Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3745

Datum uitspraak2008-11-07
Datum gepubliceerd2008-11-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580304-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vader uit Zutphen is veroordeeld voor het meerdere malen mishandelen van zijn dochter (geboren 2006). De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte de baby opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toedienen. De rechtbank veroordeelt hem tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De moeder (zie uitspraak LJN: BG3778) is vrijgesproken van mishandeling van hun baby.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/580304-07 Uitspraak d.d.: 7 november 2008 tegenspraak/ dip /oip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte A], geboren te [plaats] (Nederlandse Antillen) op [1982], wonende te [plaats], thans verblijvende in het huis van bewaring De Berg te Arnhem (Arnhem-Noord). Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2008. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 24 december 2006 tot en met 25 december 2006 te Apeldoorn en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig - zijn dochter [slachtoffer], geboren op [2006], onvoldoende toegedekt en/of bedekt en/of aangekleed in een (koude) ruimte heeft neergelegd en/of te laten liggen (waardoor haar lichaamstemperatuur aanzienlijk is gedaald) en/of - zijn dochter [slachtoffer], geboren op [2006], de nodige zorg heeft onthouden, waardoor het aan de schuld van verdachte en/of zijn mededader(s) te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een ernstige onderkoeling en/of een hartstilstand en/of een of meer hersenbeschadiging(en) en/of een of meer ribfractu(u)r(en), heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze is ontstaan; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 308 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 28 mei 2007 te Apeldoorn en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen aan zijn dochter [slachtoffer], geboren op [2006], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een bovenarmfractuur rechts en/of een onderarmfractuur rechts en/of een of meer onderarmfractu(u)r(en) links en/of een bovenbeenfractuur rechts en/of meerdere ribfracturen en/of een fractuur van het scheenbeen rechts, althans meerdere botbreuken/fracturen en/of meerdere blauwe plekken) heeft toegebracht, door (telkens) opzettelijk - [slachtoffer] door elkaar te schudden en/of te laten vallen en/of - [slachtoffer] hardhandig/stevig vast te pakken en/of vast te houden en/of - druk uit te oefenen op het gezicht en/of hoofd en/of schouder en/of arm(en)en/of be(e)n(en), althans het lichaam, van [slachtoffer] en/of - op/tegen/in het gezicht en/of hoofd en/of schouder en/of arm(en) en/of be(e)n(en), althans het lichaam, te slaan en/of schoppen en/of knijpen en/of krabben; art 304 Wetboek van Strafrecht art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 28 mei 2007 te Apeldoorn en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen (telkens) opzettelijk mishandelend zijn dochter [slachtoffer], geboren op [2006], - door elkaar heeft geschud en/of laten vallen en/of - hardhandig/stevig heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of - druk heeft uitgeoefend op het gezicht en/of hoofd en/of schouder en/of arm(en) en/of be(e)n(en), althans het lichaam, van [slachtoffer] en/of - op/tegen/in het gezicht en/of hoofd en/of schouder en/of arm(en) en/of be(e)n(en), althans het lichaam, heeft geslagen en/of geschopt en/of geknepen en/of gekrabd, waardoor deze [slachtoffer] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 304 Wetboek van Strafrecht art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 28 mei 2007 te Apeldoorn en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen opzettelijk zijn kind, te weten [slachtoffer] geboren op [2006], tot wiens onderhoud en/of verpleging en/of verzorging hij (als ouder) krachtens wet en/of overeenkomst verplicht was, in hulpeloze toestand heeft/hebben gebracht en/of gelaten, immers heeft/hebben verdachte en zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) - [slachtoffer] door elkaar geschud en/of laten vallen en/of - [slachtoffer] hardhandig/stevig vastgepakt en/of vastgehouden en/of - druk uitgeoefend op het gezicht en/of hoofd en/of schouder en/of arm(en) en/of be(e)n(en), althans het lichaam, van [slachtoffer] en/of - op/tegen/in het gezicht en/of hoofd en/of de schouder en/of arm(en) en/of be(e)n(en), althans het lichaam, geslagen en/of geschopt en/of geknepen en/of gekrabd en/of - toegelaten en/of niet belet dat een of meer van bovengenoemde handeling(en) (tegen welke handeling(en) [slachtoffer] zich niet kon verweren) plaatsvond(en) en/of - (vervolgens) terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans had(den) moeten weten dat [slachtoffer] in een zeer zorgelijke en/of slechte lichamelijke en/of geestelijke toestand verkeerde, geen of niet tijdig bijstand en/of hulp ingeroepen van familie en/of vrienden en/of kennissen en/of (professionele) instanties, terwijl dit/deze feit(en) zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] (te weten: een bovenarmfractuur rechts en/of een onderarmfractuur rechts en/of een of meer onderarmfractu(u)r(en) links en/of een bovenbeenfractuur rechts en/of meerdere ribfracturen en/of een fractuur van het scheenbeen rechts, althans meerdere botbreuken/fracturen en/of meerdere blauwe plekken) tengevolge heeft/hebben gehad; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 255 Wetboek van Strafrecht art 258 Wetboek van Strafrecht art 257 lid 1 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Overweging ten aanzien van het bewijs (voetnoot 1) Aanleiding van het onderzoek/vaststaande feiten 1. Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte B] zijn de ouders en verzorgers van het in de tenlastelegging vermelde meisje [slachtoffer]. In de ten laste gelegde periode woonden zij gedrieën in een hun toebedeeld deel van de woning van de ouders van [medeverdachte B], de hierna vermelde [getuige A] en [getuige B]. Op 28 mei 2007, tweede Pinksterdag, omstreeks 10.40 uur werd [slachtoffer] door haar moeder, [medeverdachte B], naar de huisartsenpost te Apeldoorn gebracht omdat [slachtoffer] uit de armen van [medeverdachte B] zou zijn gevallen en [slachtoffer] daardoor haar arm niet goed zou gebruiken. De dienstdoende huisarts [huisarts], zag dat [slachtoffer] schaafwonden op de neus en bovenlip had en dat de bovenarm in een abnormale stand stond, gezwollen en blauw was. [Huisarts] vond de verklaring van [medeverdachte B] dat haar kind uit haar armen was gevallen niet in relatie staan met de verwonding van [slachtoffer]. De aard van de verwondingen was voor Verdonk een signaal van vermoedelijke kindermishandeling. (voetnoot 2) [kinderarts], kinderarts in de Gelre Ziekenhuizen, locatie, Lukas, te Apeldoorn constateerde bij [slachtoffer] blauwe plekken op de romp en beide bovenbenen en huidverkleuringen, schaafwondjes op onder andere de neuspunt, de kin en het linkerdeel van de hals. Uit nader röntgenonderzoek bleek dat [slachtoffer] op diverse andere plaatsen oude botbreuken had. Omdat [kinderarts] kindermishandeling vermoedde, heeft zij dit gemeld bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Nederland, (hierna: AMK). (voetnoot 3) Op 31 mei 2007 werd namens het AMK aangifte gedaan van mishandeling (voetnoot 4). In de nacht van 25 december 2006 is [slachtoffer] in verband met een hart- en ademstilstand en onderkoeling opgenomen in het voormeld ziekenhuis en na medische behandeling overgebracht naar het Wilhelmina Ziekenhuis in Utrecht. (voetnoot 5) Aan de hart- en ademstilstand heeft [slachtoffer] blijvend letsel overgehouden. In verband met een hersenbeschadiging en een achterstand in de motorische ontwikkeling is [slachtoffer] vanaf 6 februari 2007 onder behandeling gesteld bij [kinderfysiotherapeut], kinderfysiotherapeut. Verdachte en medeverdachte moesten in opdracht van de kinderfysiotherapeut thuis oefeningen met [slachtoffer] doen. Verdachte is met [slachtoffer] op 6 februari 2007, 13 februari 2007, 5 maart 2007, 12 maart 2007 en 16 april 2007 bij de kinderfysiotherapeut geweest. (voetnoot 6) Bij de kinderfysiotherapeut is tijdens deze contacten geen verdenking van mishandeling ontstaan. Zij heeft tot 16 april 2007 geen fracturen bij [slachtoffer] waargenomen. (voetnoot 7) Verdachte is met [slachtoffer] op 7 december 2006, 26 maart 2007 en 14 mei 2007 ter controle bij het consultatiebureau geweest. Op 14 mei 2007 is door de verpleegkundige van het consultatiebureau, [verpleegkundige], een blauwe plek op de wang van [slachtoffer] geconstateerd. (voetnoot 8) [verpleegkundige] zijn op die dagen, behalve de door haar geconstateerde blauwe plek, geen bijzonderheden opgevallen bij [slachtoffer]. (voetnoot 9) Overweging omtrent het bewijs Feit 1 Ten aanzien van de periode van 24 december 2006 tot 25 december 2006 2. Dr. R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent forensische pediatrie destijds verbonden aan Forum, heeft in oktober 2007 in opdracht van het openbaar ministerie/politie de medische bevingen betreffende [slachtoffer] in relatie tot de verklaringen in de verstrekte gegevens beoordeeld. Op 25 december 2006 is sprake geweest van hart- en ademstilstand, leidend tot reanimatie van minimaal 1,5 uur. Tevens was er sprake van een forse ondertemperatuur. Bilo heeft op basis van de bij ontslag op 2 februari 2007 bekende gegevens, geen aanwijzingen gevonden voor een duidelijke oorzaak van de acute klinische noodsituatie, zoals deze werd geconstateerd bij de opname op 25 december 2006. (voetnoot 10) Voor de ribfractuur, die bij [slachtoffer] op 4 januari 2007 voor het eerst werd gezien op de röntgenopname van de borstkas, zijn op basis van de hem bekende gegevens twee mogelijke verklaringen, namelijk de reanimatie en ademhalingsbelemmering door samendrukken van de borstkas. Differentiatie tussen beide mechanismen was op het moment van het opstellen van het rapport onmogelijk. (voetnoot 11) Standpunt van het Openbaar Ministerie 3. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde, nu het tenlastegelegde zwaar lichamelijk letsel door schuld niet bewezen kan worden. Hoewel er vermoedens zijn dat er door verdachte en [medeverdachte B] met [slachtoffer] niet goed is omgegaan en dat er meer aan de hand was dan een spontane extreme onderkoeling en een plotselinge hartstilstand, kan niet bewezen worden dat de ouders hierbij fors nalatig zijn geweest in strafbare zin. Standpunt van de raadsman, verdediging 4. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde, nu op grond van feitelijke informatie in het dossier verdachte geen verwijt kan worden gemaakt van zwaar lichamelijk letsel door schuld. Verdachte ontkent het hem tenlastegelegde. Beoordeling door de rechtbank 5. Blijkens de medische rapportage kan niet worden vastgesteld dat menselijk handelen of nalaten de oorzaak moet zijn geweest van de hart- en ademstilstand en/of de onderkoeling als voormeld. Evenmin kan dus worden vastgesteld dat sprake is van strafrechtelijk verwijtbaar handelen door verdachte en/of de medeverdachte. Daarmee kan dus ook niet bewezen worden dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank zal de verdachte hiervan vrijspreken. Feiten 2 en 3 6. In het proces-verbaal van aangifte is opgenomen dat op 29 mei 2007 bij de politie Apeldoorn door [vertrouwensarts] vertrouwensarts bij het AMK, melding werd gedaan van ernstige kindermishandeling van de 8 maanden oude [slachtoffer]. In de melding werd gesproken over diverse botbreuken in armen en benen van [slachtoffer]. (voetnoot 12) 7. Op 31 mei 2007 werd door [teamleidster AMK], teamleidster bij het AMK, aangifte van zware mishandeling gedaan. In de aangifte is opgenomen dat bij lichamelijk onderzoek, skelet onderzoek en een CT scan van de hersenen de volgende afwijkingen bij [slachtoffer] zijn gevonden: - CT hersenen: geen vers bloed, wel atrofie (gevolgen van oud letsel) - Skelet foto's: verse bovenarmfractuur rechts - iets oudere onderarmfractuur rechts - verse onderarmfractuur links is op twee plaatsen gebroken - verse bovenbeenfractuur rechts - iets oudere onderbeenfractuur rechts (geschat op acht tot tien dagen oud) - oudere ribfracturen. Bij lichamelijk onderzoek zijn de volgende letsels/afwijkingen waargenomen: - slijmvlies beschadiging binnenzijde onderlip - beschadiging neus - diverse blauwe plekken van verschillende kleuren (flanken, voorzijde borstkast, binnenkant bovenbenen) - bloeding linkeroogwit - beschadiging binnenzijde linkerhand - beschadiging links in de hals. (voetnoot 13) Rapport van dr. Bilo 8. Naar aanleiding van de op 28 mei 2007 gemaakte foto's van [slachtoffer] heeft Bilo in voormeld rapport, voor zover relevant, de volgende medische bevindingen beschreven. A. Uitwendig zichtbaar letsel De afwijking in en rond de mond zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het gevolg van een schimmelinfectie, die forensisch gezien, niet relevant is. De bloeding in het oogwit van het linkeroog is niet te dateren. Deze