Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3701

Datum uitspraak2008-10-28
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/400167-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

ontucht met wilsonbekwame, bewijs, opzet, strafmaatmotivering


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.400167-08 Uitspraak: 28 oktober 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] geboren op [geboorteplaats] wonende te [adres] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. Pekkeriet-Bischop, advocaat te Zwolle. De officier van justitie, mr. B.C. van Haren, heeft ter terechtzitting gevorderd: - verdachte vrij te spreken van het onder 2. primair ten laste gelegde; - verdachte te veroordelen ter zake het onder 1. primair, 2. subsidiair en 3. ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voor¬waarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt het ondergaan van een behandeling bij de forensische polikliniek AFPN te Zwolle of een andere soortgelijke instantie en dat verdachte zich niet binnen een straal van 500 meter zal bevinden van de FRION locaties “Dr. van Deenweg” in Ommen, “de Groene Tak” aan de Eemlaan 54 in Zwolle, “de Golfslag” aan de Arne 1 in Zwolle, “Appartementen Bachlaan” in Zwolle en “Holtrust” aan de Schubertstraat 72 in Zwolle en de Zorginstelling “Baalderborg” aan de Balkerweg 3 in Ommen en ook op geen enkele wijze contact zal hebben met de medewerkers en bewoners van stichting FRION Zwolle, behalve met de vriendin van verdachte. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – dat: 1. hij op of omstreeks 16 maart 2008 te Ommen, met [slachtoffer 1], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte: - één of meermalen zijn penis en/of vinger(s) in vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) - één of meermalen de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en/of (vervolgens) - de borsten van die [slachtoffer 1] gestreeld en/of bevoeld; art 243 Wetboek van Strafrecht althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 16 maart 2008 te Ommen, met [slachtoffer 1], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit: - het één of meermalen duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in vagina van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) - het één of meermalen likken aan de vagina van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) - het strelen en/of bevoelen van de borsten van die [slachtoffer 1]; art 247 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 16 februari 2008 te Ommen, met [slachtoffer 2], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer 2] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte: - zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) - één of meermalen de penis van die [slachtoffer 2] in zijn, verdachtes, hand(en) genomen en/of (daarbij) (de penis van) die [slachtoffer 2] afgetrokken; art 243 Wetboek van Strafrecht althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 16 februari 2008 te Ommen, met [slachtoffer 2], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer 2] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit: - het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) - het één of meermalen in zijn, verdachtes, hand(en) nemen van de penis van die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) het één of meermalen aftrekken van (de penis van) die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) - het in de mond nemen van de penis van die [slachtoffer 2]; art 247 Wetboek van Strafrecht 3. hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2008 tot en met 31 maart 2008 te Ommen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Je mag er met niemand van de leiding over praten, want anders gaat je kop eraf" en/of "Als je het gaat doorvertellen dan ga ik je doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging onder 1. primair in de tiende regel "in vagina" in plaats van "in de vagina". De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad. BEWIJS De verdachte dient van het onder 2. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. Weliswaar blijkt (ook) uit de verklaringen van verdachte dat er sprake is geweest van seksueel contact tussen verdachte en [slachtoffer 2], doch naar het oordeel van de rechtbank kan aan de hand van de voorhanden bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat de ten laste gelegde feitelijkheden zich hebben voorgedaan op of omstreeks 16 februari 2008. Door de verdediging is ten aanzien van feit 1 – kort samengevat – als verweer gevoerd dat niet is komen vast te staan dat verdachte wist dat [slachtoffer 1] als gevolg van haar verstandelijke handicap niet of onvolkomen in staat was om haar wil kenbaar te maken. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. Vast staat dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feitelijkheden een (langdurige) relatie had met [X], die net als [slachtoffer 1] een verstandelijke handicap heeft en die, eveneens net als [slachtoffer 1], destijds bewoonster was van de Stichting Frion, locatie Ommen. In het psychologisch rapport betreffende verdachte, uitgebracht op 15 september 2008 door psycholoog I.I. van der Klaauw, wordt voorts aangegeven dat bij verdachte sprake is van een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDD-NOS) op grond waarvan hij in het sociale verkeer en het persoonlijke contact beperkt is in zijn invoelend vermogen. Vanuit deze stoornis heeft hij onvoldoende besef van de grenzen van de ander en heeft hij onvoldoende inzicht in de waarde en de betekenis van de uitingen van een zwakbegaafde. Ook heeft hij weinig idee wat zwakbegaafdheid inhoudt, aldus psycholoog van der Klaauw. Blijkens de reclasseringsrapportage van 30 september 2008 is inmiddels een intakeprocedure gestart bij Ambulante Forensische Psychiatrie Nederland (AFPN), locatie Zwolle. Naar aanleiding van deze intakeprocedure heeft de heer Poll, werkzaam bij AFPN, onder meer het volgende geschreven: “Qua intelligentie schatten wij cliënt overigens in als zwakbegaafd en door afkomst en ontwikkeling heeft hij er grote moeite mee te overzien hoe het allemaal moet en niet moet.” Dit alles laat onverlet dat naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate is komen vast te staan dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feitelijkheden