Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3716

Datum uitspraak2008-10-31
Datum gepubliceerd2008-11-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5422 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onverschuldigd betaalde WAO-uitkering. Terugvordering. Brutering. Berekening hoogte inkomsten niet aan de orde.


Uitspraak

05/5422 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te Amsterdam (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2005, 04/5404 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) Datum uitspraak: 31 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. M. Degelink, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2008. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen. II. OVERWEGINGEN 1.1. Onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak voor een uitgebreidere weergave van de feiten en omstandigheden die in dit geding van belang zijn, alsmede naar de tussen partijen gewezen uitspraak van de Raad van 20 juli 2007, 05/3317 WAO, volstaat de Raad met het volgende. 1.2. Bij besluit van 3 december 2003 heeft het Uwv appellante bericht dat over de periode 1 januari 1999 tot 1 juli 2003 onverschuldigd uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en Invaliditeitspensioen is betaald en dat een bedrag van in totaal € 30.411,13 van haar wordt teruggevorderd. 1.3. Bij besluit van 15 oktober 2004 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard en het besluit van 3 december 2003 gehandhaafd. Hierbij heeft het Uwv het terugvorderingsbedrag aangepast. Deze aanpassing vindt grondslag in de zogenoemde brutering. Voorts heeft het Uwv de terugvordering beperkt tot een bedrag van € 25.420,74 aangezien het Uwv niet bevoegd is te beslissen omtrent de terugvordering van tot 1 januari 2002 onverschuldigd betaald Invaliditeitspensioen. 1.4. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft tevens aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in stand te laten. 2.1. In hoger beroep heeft appellante zich gekeerd tegen het onderdeel van de aangevallen uitspraak waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand zijn gelaten. Daarbij heeft appellante geen andere relevante gronden naar voren gebracht dan die welke ook al bij de rechtbank zijn aangevoerd. 3.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de grieven van appellante afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die grieven niet kunnen slagen. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank en onderschrijft deze volledig. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de - in hoger beroep herhaalde - grief tegen de berekening van de hoogte van de inkomsten miskent dat het bestreden besluit in deze procedure daar niet over handelt, maar ziet op de bedragen die onverschuldigd zijn uitgekeerd en worden teruggevorderd. 3.2. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2008. (get.) J. Brand. (get.) M. Lochs. TM