bloedingen veranderen zelden of nooit van kleur. (voetnoot 14) Het letsel aan de neuspunt, een rode verkleuring van de huid, is mogelijk ontstaan door gering drukkend en/of wrijvend contact. (voetnoot 15) Aan de linkerzijde van de hals een drietal (mogelijk vier) lijnvormige, licht gebogen, oppervlakkige, vrijwel horizontale verlopende rode beschadigingen van de huid met korstvorming. De lijnvormige afwijkingen kunnen op diverse manieren worden geduid. De afwijkingen zijn suggestief voor een beschadigend contact met een scherp voorwerp. Er kan sprake zijn van kras- of krabletsel. Ook kan het schaafwondjes betreffen door contact met een voorwerp met scherprandige delen. De rode verkleuring rond de halsplooien kunnen worden verklaard op basis van beginnende smetplekken. (voetnoot 16) Tussen de rechtertepel en het borstbeen rond de verbindingslijn tussen de tepels is een tweetal donkere verkleuringen van de huid. De donkere verkleuring van de huid is vermoedelijk het gevolg van één of twee onderhuidse bloeduitstorting(en) met een doorsnede van circa 1-2 cm, als gevolg van botsend en/of samendrukkend uitwendig geweld. Deze afwijkingen kunnen bijvoorbeeld ontstaan bij stevig vastpakken om of samendrukken van de borstkas. (voetnoot 17) Aan de binnenzijde van het rechter bovenbeen is er sprake van een tweetal blauwe verkleuringen van de huid van elk circa 1 bij 1 cm. De afwijkingen betreffen onderhuidse bloeduitstortingen, die door botsend en/of samendrukkend uitwendig geweld zijn ontstaan. Gezien de configuratie zijn ze suggestief voor "vingerafdrukken". (voetnoot 18) Aan de binnenzijde van het linker bovenbeen is er sprake van een blauwe verkleuring van de huid van elk circa 1 bij 3 cm. De afwijking betreft een onderhuidse bloeduitstorting, die door botsend en/of samendrukkend uitwendig geweld is ontstaan. (voetnoot 19) Op de foto van de romp van [slachtoffer] is een abnormale stand van de rechter bovenarm zichtbaar, met zwellingen ter plaatse van de afwijkende stand. De abnormale stand van de rechter bovenarm en de zwelling worden verklaard door de met de röntgenfoto aangetoonde fractuur. (voetnoot 20) Datering van het uitwendig zichtbaar letsel Over de datering van de afwijkingen in de hals kan geen uitspraak worden gedaan, anders dan dat ze imponeren als recent (uren-dagen).(voetnoot 21) De huidverkleuringen op het lichaam [slachtoffer] betreffen blauwe plekken in verschillende stadia van genezing. Bij sommige plekken is sprake van geelbruine verkleuring en een onscherpe begrenzing. Deze plekken imponeren als bloeduitstortingen van oudere leeftijd. Het is niet mogelijk om een uitspraak te doen over de exacte leeftijd van deze bloeduitstortingen. Hoogstens kan gesteld worden dat ze ouder zijn dan achttien uren.(voetnoot 22) 9. In het rapport wordt ten aanzien van de blauwe plekken geconcludeerd dat in de verstrekte gegevens geen verklaring wordt gevonden voor het ontstaan van de blauwe plekken. Het is niet mogelijk te bepalen wat het ontwikkelingsniveau van [slachtoffer] (met name de mobiliteit van [slachtoffer]) was op het moment van het ontstaan van de blauwe plekken. Hoewel het ontwikkelingsniveau over het algemeen van belang is bij de duiding van blauwe plekken bij jongere kinderen kan, op basis van de lokalisatie (voorzijde borst en binnenzijde dijen), echter worden gesteld dat met name deze afwijkingen op deze lokatie zeer verdacht zijn voor kindermishandeling.(voetnoot 23) B. Fracturen Ten aanzien van de fractuur van de rechterbovenarm (humerus) is geconcludeerd dat het niet kan worden uitgesloten dat een fractuur zoals deze bij [slachtoffer] is aangetroffen, veroorzaakt wordt door een val op de gestrekte arm. [medeverdachte B] stelt dat [slachtoffer] op haar rechterschouder is gevallen. Bij een val op de schouder is de lokalisatie van de fractuur minder tot niet waarschijnlijk. De lokalisatie van de fractuur past meer bij de inwerking van uitwendig mechanisch geweld, anders dan de beschreven val.(voetnoot 24) De fracturen in de beide onderarmen kunnen niet worden verklaard op basis van een val op de rechterschouder. De verklaring van de moeder van [slachtoffer] is om die reden niet plausibel. De fracturen, indien gelijktijdig ontstaan, kunnen worden verklaard op basis van een val op de gestrekte armen, zoals bijvoorbeeld in het kader van een opvangreactie bij een val (waarbij de armen gestrekt worden).(voetnoot 25) De door de moeder van [slachtoffer] beschreven val als verklaring van de combinatie van de fractuur in de rechter bovenarm en de fracturen in beide onderarmen wordt op basis van literatuurgegevens echter onwaarschijnlijk tot uitgesloten geacht.(voetnoot 26) Breuken in het rechterbeen. In de verstrekte gegevens wordt geen plausibele verklaring gevonden voor de aangetroffen fractuur van het rechter dijbeen en voor de torusfractuur van het rechterscheenbeen. Om die reden vormt kindermishandeling, voor zover op basis van de verstrekte gegevens kan worden vastgesteld, de enige plausibele verklaring.(voetnoot 27) Torusfractuur in het rechterscheenbeen. In de verstrekte gegevens wordt geen plausibele verklaring gevonden voor de torusfractuur van het rechterscheenbeen. Om die reden vormt kindermishandeling, voor zover op basis van de verstrekte gegevens kan worden vastgesteld, de enige plausibele verklaring(voetnoot 28). De ribfracturen. Bij [slachtoffer] zijn aan de rechterzijde ribfracturen aangetroffen, die met zekerheid ten minste twee weken oud zijn. De afwijking aan de linkerzijde is suggestief voor een fractuur die ouder is de dan de fracturen aan de rechterzijde. In de verstrekte gegevens wordt geen verklaring gevonden voor de ribfracturen. Ook de behandeling door de fysiotherapeut vormt geen plausibele verklaring. In de verstrekte gegevens worden geen aanwijzingen gevonden dat [slachtoffer] in verband met longproblemen door de kinderfysiotherapeut is behandeld. De begeleiding en behandeling van de kinderfysiotherapeut waren met name gericht op stimulering van de ontwikkeling van [slachtoffer]. Dit betekent dat de positief voorspellende waarde van de ribfracturen bij [slachtoffer] voor kindermishandeling honderd procent bedraagt omdat op basis van de anamnese en de klinische gegevens andere oorzaken van ribfracturen, zoals ziekte of ongeval, uitgesloten konden worden.