Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3590

Datum uitspraak2008-12-19
Datum gepubliceerd2008-12-19
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/03514
Statusgepubliceerd


Indicatie

WSNP. Verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen op grond van art. 288 lid 1, aanhef en onder b, F. wegens het niet te goeder trouw laten ontstaan van schulden (81 RO).


Conclusie anoniem

Rekestnr. 08/03514 mr. J. Spier Parket 31 oktober 2008 Conclusie inzake [Verzoeker] 1. Volgens de Rechtbank Zwolle-Lelystad heeft [verzoeker] (in algehele gemeenschap getrouwd met [echtgenote]) op 9 januari 2008 een verzoekschrift ingediend waarin hij heeft verzocht om toepassing van de schuldsaneringsregeling. In haar vonnis van 8 april 2008 heeft de Rechtbank dit verzoek afgewezen. [Verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 7 augustus 2008 heeft het Hof Arnhem het bestreden vonnis bekrachtigd. 2. [Verzoeker] heeft tijdig cassatieberoep ingesteld. Uit het verzoekschrift blijkt niet welke advocaat het heeft ondertekend. Strikt genomen kan daarom worden betwijfeld of het beroep ontvankelijk is. Ik zou over die twijfel willen heenstappen omdat 1) art. 426a Rv. niet vereist dat een advocaat wordt genoemd en 2) zowel uit de genoegzaam bekende handtekening van mr Garretsen als uit de begeleidende brief waarbij het (één dag later gedateerde) rekest is ingediend, blijkt wie de advocaat is. 3. Volgens de Rechtbank heeft [verzoeker] ter zitting verklaard dat hij samen met zijn vrouw drie verschillende horecaondernemingen heeft geëxploiteerd. In appèl wordt niet bestreden dat hij dit in prima heeft verklaard. Blijkens het proces-verbaal heeft hij in appèl verklaard dat hij samen met zijn vrouw de horeca-onderneming te [plaats] heeft gekocht. 4. Blijkens 's Hofs arrest heeft [verzoeker] in appèl geen afstand genomen van de - zoals uit de parallel-conclusie blijkt - tegenstrijdige stellingen van zijn vrouw (rov. 3). Voorts zou hij hebben verklaard dat hij de ondernemingen niet exploiteerde en dat hij er nauwelijks bemoeienis mee had (rov. 7). 5. De onder 3 en 4 vermelde stellingen betreffen het hart van de zaak. Wanneer deze haaks op elkaar staan, kán rechtens niet (meer) worden aangenomen dat aannemelijk is gemaakt dat sprake is van goede trouw als bedoeld in art. 288 lid 1 onder b Fw. Reeds hierop stuiten de klachten af, wat daarvan en van 's Hofs redengeving ook zij. Ten overvloede ga ik kort op de klachten in. 6. Onderdeel 3.8 ([verzoeker] was niet of nauwelijks bij de bedrijfsvoering betrokken) stuit af op hetgeen hierboven onder 3 is vermeld.(1) De onderdelen 3.9, 3.10, 3.13, 3.14 en 3.15 bouwen hierop voort en mislukken op dezelfde grond. 7. Voor zover onderdeel 3.11 al een klacht van [verzoeker] inhoudt, mislukt deze omdat 's Hofs oordeel in de laatste alinea van rov. 3.6, anders dan de klacht, volkomen begrijpelijk is. Bovendien wordt eraan voorbij gezien dat deze rov. ziet op [betrokkene]; de brug met [verzoeker] wordt eerst later geslagen. Ook onderdeel 3.12 loopt daarin vast. Conclusie Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO. De Procureur-Generaal bij de Hoge der Nederlanden, Advocaat-Generaal 1 Het strookt ook niet helemaal met hetgeen in het appèlschrift onder 4 is vermeld.


Uitspraak

19 december 2008 Eerste Kamer 08/03514 RM/EE Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Verzoeker], wonende te [woonplaats], VERZOEKER tot cassatie, advocaat: mr. P. Garretsen. Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker]. 1. Het geding in feitelijke instanties Met een op 9 januari 2008 ter griffie van de rechtbank Zwolle-Lelystad ingediend verzoekschrift heeft [verzoeker] zich gewend tot die rechtbank en verzocht ten aanzien van hem de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. De rechtbank heeft bij vonnis van 8 april 2008 het verzoek afgewezen. Tegen dit vonnis heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Bij arrest van 7 augustus 2008 heeft het hof Arnhem, met nevenzittingsplaats Leeuwarden, het vonnis waarvan beroep bekrachtigd. Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO. De advocaat van [verzoeker] heeft op 14 november 2008 schriftelijk op die conclusie gereageerd. 3. Beoordeling van het middel De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.