftijd en arbeidsmarktkansen. Nadien is bij Wet van 1 december 2005 (Stb 2005, nr. 624), houdende wijziging van de arbeidsongeschiktheidswetten in verband met verlaging van de leeftijdsgrens voor de eenmalige herbeoordelingen, de maximumleeftijdsgrens van degenen die bij de herbeoordelingsoperatie worden betrokken met 5 jaar verlaagd, zodat arbeidsongeschikten geboren in de periode vanaf 2 juli 1949 tot en met 1 juli 1954, ook zijn uitgezonderd van de eenmalige herbeoordeling. 3.3 Bij besluit van 29 augustus 2007, houdende wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de verlaging van de leeftijdsgrens voor de toepasselijkheid van het aangepaste Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Stb 2007, nr. 324), is vervolgens bepaald dat het oSB per 22 februari 2007 weer van toepassing is op een recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering van degene die vóór of op 1 juli 1959 is geboren. Deze wijzing houdt verband met de afspraak in het Coalitieakkoord (kabinet Balkenende IV, 2007) om de leeftijdsgrens van degenen die in het kader van de eenmalige herbeoordelingsoperatie worden herbeoordeeld op basis van het aSB te verlagen van 50 naar 45 jaar. 3.4 In artikel 34, vierde lid, van de WAO is - voor zover hier van belang - bepaald dat onverminderd het in deze wet terzake van herziening of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering bepaalde, ten aanzien van personen die na 1 juli 1954 zijn geboren, op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald tijdstip door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt bezien of er in verband met wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid gronden zijn voor herziening of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. 3.5 In artikel 34, vijfde lid, van de WAO is bepaald dat ten aanzien van personen die na 1 juli 1954 maar voor 2 juli 1959 zijn geboren en die voor 22 februari 2007 op grond van het vierde lid zijn herbeoordeeld, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wordt bezien of er per 22 februari 2007 in verband met een wijziging van de mate van arbeidsonge-schiktheid gronden zijn voor herziening, heropening of intrekking van de arbeidsongeschikt-heidsuitkering. De eerste zin is niet van toepassing op personen die op 22 februari 2007 reeds in de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse zijn ingedeeld. 3.6 In artikel 34, zesde lid, van de WAO is ten slotte bepaald dat op grond van de beoordeling, bedoeld in het vijfde lid, de mate van arbeidsongeschiktheid van de persoon, bedoeld in het vijfde lid, die niet heeft verzocht om een nieuwe medische beoordeling, niet lager wordt vastgesteld dan de mate van arbeidsongeschiktheid die voor die persoon gold op 21 februari 2007. 3.7 Uit de wetsgeschiedenis van de totstandkoming van artikel 34, zesde lid, van de WAO leidt de rechtbank af dat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat een "soepeler" herbeoordeling op basis van het oSB voor een verzekerde in de leeftijdcategorie van 45 tot 50 jaar in het algemeen niet mag leiden tot een lager arbeidsongeschiktheids-percentage dan eerder was vastgesteld op basis van een "strengere" herbeoordeling op grond van het aSB. Dit kennelijk overigens alleen om uit te sluiten dat in een enkel geval een niet-medische beoordeling tot een lagere mate van arbeidsongeschiktheid leidt. De rechtbank verwijst naar pagina 7 van de Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 31 106, nr. 3. 3.8 De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit in overeenstemming is met de wettelijke bepalingen. Op grond van deze bepalingen heeft verweerder eiser, nu hij aan de desbetreffende eisen voldoet, alsnog beoordeeld naar de normen van het oSB. Artikel 34, zesde lid, van de WAO mist in eisers geval toepassing. Immers, niet gezegd kan worden dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid, per 18 februari 2008 alsnog beoordeeld op grond van het oSB, lager uitvalt dan op grond van de aSB-beoordeling die verweerder in eerste instantie per 21 februari 2007 (met effectueringsdatum 23 maart 2007) heeft gedaan. Immers, eerst was eiser voor 35 tot 45% arbeidsongeschikt en dat is hij per 18 februari 2008 nog steeds. Dat verweerder eiser alsnog met ingang van 21 februari 2007 volledig arbeidsongeschikt heeft beschouwd tot aan de herziening per 18 februari 2008 doet daaraan niet af. Immers, die omstandigheid heeft te maken met de zorgvuldigheid en vloeit niet voort uit de normen van het aSB. 3.9 Het bestreden besluit kan de rechterlijke toets doorstaan en het beroep zal ongegrond worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om een partij in de proceskosten te veroordelen. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 4 november 2008, in tegenwoordigheid van mr. J. Dijkstra als griffier. w.g.J. Dijkstra w.g. P.G. Wijtsma Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 juncto 6:24van de Awb. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan: de Centrale Raad van Beroep Postbus 16002 3500 DA Utrecht In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.