(voetnoot 29) Datering van de fracturen De fractuur van de rechter bovenarm, de fractuur in de rechter onderarm, de twee fracturen in de linker onderarm en de fractuur in het rechter dijbeen tonen nog geen callusvorming. Ook zijn de fractuurdelen nog goed zichtbaar. Dit betekent dat de fracturen zeker niet ouder zijn dan tien dagen en dat deze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid minder dan enkele dagen oud zijn. De ribfracturen aan de rechterzijde van de ribben tonen duidelijke callusvorming, hetgeen betekent dat de fracturen ouder dan veertien dagen zijn. De afwijking in de costochondrale overgang van een rib aan de linkerzijde is vermoedelijk ouder dan de ribfracturen aan de rechterzijde. Dit betekent dat met zekerheid kan worden vastgesteld dat de fracturen (ongeacht de lokatie) op verschillende tijdstippen zijn ontstaan, waarbij gesteld kan worden dat er in ieder geval sprake is van twee en mogelijk meer dan twee momenten van ontstaan.(voetnoot 30) 10. In aanvulling op het bovenstaande rapport van oktober 2007 heeft de rechtbank ter terechtzitting van 24 oktober 2008 Bilo als deskundige gehoord. Bilo heeft ter terechtzitting de conclusies uit zijn eerdergenoemde rapportage bevestigd. Hij heeft verklaard dat hij alle verklaringen die tot 12 maart 2008 zijn afgelegd en die zich in het onderhavige dossier bevinden heeft gezien en bij zijn rapportage heeft betrokken. Ten aanzien van de datering van de bij [slachtoffer] op het lichaam geconstateerde bloeduitstortingen heeft hij verklaard dat de enige indicator de gele of geel/bruine verkleuring is en dat op basis daarvan uitgesloten moet worden dat deze bloeduitstortingen maanden oud zijn. Als de bloeduitstorting jonger dan achttien uren is dan ontstaat er geen gele verkleuring. Gelet op het ontwikkelingsniveau van [slachtoffer] en de plaats van de bloeduitstortingen en de blauwe plekken op de borst is het volgens Bilo uitgesloten dat [slachtoffer] dit letsel zelf heeft toegebracht. Bilo heeft verklaard dat op 27 mei 2007 verse fracturen zijn geconstateerd, te weten twee in de rechterarm en twee in de linkerarm en één in het rechterdijbeen. Bilo heeft ten aanzien van de fracturen in de ledematen verklaard, dat het van het ontwikkelingsniveau en de beweeglijkheid van het kind afhangt of het last heeft van de fractuur. Als het kind last heeft zal het kind minder bewegen. De iets oudere fractuur in het rechter onderbeen levert geen pijn op, aldus Bilo. Bilo heeft voorts verklaard dat ribfracturen geen klachten hoeven te veroorzaken. Dergelijke fracturen zijn pas vast te stellen op foto's. Als de ribben niet belast worden en het kind niet al te beweeglijk is, dan hoeft een kind daar geen last van te hebben. Bij het spelen van "vliegtuigje" is het mogelijk dat het kind ten gevolge daarvan pijn ondervindt. Als een baby echter bij een dergelijk spel begint te huilen dan kunnen hiervoor ook andere oorzaken zijn. De ribfracturen moeten volgens Bilo zijn veroorzaakt door handelingen die veel verder gaan dan de normale zorg, omdat in een normale omgang met een kind de fracturen zoals die bij [slachtoffer] zijn geconstateerd, niet ontstaan. De vraag of de oefeningen die verdachte en [medeverdachte B] met de benen [slachtoffer] hebben gedaan mogelijk de breuk in de benen hebben veroorzaakt, kan slechts beantwoord worden als de oefeningen worden voorgedaan. Niet elke wijze van oefening levert volgens Bilo een breuk op zoals bij [slachtoffer] is geconstateerd. De fracturen die zijn geconstateerd kunnen volgens Bilo, mede gelet op het feit dat de fracturen op verschillende momenten zijn ontstaan, niet slechts door één val uit de armen van de moeder zijn veroorzaakt. Verzorging van [slachtoffer] 11. Getuigen [getuige B] (voetnoot 31) en [getuige A] (voetnoot 32), de ouders van [medeverdachte B], hebben bij de politie verklaard dat verdachte en [medeverdachte B] zich bezig hielden met de dagelijkse verzorging van [slachtoffer]. Getuige [getuige B] heeft verklaard dat als het nodig was, zij wel eens oppaste. Het oppassen duurde dan hooguit twintig minuten. Zij heeft niet de verzorging voor [slachtoffer] gehad. Af en toe heeft zij een luier bij [slachtoffer] verschoond.(voetnoot 33) Getuige [getuige C], broer van medeverdachte [medeverdachte B], heeft bij de politie verklaard dat hij nooit alleen met [slachtoffer] was.(voetnoot 34) Door verdachte en medeverdachte is dit niet weersproken. Verklaringen/Gedragingen van verdachte en de medeverdachte [medeverdachte B] 12. Verdachte heeft bij de politie de hem tenlastegelegde gedragingen ontkend en hij heeft zich verder op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting heeft verdachte de bij de politie afgelegde verklaring over de nacht van 27 mei 2007 herroepen als, in die zin leugenachtig dat hij in die nacht wel degelijk thuis was. Verdachte heeft vervolgens verklaard dat hij bij thuiskomst direct is gaan slapen en de volgende ochtend door [medeverdachte B] vanuit het ziekenhuis is wakker gebeld. Verdachte heeft ten slotte erkend dat [medeverdachte B] hem een paar keer heeft gezegd dat hij de oefeningen met [slachtoffer] te hard deed. 13. Nadat zij bij de politie omtrent de achtergrond van de letsels weinig duidelijkheid had verschaft heeft [medeverdachte B] in een handgeschreven brief, die zij op 25 februari 2008, bij de politie heeft bezorgd, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.(voetnoot 35) Voor de 24e december 2006 heeft zij een keer gezien dat [slachtoffer] bij verdachte in de armen lag te huilen en dat hij haar schudde omdat ze moest ophouden met huilen. [medeverdachte B] schrok en zij heeft [slachtoffer] meteen gepakt. Verdachte zei alleen een paar keer dat hij [slachtoffer] niet had geslagen. In maart 2007 kwam [medeverdachte B] erachter dat verdachte niet goed tegen het gehuil van [slachtoffer] kon. Hij raakte geïrriteerd en hij wist niet hoe hij ermee moest omgaan. Over de oefening met [slachtoffer] heeft [medeverdachte B] het volgende verklaard: "Ook merkte ik dat verdachte wat hardhandig deed bij de oefeningen, te hard met de armen en benen. Ik had hem hier meteen op aangesproken, omdat hij z'n eigen kracht niet kent en hij is behoorlijk sterk, hij zei dat hij het niet zo hard deed en dat het alleen zo werkte, ik vond dat niet goed, als ik haar over wou nemen protesteerde hij en zei dat ie wist wat ie deed en had niet in de gaten dat het echt te hard ging."(voetnoot 36) [medeverdachte B] heeft vooral in de maanden april en mei 2007 veel met verdachte gepraat, omdat zij vond dat verdachte te hardhandig met de oefeningen was en dat het niet goed was als [slachtoffer] daardoor moest huilen. Verdachte zei dat dit kwam omdat [slachtoffer] zo stijf was en dat hij daarom harder door moest duwen, omdat het anders niet zou helpen. [medeverdachte B] zei hem dat hij zijn eigen kracht niet kende.