
Jurisprudentie
BG3642
Datum uitspraak2008-11-05
Datum gepubliceerd2008-11-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/7401 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/7401 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Oppassen voor wonden aan de benen. Geen (medische) noodzaak is om een joggingbroek te dragen. Voldoende (representatieve) niet knellende kledingalternatieven.
Uitspraak
06/7401 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 14 december 2006, 06/515 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. Klaas, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2008. Appellant is, zoals tevoren was bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Sowka.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak voor een uitvoeriger weergave van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, volstaat de Raad met het volgende.
1.2. Na wegens rug- en vaatklachten te zijn uitgevallen voor zijn werkzaamheden als technisch tekenaar, is appellant door een rechtsvoorganger van het Uwv met ingang van 12 april 1990 in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge (onder meer) de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.3. Bij besluit van 15 juni 2005, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 28 november 2005 (hierna: het bestreden besluit), heeft het Uwv die uitkering met ingang van 10 augustus 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft blijkens haar overwegingen de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
3. Het hoger beroep keert zich - gemotiveerd - tegen het oordeel van de rechtbank omtrent de medische grondslag van het bestreden besluit. Appellant betoogt in het verlengde hiervan dat de voor hem geselecteerde functies, gelet op zijn belastbaarheid, niet voor hem geschikt zijn. Zo acht appellant zich niet in staat tot het verrichten van de werkzaamheden behorende bij de functie van acquisiteur, verkoper (SBC-code 516180). Appellant moet in deze functie namelijk klanten bezoeken, terwijl zijn beenklachten het hem onmogelijk maken een kostuum, althans nette kleren te dragen. Teneinde minder pijn te ervaren, draagt appellant bijna altijd joggingbroeken. Deze kleding is echter onvoldoende representatief, aldus appellant. Ook het aan de functie van acquisiteur verbonden veelvuldige autogebruik staat volgens appellant in de weg aan de geschiktheid in medisch opzicht van die functie, dit gelet op zijn beenklachten.
4.1. De Raad overweegt in de eerste plaats dat hij, evenmin als de rechtbank, aanknopingspunten heeft om de door de verzekeringsartsen van het Uwv ingestelde medische onderzoeken niet voldoende zorgvuldig te achten en de daarop gebaseerde conclusies onjuist te achten. De Raad is van oordeel dat niet is kunnen blijken van genoegzame aanknopingspunten in objectief-medische zin om appellant te kunnen volgen in diens opvatting dat zijn beperkingen in onvoldoende mate door de verzekeringsartsen zijn erkend. De beschikbare medische gegevens bieden voor die opvatting van appellant geen steun. De Raad tekent nog aan dat een eventuele na 10 augustus 2005 in de gezondheidstoestand van appellant opgetreden verslechtering in dit geding niet van belang kan zijn.
4.2. De Raad is voorts van oordeel dat, mede gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, terecht door het Uwv is aangenomen dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, in medisch opzicht geacht kunnen worden binnen het bereik van appellant te liggen. Appellants bezwaren met betrekking tot de functie van acquisiteur slagen niet. Uit de ten aanzien van appellant opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) blijkt weliswaar dat appellant moet oppassen voor wonden aan de benen en dat hij geen zware lichaamsschorten mag dragen; uit die lijst blijkt evenwel niet dat er voor appellant een (medische) noodzaak is om een joggingbroek te dragen. Overigens heeft de arbeidsdeskundige na overleg met de verzekeringsarts vastgesteld dat er voldoende (representatieve) niet knellende kledingalternatieven beschikbaar zijn, hetgeen de Raad aannemelijk voorkomt. Ten aanzien van de stelling dat de functie van acquisiteur voor appellant niet geschikt is te achten vanwege het autorijden, merkt de Raad nog op dat appellant blijkens de FML in staat wordt geacht een uur achtereen te zitten en niet beperkt is geacht op het aspect vervoer (waaronder autorijden).
4.3. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 november 2008.
(get.) H. Bolt
(get.) W.R. de Vries
RB