Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3495

Datum uitspraak2008-10-31
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1116 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering WAO-uitkering toe te kennen. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag? In beroep toelichting gegeven op signaleringen. Rechtbank heeft terecht besluit vernietigd met in standlating rechtsgevolgen.


Uitspraak

07/1116 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 12 januari 2007, 05/1120 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 31 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2008. Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door J. van den Elsacker. II. OVERWEGINGEN 1.1. Bij besluit op bezwaar van 3 juni 2005 heeft het Uwv het primaire besluit van 30 november 2004, waarbij aan appellante na ommekomst van de wettelijke wachttijd per 16 november 2004 een WAO-uitkering is geweigerd, gehandhaafd. 1.2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het besluit van 3 juni 2005 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. De rechtbank is in haar uitspraak tot het oordeel gekomen dat de medische grondslag van het besluit deugdelijk is, maar dat de arbeidskundige grondslag gebrekkig is. De rechtbank heeft voorts bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven en beslissingen genomen ten aanzien van vergoeding van proceskosten en griffierecht. 1.3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij het niet eens is met de medische beoordeling door de (bezwaar-)verzekeringsarts aangezien zij in het dagelijks leven veel meer medische beperkingen ervaart dan opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Ter onderbouwing heeft zij bij schrijven van 4 september 2008 een brief van de haar behandelende gynaecoloog drs. H.G.I. van Weering, gedateerd 6 december 2007, met bijlagen, ingediend bij de Raad. 1.4. Wat betreft de medische beoordeling overweegt de Raad het volgende. Verzekeringsarts D.J. Muller heeft appellante lichamelijk onderzocht en, na informatie te hebben ingewonnen bij de haar behandelende orthopedisch chirurg H.A. Schuppers, haar functionele mogelijkheden vastgesteld. Hierbij is rekening gehouden met medische beperkingen tengevolge van pijn in de linkerschouder en fibromyalgie. Bezwaarverzekeringsarts J.A.M.M. Sijben heeft de medische beoordeling heroverwogen op grond van de stukken en heeft geen aanleiding gezien tot bijstelling van het medisch oordeel. De Raad is, met de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding is om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten noch om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde FML. De in hoger beroep namens appellante ingediende medische stukken ten aanzien van de in april 2007 gestelde diagnose endometriose zien naar het oordeel van de Raad niet op de datum in geding en doen derhalve niet af aan de bovengenoemde medische beoordeling, zoals neergelegd in de FML van 10 november 2004. 1.5. Wat betreft de arbeidskundige beoordeling heeft appellante in hoger beroep aangevoerd dat de haar voorgehouden functies niet geschikt zijn, gelet op haar beperkingen. De bezwaararbeidsdeskundige M.P.M. Jacobi-Verstegen heeft, naar aanleiding van een vraagstelling van de rechtbank, bij rapportage van 14 juni 2006 aangegeven dat bij nader inzien twee functies niet aan de schatting ten grondslag kunnen worden gelegd en heeft in plaats hiervan twee nieuwe functies geduid. De schatting wordt dan alsnog gebaseerd op de functies van schadecorrespondent, commercieel administratief medewerker en telefonist/centralist. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de medische geschiktheid van deze functies, uitgaande van de FML, afdoende is gemotiveerd door de bezwaararbeidsdeskundige in haar rapportages van 14 juni 2006 en 16 augustus 2006, waarbij een toelichting is gegeven op de M en/of * signaleringen op de uitdraaien Resultaat functiebeoordeling van 14 juni 2006. De rechtbank heeft, naar het oordeel van de Raad, dan ook terecht aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 3 juni 2005 in stand te laten. 1.6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2008. (get.) J. Brand. (get.) M. Lochs. RB