Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3669

Datum uitspraak2008-11-04
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/602662-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Poging tot afpersing en afdreiging. Verdachte heeft zich aangeboden als escortboy op een internetsite voor 18 jaar en ouder en heeft vervolgens seks gehad met het slachtoffer met het vooropgezette plan om hem geld afhandig te maken. Verdachte heeft vervolgens het slachtoffer gedwongen tot de afgifte van geld door te dreigen aangifte bij de politie te doen van het hebben van seks met een minderjarige. Verdachte heeft voorts gepoogd het slachtoffer te dwingen tot de afgifte van geld door onder andere te dreigen naar de woning van het slachtoffer te komen, de boel kort en klein te slaan en hem in elkaar te slaan. De rechtbank veroordeelt verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, waarvan 151 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummer: 16/602662-07 Datum uitspraak: 4 november 2008 Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [1992] te [geboorteplaats], wonende te [adres], Raadsman: mr. M. Olffen te Leiderdorp. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 oktober 2008. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 22 mei 2007 te Maarssen en/of Den Haag, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten een bedrag van 400 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, immers heeft hij, verdachte, zich voorgedaan als de vader en/of vriend van verdachte en (vervolgens) via msn aan voornoemde [slachtoffer] de woorden toegevoegd dat hij samen met [voornaam verdachte] (zijnde verdachte) en een vriend naar Den Haag zou komen om de boel bij hem, [slachtoffer], kort en klein te slaan en hem, [slachtoffer], op te knappen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of hem, [slachtoffer], bedreigd met de dood, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid; 2. Primair hij op of omstreeks 21 mei 2007 te Maarssen en/of Den Haag, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van ongeveer 524 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk bedreiging hierin bestond dat hij in een of meerdere msn-gesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) (met bijlage) met/aan die [slachtoffer] heeft gedreigd bij de politie aangifte te zullen doen van het hebben van sex met hem, verdachte, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het hebben van die sex vijftien jaar was; Subsidiair hij op of omstreeks 21 mei 2007 te Maarssen en/of Den Haag, althans in Nederland, [slachtoffer] door bedreiging met smaad of smaadschrift heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van ongeveer 524 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke bedreiging hierin bestond dat hij in een of meerdere msn-gesprek(ken) en/of e-mailbericht(en) (met bijlage) met/aan die [slachtoffer] heeft gedreigd bij de politie aangifte te zullen doen van het hebben van sex met hem, verdachte, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het hebben van die sex vijftien jaar was; De bewezenverklaring Ten aanzien van feit 1 en feit 2 primair: Door de officier van justitie is ten laste gelegd dat verdachte op 22 mei 2007 gepoogd heeft door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, en dat hij op 21 mei 2007 door bedreiging met openbaarmaking van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag. Verweer van de raadsman ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde: De raadsman heeft het volgende aangevoerd. Het doen van aangifte valt niet onder openbaring van een geheim zoals gesteld in artikel 318 van het Wetboek van Strafrecht omdat de politie niet vrij is een aangifte te publiceren. Verdachte dient vrijgesproken te worden. De rechtbank verwerpt het verweer. De rechtbank is van oordeel dat door te dreigen aangifte te doen bij de politie van een strafbaar feit verdachte heeft gedreigd met openbaring van een geheim. Het doen van aangifte is het op de hoogte stellen van één of meerdere personen. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de verklaring van de aangever [slachtoffer] en op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting –zakelijk weergegeven-: dat hij op 21 mei 2007 via msn [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 524 euro door te dreigen aangifte te doen bij de politie van seks met hem, verdachte, terwijl hij 15 jaar was, en dat hij op 22 mei 2007gepoogd heeft [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 400 euro door zich via msn voor te doen als zijn vader en een vriend en te dreigen naar Den Haag te komen om de boel kort en klein te slaan en [slachtoffer] in elkaar te slaan als hij niet zou betalen. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze als hierna is vermeld. 1. hij op 22 mei 2007 te Maarssen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag te weten een bedrag van 400 euro, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte, zich voorgedaan als de vader en vriend van verdachte en vervolgens via msn aan voornoemde [slachtoffer] de woorden toegevoegd dat hij samen met [voornaam verdachte] (zijnde verdachte) en een vriend naar Den Haag zou komen om de boel bij hem, [slachtoffer], kort en klein te slaan en hem, [slachtoffer], op te knappen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en hem, [slachtoffer], bedreigd met de dood, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid; 2. Primair hij op 21 mei 2007 te Maarssen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld te weten een bedrag van ongeveer 524 euro, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], welke bedreiging hierin bestond dat hij in een of meerdere msn-gesprekken en e-mailbericht(en) (met bijlage) aan die [slachtoffer] heeft gedreigd bij de politie aangifte te zullen doen van het hebben van sex met hem, verdachte, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het hebben van die sex vijftien jaar was; Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: Poging tot afpersing. Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde: Afdreiging De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sanctie Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich aangeboden als escortboy op een internetsite voor 18 jaar en ouder en heeft vervolgens seks gehad met het slachtoffer [slachtoffer] met het vooropgezette plan om hem geld afhandig te maken. Verdachte heeft vervolgens het slachtoffer gedwongen tot de afgifte van geld door te dreigen aangifte bij de politie te doen van het hebben van seks met een minderjarige. Verdachte heeft voorts gepoogd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld door onder andere te dreigen naar de woning van het slachtoffer te komen, de boel kort en klein te slaan en hem in elkaar te slaan. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op de levenssfeer van het slachtoffer en zich niet bekommerd om de psychische en materiële schade bij het slachtoffer. Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 augustus 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld op 5 september 2007 terzake onder andere vermogensdelicten tot een jeugddetentie van 8 weken geheel voorwaardelijk. - diverse voorlichtingsrapporten betreffende de verdachte, van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 3 mei 2007, 11 juli 2007 en 1 oktober 2008, opgemaakt door M. van der Spek, raadsonderzoeker. - een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 26 september 2007 van drs. M.A. Westerink-Hetebrij, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-: - jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 151 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun. De rechtbank acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal niet de door de officier van justitie gevraagde bijzondere voorwaarde opleggen nu verdachte op 5 september 2007 de maatregel Hulp en Steun opgelegd heeft gekregen en deze pas eindigt op 5 september 2009. Bovendien loopt de ondertoezichtstelling tot februari 2009 en deze kan nog, indien wenselijk, worden verlengd. De toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 317 en 318 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt: Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot JEUGDDETENTIE voor de duur van 180 dagen. Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 151 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht. Heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op. Dit vonnis is gewezen door mr J.F. Dekking, kinderrechter en mrs L.E. Verschoor-Bergsma en Z.J. Oosting, bijgestaan door M.C.H. Franckena als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 november 2008.