(voetnoot 37) In maart, april en mei 2007 heeft [medeverdachte B] verschillende keren gemerkt dat als zij in huis van boven naar beneden kwam [slachtoffer] huilde en verdachte soms schrok als [medeverdachte B] naar beneden kwam en dat hij [slachtoffer] dan gauw aan [medeverdachte B] gaf. Verdachte gaf [slachtoffer] vaak medicijnen. Omdat [slachtoffer] het medicijn niet lekker vond, moest hij haar goed vasthouden en in haar de wangen knijpen om te voorkomen dat het medicijn uit de mond liep. [medeverdachte B] vond dit vervelend om te zien. Zij was bang dat verdachte toch iets te hardhandig was en dat daardoor de blauwe plek op de wang van [slachtoffer] kwam, aldus [medeverdachte B].(voetnoot 38) In april 2007/mei 2007 kwam [medeverdachte B] er achter dat [slachtoffer] last had als zij [slachtoffer] optilde. Als zij [slachtoffer] boven zich hield dan gaf [slachtoffer] een schreeuw(voetnoot 39). In mei 2007 heeft zij gezien dat verdachte [slachtoffer]'s mond dichthield toen zij moest huilen.(voetnoot 40) In mei 2007 heeft [medeverdachte B] gezien dat [slachtoffer] een paar kleine blauwe plekken had en dat zij ook wel eens krassen in haar nek had.(voetnoot 41) [medeverdachte B] heeft voorts verklaard dat verdachte het niet leuk vond dat [slachtoffer] zo vaak bij hem huilde en dan bij haar weer stil was. Als [slachtoffer] soms bij verdachte huilde en haar van hem wilde overpakken, werd verdachte boos en gaf hij [medeverdachte B] soms een duw, waardoor zij soms niets meer durfde te doen. Verdachte legde [slachtoffer] soms wat aan de harde kant in bed.(voetnoot 42) De laatste weken voor 28 mei 2007 heeft [medeverdachte B] [slachtoffer] mee naar boven genomen, zodat verdachte zich niet op haar kon afreageren. [medeverdachte B] nam [slachtoffer] ook overal mee naartoe. Soms heeft zij [slachtoffer] bij verdachte achter gelaten. [medeverdachte B] zei dan tegen verdachte dat hij weg moest lopen als hij niet tegen het huilen kon, aldus [medeverdachte B].(voetnoot 43) 14. Nadat [medeverdachte B] de voormelde brief had geschreven heeft zij bij de politie met betrekking tot het weekend van 27 en 28 mei 2007 (Pinksterweekend) het volgende verklaard. Op zondagmorgen 27 mei 2007 is [medeverdachte B] om 9.00-10.00 uur naar boven gegaan en is zij een tijdje weggeweest. Op een gegeven moment hoorde [medeverdachte B] [slachtoffer] krijsen, gewoon schreeuwen. [medeverdachte B] is naar beneden gegaan en zij zag dat verdachte schrok toen [medeverdachte B] binnenkwam. [medeverdachte B] zag dat de neus van [slachtoffer] rood was en dat ze een krasje in de hals had. Verdachte zei dat [slachtoffer] zichzelf had gekrast. Verdachte wilde [slachtoffer] niet aan [medeverdachte B] gegeven. Hij legde haar in het bedje en [medeverdachte B] mocht geen speentje in de mond van [slachtoffer] stoppen. Verdachte duwde [medeverdachte B] weg bij het bedje. Daarna is verdachte weggegaan. [medeverdachte B] heeft verdachte naar de bushalte gebracht en toen zij thuis kwam, huilde [slachtoffer] weer. [medeverdachte B] heeft de temperatuur van [slachtoffer] opgenomen en die was rond 38 graden. Rond 14.00 uur werd [slachtoffer] krijsend wakker. [medeverdachte B] heeft toen weer de temperatuur van [slachtoffer] opgenomen en haar verschoond. [medeverdachte B] heeft [slachtoffer] zoveel mogelijk in bed laten slapen.(voetnoot 44) Rond 19.00-20.00 uur, na de voeding, heeft [medeverdachte B] [slachtoffer] laten vallen toen [slachtoffer] een onverwachtse beweging maakte.(voetnoot 45) [slachtoffer] viel op haar gezicht en zij lag op haar linkerarm.(voetnoot 46) Vervolgens is verdachte rond 23.00-00.00 uur teruggekomen. Toen hij die avond terug kwam, was hij dronken of stoned. Hij was in ieder geval volgens [medeverdachte B] niet nuchter. Verdachte pakte [slachtoffer] op en [medeverdachte B] was bang voor hem, omdat hij haar heel agressief aankeek. [medeverdachte B] mocht van verdachte [slachtoffer] geen speen geven en hij zei tegen haar dat hij [slachtoffer] geen pijn zou doen. [slachtoffer] bleef huilen. [medeverdachte B] probeerde [slachtoffer] over te nemen, maar hij duwde [medeverdachte B] telkens hard weg. [medeverdachte B] verklaart: "Hij was gewelddadig. Hij was anders. Ik was aan het schreeuwen en huilen." (voetnoot 47) [medeverdachte B] zag dat verdachte [slachtoffer] stevig vasthield en hij wilde de speen in haar mond doen. [medeverdachte B] had vaker gezien dat verdachte de mond van [slachtoffer] dichthield in verband met de speen. [slachtoffer] schreeuwde omdat ze overstuur was. [medeverdachte B] mocht niet bij haar in de buurt komen en wist niet wat zij moest doen. [medeverdachte B] was bang dat verdachte haar zou slaan. Verdachte keek agressief en hij duwde [medeverdachte B] weg. Verdachte hield [slachtoffer] gespannen vast. Het zag er anders uit dan gewoon wiegen, aldus [medeverdachte B].(voetnoot 48) [medeverdachte B] is daarna elke keer uit bed gegaan om te kijken of het goed ging met [slachtoffer].(voetnoot 49) 4 De volgende ochtend, 28 mei 2007, tussen 08.00 uur en 09.00 uur haalde [medeverdachte B] [slachtoffer] uit haar bedje en toen merkte zij dat de rechter bovenarm los zat en zag zij ook dat het dik en blauw was(voetnoot 50). Standpunt van het Openbaar Ministerie 15. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 2 primair en onder 3 tenlastegelegde. Gelet op de het geconstateerde letsel, de rapportage van Bilo en met name de verklaring van medeverdachte [medeverdachte B] is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] op verschillende momenten geweld heeft aangedaan en wel zodanig dat dat zware mishandeling oplevert. Op welke wijze geweld door verdachte is toegepast is niet concreet te benoemen, maar de officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wel vast staat dat verdachte [slachtoffer] met kracht heeft vastgepakt en gehouden, druk op haar lichaam het uitgeoefend en anderszins geweld ten aanzien van [slachtoffer] heeft gebruikt, waardoor zij meerdere botbreuken heeft opgelopen in de periode van februari 2007 tot 28 mei 2007. De officier van justitie gaat er daarbij van uit dat het geweld op verschillende manieren plaatsvond en op grond van met name de verklaring van medeverdachte [medeverdachte B] lijkt dat geweld voort te komen uit agressief gedrag van verdachte, vooral als [slachtoffer] huilde. Door geweld uit te oefenen op een baby heeft verdachte bewust de kans aanvaard dat de baby zwaar letsel zou oplopen. Verdachte heeft volgens de officier van justitie het besef gehad en moeten hebben van het gevaar van zijn handelen voor een baby als [slachtoffer]. 