
Jurisprudentie
BG3697
Datum uitspraak2008-10-28
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/440312-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/440312-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verkeer, Poging doodslag/zware mishandeling, bewijs, gemotiveerde vrijspraak
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440312-07
Uitspraak: 28 oktober 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren [geboorteplaats]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.M.J. Leerkes, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. A.J. de Loor, heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het primair ten laste gelegde tot:
• een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis;
• een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met als bijzondere voor¬waarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling in een (forensische) psychiatrische polikliniek;
• ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 2 jaar.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de verklaringen van zowel aangever als de getuigen als verdachte zelf blijkt dat verdachte op enig moment een stuurcorrectie naar links heeft gemaakt. Verdachte en zijn vriendin verklaren dat verdachte al naar de linkerrijbaan was uitgeweken ruim voordat de auto de plek waar aangever stond had bereikt. Aangever alsmede de getuige [X] verklaren dat de auto pas is uitgeweken ter hoogte van de plek waar aangever stond alvorens deze opzij sprong. Hoewel aldus niet met volle zekerheid de vraag kan worden beantwoord of verdachte de uitwijkmanoevre tijdig heeft ingezet, kan worden aangenomen dat dit is gebeurd in de nabijheid van de plek waar aangever stond. In de omstandigheid dát verdachte naar links is uitgeweken ziet de rechtbank een belangrijke aanwijzing dat verdachte nadrukkelijk een aanrijding heeft willen voorkomen.
Daarnaast acht de rechtbank van belang dat over de snelheid waarmee verdachte heeft gereden, geen eenduidigheid bestaat. Aangever [Y] heeft de snelheid geschat op 60 tot 65 km/u maar heeft daarover ter zitting verklaard dat dit niet meer is geweest dan een pure inschatting, dat hij niet meer weet of er meer auto’s reden en dat hij is afgegaan op het motorgeluid en het omhoog komen van de neus van de auto bij het optrekken. Verdachte heeft daarentegen verklaard dat hij in de tweede of derde versnelling reed. Het feit dat aangever tevens politieman is maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat op voorhand van de door hem aangegeven snelheid kan worden uitgegaan. Bij een vermenging van hoedanigheden als hier aan de orde (slachtoffer/politieman) dient de door aangever geschatte snelheid met enige omzichtigheid te worden benaderd. Nu objectieve aanknopingspunten ontbreken die de juistheid van de schatting van aangever zouden kunnen bevestigen, kan aan de door aangever ingeschatte hoogte van de snelheid geen doorslaggevende betekenis worden toegekend.
Een en ander brengt de rechtbank tot de conclusie dat in dit geval, anders dan door de Officier van Justitie is betoogd, niet bewezen kan worden geacht dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans om aangever van het leven te beroven dan wel om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
BESLISSING
Het primair en subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2008.