op de hoogte was van de verstandelijke beperking van [slachtoffer 1] en het daarmee samenhangende onvermogen om haar wil kenbaar te maken of om weerstand te bieden. De rechtbank vindt daarvoor een belangrijke aanwijzing in de omstandigheid dat verdachte, zoals hij ten overstaan van de politie alsook ter terechtzitting heeft erkend, kort nadat hij sexueel contact met [slachtoffer 1] heeft gehad, druk op [slachtoffer 3] heeft uitgeoefend om daarover met niemand te praten. Bij de politie heeft verdachte – na aanvankelijk ontwijkende antwoorden – daarvoor als reden gegeven dat hij uiteindelijk door had dat het toch niet goed was. Daarbij komt dat uit de eigen verklaring van verdachte blijkt dat hij wist dat Frion een opvang voor lichamelijk en verstandelijk gehandicapte mensen betreft. De rechtbank merkt voorts nog op dat in de rapportage van psycholoog Van der Klaauw niet de conclusie wordt getrokken dat verdachte zelf zwakbegaafd is. Weliswaar wordt zijn verbale intelligentie van zwakbegaafd niveau geacht (V.IQ + 79), doch zijn performale intelligentie wordt ingeschat op gemiddeld niveau (P.IQ = 99). Gelet op het vorenstaande wordt het verweer verworpen. Door de verdediging is ten aanzien van feit 3 als verweer gevoerd dat weliswaar is komen vast te staan dat verdachte tegen [s[slachtoffer 3] heeft gezegd dat deze niet met andere mensen mocht praten over de seks die verdachte met [slachtoffer 1] had gehad, doch niet dat hij daarbij dreigementen zou hebben geuit. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Verdachte heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij krachtige taal tegen [slachtoffer 3] heeft gesproken. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij niet meer weet wat hij precies heeft gezegd, doch dat hij mogelijk wel heeft gezegd dat er iets zou gebeuren, wanneer [slachtoffer 3] zou gaan praten. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte de in de tenlastelegging vermelde, althans soortgelijke bewoordingen heeft gebezigd, in aanmerking genomen dat [s[slachtoffer 3] daarover gedetailleerd heeft verklaard, hij gedurende twee maanden niet heeft gedurfd om de leiding van Frion te informeren en [slachtoffer 3] volgens die leiding in de daaraan voorafgaande periode erg gespannen was geweest. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair en 3. ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. primair: hij op 16 maart 2008 te Ommen, met [slachtoffer 1], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte: - zijn penis en vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en - de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en - de borsten van die [slachtoffer 1] bevoeld; 3. hij in de periode van 16 februari 2008 tot en met 31 maart 2008 te Ommen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Je mag er met niemand van de leiding over praten, want anders gaat je kop eraf" en/of "Als je het gaat doorvertellen dan ga ik je doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Van het onder 1. primair en 3. meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Feit 1. primair: Met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, strafbaar gesteld bij artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 3.: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank overweegt daarbij dat het verdachte valt aan te rekenen dat hij met het plegen van de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten veel leed en onrust heeft veroorzaakt, bij zowel de slachtoffers als de overige bewoners van Stichting Frion te Ommen. Uit de namens [slachtoffer 1] ingediende slachtofferverklaring is gebleken dat [slachtoffer 1] gedurende lange tijd zeer geëmotioneerd en terneergeslagen is geweest, en dat zij als gevolg van de gebeurtenissen niet meer in de woonvorm te Ommen wil verblijven. Verdachte had er zich rekenschap van moeten geven dat zijn handelen mogelijk ver strekkende psychische gevolgen zou hebben voor de uiterst kwestbare slachtoffers. De rechtbank heeft kennis genomen van de meergenoemde rapportage van 15 september 2008 van psycholoog en vast gerechtelijk deskundige I.I. van der Klaauw. In deze rapportage wordt - kort gezegd – geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO (PDD-NOS) op grond waarvan hij in het sociale verkeer en het persoonlijke contact beperkt is in zijn inlevend vermogen. Het ontbreekt hem aan een gedifferentieerde kijk op zichzelf en op de ander. Vanuit deze stoornis heeft hij ook onvoldoende besef van de grenzen van de ander en heeft hij onvoldoende inzicht in de waarde en de betekenis van de uitingen van een zwakbegaafde. Ook heeft hij weinig idee van wat zwakbegaafdheid inhoudt. Verdachte wordt licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Om de kans op herhaling in de toekomst te reduceren, is verdachte aangewezen op een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek met ervaring op het gebied van autisme. De rechtbank neemt voormelde conclusies op de in de rapportage daarvoor bijeengebrachte gronden over en maakt het oordeel van de deskundige tot het hare. Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 1 september 2008; - een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 30 september 2008, uitgebracht door J. de Jong-Stoel, reclasseringswerker van Reclassering Nederland; - een brief d.d. 12 augustus 2008, opgesteld door M. Bosma, reclasseringswerker van Reclassering Nederland; - de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1. primair en 3. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1. primair en 3. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 uren. De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf . De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat de verdachte: ? zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt het ondergaan van een behandeling bij de forensische polikliniek AFPN te Zwolle of een andere soortgelijke instantie, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht; ? op geen enkele wijze (middellijk dan wel onmiddellijk) contact mag opnemen met [s[slachtoffer 3] en [slachtoffer 1]. Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. Aldus gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mrs. F. Koster en G.A. Versteeg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2008.