16. De officier van justitie acht ook bewezen dat verdachte [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten. Hij is verantwoordelijk te houden voor de letsels die bij [slachtoffer] zijn ontstaan en hij heeft nooit zelf medische hulp ingeroepen en ook anderszins geen hulp gezocht. Hierdoor is [slachtoffer] niet tijdig bij artsen terecht gekomen en heeft er geen (tijdige) behandeling van de letsels plaatsgevonden. Door dit in hulpeloze toestand brengen en laten heeft [slachtoffer] zwaar letsel in de vorm van meerdere botbreuken opgelopen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het zware letsel van [slachtoffer] kan worden toegerekend aan verdachte als gevolg van diens agressieve gedrag en ook als gevolg van diens nalaten vervolgens adequate medische hulp in te roepen. Standpunt van de raadsman, verdediging 17. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 tenlastegelegde, omdat er geen overtuigend bewijs is. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde ontkent verdachte dat hij, alleen of in vereniging, [slachtoffer] opzettelijk ernstig letsel heeft toegebracht. Verdachte heeft zich gerealiseerd dat het letsel van [slachtoffer] van buitenaf moet zijn ontstaan. De verdenking jegens verdachte is voor een belangrijk deel gestoeld op de conclusies in het rapport van Bilo, die geweld van buitenaf, kindermishandeling, als enige oorzaak noemt van het op 28 mei 2007 geconstateerde letsel, alsmede op de verklaringen van [medeverdachte B]. Op basis van het dossier is het niet helemaal duidelijk hoe de kring van verdachten uiteindelijk is teruggebracht tot de beide ouders van [slachtoffer]. Voor verdachte is het onbegrijpelijk op grond waarvan andere bewoners in het huis als verdachte zijn afgevallen. Dit mede gezien het feit dat, met uitzondering van [medeverdachte B], niemand aangeeft iets van de feitelijke geweldsuitoefeningen op [slachtoffer] door verdachte en [medeverdachte B] te hebben waargenomen. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat [medeverdachte B] verdachte als dader van de geweldsuitoefening duidt en dat dit de vraag oproept wat zij nu daadwerkelijk zegt te hebben waargenomen van die geweldsuitoefening door verdachte op verschillende momenten en vervolgens, of die verklaringen feitelijk juist blijken dan wel geloofwaardig zijn. De verdediging stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van zware mishandeling. De raadsman betwist dat bij gebrek aan wetenschap het lichamelijke contact tussen verdachte en [slachtoffer] letsel heeft veroorzaakt. Indien verdachte door zijn handelen wel letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt, dan blijkt niet van opzet van verdachte om [slachtoffer] pijn te doen dan wel letsel toe te brengen. Volgens de raadsman is het dan meer een kwestie van onhandigheid of het niet kennen van zijn eigen krachten. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte tot 28 mei 2007 geen wetenschap had dat er voor [slachtoffer] pijnlijke en schadelijke handelingen hadden plaatsvonden. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte zou hebben toegekeken of weggekeken terwijl hij wist dat iemand zijn dochter pijn deed noch dat door dat niet ingrijpen zwaar letsel is ontstaan. De verdachte ontkent het onder 2 en 3 tenlastegelegde. Beoordeling door de rechtbank 18. De rechtbank stelt voorop dat op basis van het eerdervermelde rapport van Bilo en diens verklaring ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat het letsel van [slachtoffer] is veroorzaakt door geweld van buitenaf en dat kindermishandeling de enige plausibele verklaring is voor het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel. 19. Ten aanzien van het verweer van de raadsman over de beperking van de kring van verdachten, overweegt de rechtbank het volgende. Uit de verklaringen van [getuige B] en [getuige A], de ouders van [medeverdachte B], en [getuige C], de broer van [medeverdachte B] blijkt dat verdachte en [medeverdachte B] voornamelijk de zorg voor [slachtoffer] hadden en dat de moeder van [medeverdachte B] slechts af en toe kortstondig oppaste en niet de verzorging voor [slachtoffer] had. [medeverdachte B] en verdachte hebben overigens zelf ook verklaard, dat de verzorging voor [slachtoffer] voornamelijk bij hen lag. De broer van [medeverdachte B] heeft zelfs verklaard nooit alleen te zijn geweest met [slachtoffer]. Gelet op deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn om er ernstig rekening mee te houden dat enige andere personen verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het letsel bij [slachtoffer], zodat de rechtbank voorbij gaat aan het verweer van de raadsman. 20. De raadsman wordt voorts niet gevolgd in zijn betoog dat de verklaringen van [medeverdachte B] feitelijk onjuist althans ongeloofwaardig zouden zijn. De beschrijving van [medeverdachte B] over de omgang van verdachte met zijn dochter is gedetailleerd. De rechtbank hecht geloof aan de handgeschreven verklaring, waarin zij het gedrag van verdachte op een authentiek overkomende wijze beschrijft. Zij heeft deze handgeschreven verklaring afgegeven, waar zij geruime tijd over heeft kunnen nadenken. Daar staat tegenover de leugenachtige verklaring van verdachte dat hij in de nacht van 27 mei 2007 niet thuis was. Dat [medeverdachte B] op zondagavond 27 mei 2007 op het internet naar "gebroken arm baby" heeft gezocht, doet niet af aan de betrouwbaarheid van de door [medeverdachte B] afgelegde verklaring, nu zij heeft verklaard dat zij [slachtoffer] uit haar armen heeft laten vallen en dit dus niet heeft verzwegen. Voorts wordt in dit verband in aanmerking genomen de verklaring van Bilo dat de bij [slachtoffer] geconstateerde fracturen, mede gelet op het feit dat de fracturen op verschillende momenten zijn ontstaan, niet slechts door één val uit de armen van verdachte kunnen zijn veroorzaakt. De rechtbank hecht op basis van het voorgaande meer waarde aan de verklaringen van [medeverdachte B] dan aan de door verdachte afgelegde verklaringen. Uit de verklaringen van [medeverdachte B] valt op te maken, dat zij ter wille van de relatie aanvankelijk probeerde verdachte als schuldige uit te sluiten, maar dat zij geleidelijk inziet dit niet te kunnen volhouden. Nu uit niets blijkt, dat [medeverdachte B] zelf (ook) hardhandig of geïrriteerd jegens [slachtoffer] placht op te treden, (verdachte stelt dit ook niet), bestaat geen aanleiding ernstig rekening te houden met de mogelijkheid, dat [medeverdachte B] valt aan te merken als (hoofd) schuldige met betrekking tot de bij [slachtoffer] geconstateerde (zware) letsels en dat zij om die reden heeft besloten in belastende zin over verdachtes omgang met [slachtoffer] te verklaren. 