Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3676

Datum uitspraak2008-10-17
Datum gepubliceerd2008-11-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/875 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. De rechtbank had aan het gegeven dat eerst in de beroepsfase alle signaleringen van een motivering zijn voorzien, consequenties had moeten verbinden. De rechtbank had het beroep gegrond moeten verklaren, het besluit moeten vernietigen en moeten bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De Raad zal onder vernietiging van de aangevallen uitspraak doen hetgeen de rechtbank had behoren te doen.


Uitspraak

07/875 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 27 december 2006, 06/795 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 17 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. H.B.T. Koekkoek, werkzaam bij de Hout- en Bouwbond CNV, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2008. Voor appellant is verschenen mr. Koekkoek, voornoemd. Voor het Uwv is verschenen J.T. Wielinga. II. OVERWEGINGEN 1.1. Bij besluit van 29 april 2004 heeft het Uwv de aan appellant toegekende WAO-uitkering onveranderd vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. 1.2. Bij besluit van 17 september 2004 heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 29 april 2004 ongegrond verklaard. 1.3. Bij uitspraak van 12 oktober 2005 heeft de rechtbank met beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten het beroep van appellant tegen het besluit van 17 september 2004 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De rechtbank kon zich verenigen met de medische grondslag van het besluit van 17 september 2004, doch niet met de arbeidskundige grondslag van dat besluit. 1.4. Bij besluit van 9 februari 2006 heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 29 april 2004 wederom ongegrond verklaard. 2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 9 februari 2006 ongegrond verklaard. 2.2. Bij haar uitspraak is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de aan appellant voorgehouden functies van meteropnemer (Sbc-code 315181), inkoper (Sbc-code 5161150) en productiemedewerker textiel (Sbc-code 272043) voor hem passend zijn. De hiervoor gegeven toelichtingen van de kant van het Uwv heeft de rechtbank toereikend bevonden. 3.1. In hoger beroep heeft appellant herhaald zijn in eerste aanleg betrokken stellingen met betrekking tot de passendheid van de functies. Nu hij blijkens de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 6 september 2004 beperkt is op het aspect koude en hij in verband daarmede bij kamertemperatuur dient te werken, heeft het Uwv ten onrechte aangenomen dat hij de functies van meteropnemer en inkoper (bloemenveiling) kan vervullen. Een meteropnemer loopt veel buiten, terwijl een bloemenveiling een koele werkomgeving is. De functie van meteropnemer kan appellant evenmin vervullen omdat een meteropnemer soms op moeilijk bereikbare plaatsen moet zijn (bukken, knielen, kruipen e.d.), hetgeen voor appellant bezwaarlijk is in verband met zijn schouder-, nek- en rugklachten. De functie van inkoper is ook niet geschikt omdat, gelet op de aan deze functie verbonden verantwoordelijkheid, concentratie en snelheid van handelen, een ontspannen houding bij het werken met toetsenbord en muis, zoals vermeld in de FML, niet tot de mogelijkheden behoort. Met betrekking tot de functie van productie-medewerker textiel heeft appellant gesteld dat de mogelijkheid van vertreden onvoldoende is gewaarborgd. 3.2. Tot slot heeft appellant erop gewezen dat eerst in beroep door het Uwv alle overschrijdingen van een toelichting zijn voorzien. Daaraan had de rechtbank in zijn visie consequenties moeten verbinden. 4.1. Met betrekking tot het gestelde omtrent de functie van productie-medewerker textiel wijst de Raad, gelijk de rechtbank heeft gedaan, op de arbeidskundige rapportage van 6 februari 2006. Hierin is genoegzaam uiteengezet dat er voor appellant geen beletsel bestaat om deze functie te vervullen. Voorts vermag de Raad met de rechtbank niet in te zien waarom appellant de functies van meteropnemer en inkoper niet kan vervullen, omdat hij is aangewezen op werken op kamertemperatuur. Blijkens de FML mogen zijn handen niet koud worden, omdat dat leidt tot stijve vingers waarmee hij nauwelijks iets kan. Het werken met koude materialen en koud water dient vermeden te worden. Bij de functie van meteropnemer vinden de eigenlijke werkzaamheden binnenshuis plaats, terwijl bij de functie van inkoper de werkzaamheden die plaatsvinden in een veilinghal zeer wel met dunne handschoenen aan verricht kunnen worden. Met betrekking tot dit laatste verwijst de Raad naar de arbeidskundige rapportage van 25 april 2006. Met betrekking tot hetgeen appellant overigens heeft aangevoerd met betrekking tot deze twee functies kan de Raad zich vinden in hetgeen de rechtbank daarover heeft overwogen. Die overwegingen maakt de Raad dan ook tot de zijne. 4.2. De Raad onderschrijft derhalve de conclusie van de rechtbank dat appellant per de datum in geding in staat moet worden geacht de aan hem voorgehouden functies te vervullen. 4.3. De Raad overweegt voorts dat appellant er terecht op heeft gewezen dat de rechtbank aan het gegeven dat eerst in de beroepsfase alle signaleringen vanwege het Uwv van een motivering zijn voorzien, consequenties had moeten verbinden. De rechtbank had het beroep gegrond moeten verklaren, het besluit van 9 februari 2006 moeten vernietigen en moeten bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. 4.4. De Raad zal onder vernietiging van de aangevallen uitspraak doen hetgeen de rechtbank had behoren te doen. 5. De Raad acht termen aanwezig het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep, welke kosten worden begroot op € 966,- voor verleende rechtsbijstand. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep gegrond; Vernietigt het besluit van 9 februari 2006; Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven; Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag groot € 966,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellant betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2008. (get.) G. van der Wiel. (get.) M. Lochs. RB