21. Gelet op het vorenoverwogene en mede gelet op de door [medeverdachte B] afgelegde verklaringen is de rechtbank van oordeel dat er geen enkele aanwijzing is voor de juistheid van de stelling van de raadsman dat een ander dan verdachte het bij [slachtoffer] aangetroffen oude en verse letsel moet hebben veroorzaakt. De rechtbank moet, gelet op het voorgaande, integendeel concluderen, dat deze letsels (voor het merendeel) door verdachte zijn veroorzaakt. 22. Met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde, stelt de rechtbank voorop dat het in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde opzet moet zijn gericht op het gevolg, te weten zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek te weinig informatie heeft opgeleverd om te kunnen vaststellen wanneer en op welke wijze de diverse letsels precies zijn ontstaan. Hieruit volgt dat evenmin overtuigend bewijsmateriaal aanwezig is voor de vergaande conclusie, dat verdachte op zijn minst zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij door zijn handelen bij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letstel zou veroorzaken. De rechtbank is van oordeel dat opzet op zware mishandeling daarom niet bewezen kan worden en dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde. 23. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte is door [medeverdachte B] herhaaldelijk er op gewezen dat hij te hardhandig was met de oefeningen bij [slachtoffer]. Ook blijkt uit de verklaring van [medeverdachte B] dat hij [slachtoffer] te stevig heeft vastgepakt. Dat verdachte mogelijk zijn eigen krachten niet kent maakt het niet anders, omdat hij daarvoor door [medeverdachte B] is gewaarschuwd. Daarbij is het een feit van algemene bekendheid dat baby's uiterst kwetsbaar zijn voor alle vormen van geweld en/of te ruwe behandeling. Uit het feit dat het letsel op verschillende momenten is ontstaan, zoals blijkt uit de rapportage van Bilo, concludeert de rechtbank dat verdachte met zijn soms door irritatie versterkte, ruwe gedrag is doorgegaan. Daarbij kan hem niet zijn ontgaan dat [slachtoffer] daar met huilen en krijsen negatief op reageerde. Onder deze omstandigheden laten de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat verdachte zich willens en wetens ten minste heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij door zijn handelen pijn en letsel bij zijn kind zou veroorzaken. Het onder 2 subsidiair tenlastegelegde kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. 24. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende. Uit de verklaring ter terechtzitting van Bilo blijkt dat het kind geen last hoeft te hebben van de botbreuken als het niet te beweeglijk is en rustig blijft liggen. Voorts is gebleken dat de dagelijkse verzorging van [slachtoffer] voornamelijk bij [medeverdachte B] lag. Niet is gebleken dat verdachte [slachtoffer] heeft weggehouden bij artsen. [medeverdachte B] is met [slachtoffer] regelmatig naar de kinderfysiotherapeut en het consultatiebureau geweest. De kinderfysiotherapeut en de medewerkster van het consultatiebureau hebben, behalve de door de medewerker van het consultatiebureau op 14 mei 2007 geconstateerde blauwe plek op de wang, geen letsel bij [slachtoffer] geconstateerd dat mogelijk op kindermishandeling zou wijzen. Verdachte heeft voorts niet belet dat [medeverdachte B] op 28 mei 2008 naar de huisartsenpost ging. Op grond van het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat verdachte vóór 28 mei 2007 wist dat [slachtoffer] in de beschreven situatie verkeerde, zodat voor de periode voorafgaande aan 28 mei 2007 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten. De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde. Bewezenverklaring 25. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij in de periode van 1 februari 2007 tot en met 28 mei 2007 te Apeldoorn opzettelijk mishandelend zijn dochter [slachtoffer], geboren op [2006], - hardhandig/stevig heeft vastgepakt en vastgehouden en - druk heeft uitgeoefend op het gezicht en/of armen en/of benen van [slachtoffer] en/of - op/tegen/in het gezicht en/of hoofd en/of armen en/of benen, heeft geknepen en/of gekrabd, waardoor deze [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde 26. Het bewezene levert op het misdrijf: Feit 2 subsidiair: Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte 27. Omtrent de persoon van verdachte is een psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport gedateerd 10 oktober 2008, opgemaakt door P.E. Geurkink, psycholoog , en J.J. van Renesse (psychiater), beiden werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht. De conclusies in het rapport luiden -kort samengevat- als volgt. Bij betrokkene is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is hij laaggemiddeld intelligent, mogelijk zelfs zwakbegaafd, waarbij de taalcomponent overigens een rol speelt. Betrokkenes persoonlijkheidsstoornis wordt vooral gekenmerkt door een gebrekkige beheersing van impulsieve agressie, een geringe frustratietolerantie, gebrekkige empathische vermogens en een tekortschietende gewetensfunctie bij een parasitaire levensstijl waarbij primaire behoeftebevrediging voorop staat. Bij de geringe frustratietolerantie van betrokkene speelt niet alleen zijn beperking in het overzien van complexe situaties een rol, maar ook zijn egocentrisme. In situaties waarin hij het overzicht verliest of wanneer de dingen niet gaan zoals hij wil, kan betrokkene in zijn behoeften gefrustreerd raken en overgaan tot (disproportioneel) geweld. Ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezen, was er bij betrokkene sprake van bovenvermelde persoonlijkheidsstoornis. Uit betrokkenes pathologie zijn de ten laste gelegde feiten, voor zover bewezen, niet zonder meer te verklaren en door de beperkte gegevens met betrekking tot de toedracht is evenmin een uitspraak te doen over mogelijke doorwerking van beperking in de persoonlijkheid van betrokkenen op het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt betrokkene ten aanzien van het hem tenlastegelegde, indien bewezen, te beschouwen als volledig toerekeningsvatbaar. Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over. 28. Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 29. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte op basis van bewezenverklaring van de feiten 2 primair, het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en 3, het in hulpeloze toestand brengen en laten van zijn kind, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. 30. De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is. Verdachte heeft aangevoerd dat hij ook nog vanwege een andere veroordeling een straf moet uitzitten. 31. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 32. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf door zijn weerloze, gehandicapte dochter te mishandelen. Hij heeft, ondanks het feit dat hij daarop meerdere malen door zijn partner is aangesproken, gedurende een periode van enkele maanden op te hardhandige wijze de voorgeschreven fysiotherapeutische oefeningen met zijn dochter uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat deze oefeningen en andere te ruwe optredens van verdachte hebben geleid tot (het merendeel van) de bij [slachtoffer] vastgestelde oude breuken. In de nacht van 27 op 28 mei 2008 heeft verdachte uit irritatie/boosheid zijn dochter zodanig hardhandig behandeld dat daardoor bij haar nieuwe botbreuken moeten zijn ontstaan. Voorts heeft hij bij andere gelegenheden kennelijk zijn dochter zodanig behandeld dat bij haar blauwe plekken zijn ontstaan. Het op een dergelijke wijze behandelen van weerloze kinderen is volstrekt ontoelaatbaar, en de rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, als persoon bij wie zijn dochter veilig zouden moeten zijn, zich zo heeft misdragen. 33. Ten nadele van verdachte wordt in aanmerking genomen dat verdachte al meerdere malen in verband met geweldsdelicten is veroordeeld. Verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de onjuistheid van zijn handelen. De rechtbank leidt daaruit af dat er kans op recidive bestaat. Verdachte is voorts volledig toerekeningsvatbaar te achten. 34. De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. De rechtbank zal evenwel een beduidend lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat alleen feit 2 subsidiair, de meermalen gepleegde mishandeling, bewezen zal worden verklaard en verdachte van de overige feiten zal worden vrijgesproken. 35. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk zal worden opgelegd, passend en geboden. 36. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats om verdachte er van te weerhouden dat hij in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal begaan. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf. Aldus gewezen door mrs. Hemrica, voorzitter, Van Harreveld en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2008. Mr. Vaandrager is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. Voetnoten: 1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van de in wettelijk opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL08-201382, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 8 april 2008. 2 Proces-verbaal van verhoor van getuige [huisarts], p. 77. 3 Proces-verbaal van verhoor van getuige [kinderarts], p. 94-96. 4 Proces-verbaal van aangifte door [teamleidster AMK], p.33-35. 5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [kinderarts], p. 92. 6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [kinderfysiotherapeut], p. 80-82. 7 Verklaring van getuige [kinderfysiotherapeut] bij de rechter-commissaris, p. 3. 8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [verpleegkundige], p. 151. 9 Verklaring van getuige [verpleegkundige] bij de rechter-commissaris, p. 4. 10 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), p. 328 en p. 338. 11 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), p. 328 en p. 338. 12 Proces-verbaal van aangifte door [teamleidster AMK], p.33-35. 13 Proces-verbaal van aangifte door [teamleidster AMK], p.34-35. 14 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), p. 347. 15 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), IV,-7, ongenummerde pagina. 16 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), IV,-8, ongenummerde pagina. 17 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), IV,-11, ongenummerde pagina. 18 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), IV,-12, ongenummerde pagina. 19 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, IV,-13, ongenummerde pagina. 20 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), IV,-14, ongenummerde pagina. 21 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), p. 347. 22 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, p. 349. 23 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), p. 357. 24 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), p. 371. 25 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), p. IV-41, ongenummerde pagina. 26 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), p. 375 en 388. 27Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), p. 377. 28 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), p. 378. 29 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie, (schriftelijk bescheid), p. 388. 30 Forensisch Pediatrisch Dossier 2007-107 van oktober 2007, van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent pediatrie,(schriftelijk bescheid), p. 387. 31 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], p. 167. 32 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p. 195. 33 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], p. 167. 34 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], p. 205. 35 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p. 512. 36 Handgeschreven ongedateerde brief van medeverdachte [medeverdachte B], p 4. 37 Handgeschreven ongedateerde brief van medeverdachte [medeverdachte B], p 6. 38 Handgeschreven ongedateerde brief van medeverdachte [medeverdachte B], p 5. 39 Handgeschreven ongedateerde brief van medeverdachte [medeverdachte B], p 6. 40 Handgeschreven ongedateerde brief van medeverdachte [medeverdachte B], p 7. 41 Handgeschreven ongedateerde brief van medeverdachte [medeverdachte B], p 8. 42 Handgeschreven ongedateerde brief van medeverdachte [medeverdachte B], p 9. 43 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p. 539. 44 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p. 521. 45 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p. 533/534. 46 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p. 535. 47 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p. 524/525. 48 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p. 529/530. 49 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p. 524/525. 50 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], p. 595.