
Jurisprudentie
BG3759
Datum uitspraak2008-07-24
Datum gepubliceerd2008-11-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers106.006.202/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers106.006.202/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Ontbinding arbeidsovereenkomst. Vergoeding kantonrechter heeft uitsluitend betrekking op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast geen ruimte voor schadeloosstelling volgens sociaal plan. Kantonrechter heeft (criteria van) sociaal plan meegewogen. Niet ontvankelijk.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
APPELLANT IN PRINCIPAAL BEROEP,
VERWEERDER IN VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL BEROEP,
procureur: mr. W. van de Meer de Walcheren,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COMPASS GROUP NEDERLAND HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE IN PRINCIPAAL BEROEP,
APPELLANTE IN VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL BEROEP,
procureur: mr. M.P. Vogel.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Bij dagvaarding van 17 januari 2007 is appellant, [appellant], in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 18 oktober 2006 in deze zaak onder kenmerk 753673 CV EXPL 06-4164 gewezen tussen hem als eiser en geïntimeerde, Compass, als gedaagde.
1.2 [Appellant] heeft bij memorie één grief geformuleerd en toegelicht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog, kort gezegd, uitvoerbaar bij voorraad, zijn volledige vordering in eerste aanleg zal toewijzen, met veroordeling van Compass in de kosten van het geding in beide instanties.
1.3 Daarop heeft Compass geantwoord en voorwaardelijk incidenteel beroep ingesteld. Daarbij heeft zij vijf grieven geformuleerd en toegelicht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen dan wel in geval van toewijzing van de vordering van [appellant] tot een bedrag van € 256.234,47 bruto de reeds gedane betaling van € 180.000 daarop in mindering zal brengen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
1.4 Vervolgens heeft [appellant] in voorwaardelijk incidenteel beroep geantwoord en geconcludeerd dat het hof de grieven in voorwaardelijk incidenteel beroep zal verwerpen, met veroordeling van Compass – naar het hof begrijpt - in de kosten van het incidentele beroep.
1.5 Ten slotte is arrest gevraagd.
2. Beoordeling
2.1. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.14 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat tussen partijen geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
2.2 Het gaat in deze zaak om het volgende. [Appellant] is van 1 juni 1985 tot 1 juli 2005 in dienstbetrekking geweest bij Compass, laatstelijk in de functie van directeur Inkoop en Marketing. Na oprichting van een inkooporganisatie, de vennootschap naar Zwitsers recht Sevita, zijn de inkoopactiviteiten van Compass in 2004 daaraan overgedragen. Compass en Sevita behoren beide tot de Compass-group. In verband met de daaruit voortvloeiende overdracht van inkoopactiviteiten is de organisatiestructuur van Compass aangepast. Op 15 maart 2005 is een sociaal plan met de vakbonden overeengekomen. Aan [appellant] is een functie bij Sevita aangeboden, welke functie door hem niet is aanvaard. Op verzoek van Compass heeft de kantonrechter te Amsterdam bij beschikking van 26 mei 2005 onder kenmerk EA 05-1928 de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 juli 2005 onder toekenning van een ontslagvergoeding van € 180.000 bruto aan [appellant].
2.3 [Appellant] heeft nadat deze beschikking was gegeven Compass in de onderhavige zaak gedagvaard voor de kantonrechter en gevorderd Compass te veroordelen tot betaling van € 256.234,67 bruto, althans € 76.234,47 bruto, met rente. [Appellant] legt aan deze vordering ten grondslag goed werkgeverschap en de bepalingen van het sociaal plan, welke aanspraken niet door de kantonrechter bij de beoordeling van het ontbindingsverzoek zijn meegewogen.
2.4 Indien de door [appellant] voorgedragen grief slaagt, zal het hof de stellingen van Compass uit de eerste aanleg op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep dienen te beoordelen, alsmede het voorwaardelijk ingesteld incidenteel beroep. De meest verstrekkende stelling van Compass is dat [appellant] niet ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat de kantonrechter in de zaak die heeft geleid tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het sociaal plan heeft betrokken in de beoordeling van het ontbindingsverzoek. De ontbindingsvergoeding heeft exclusieve werking en er is dus geen ruimte voor cumulatie van een ontbindingsvergoeding en een schadeloosstelling op grond van het sociaal plan in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, aldus Compass. Het hof zal om proceseconomische redenen deze stelling als eerste bespreken.
2.5 De kantonrechter heeft het beroep van Compass op de niet-ontvankelijkheid verworpen, omdat in de ontbindingsbeschikking van 26 mei 2005 de kantonrechter weliswaar het sociaal plan onder de opsomming van feiten heeft opgenomen, maar hij in de rechtsoverwegingen die betrekking hebben op de beoordeling van het ontbindingsverzoek geen blijk heeft gegeven dat hij daarmede rekening heeft gehouden.
2.6 Het hof stelt bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van de vorderingen van [appellant] in deze zaak het navolgende voorop. Indien de kantonrechter een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toewijst wegens verandering in de omstandigheden, kan hij, zo hem dat met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt, aan een van de partijen ten laste van de wederpartij een vergoeding toekennen. Deze vergoeding heeft betrekking op de omstandigheden die de beëindiging van de arbeidsovereenkomst betreffen. Zij kan geen betrekking hebben op aanspraken die tijdens de dienstbetrekking zijn ontstaan en geen verband houden met de (wijze van) beëindiging van de arbeidsovereenkomst of de gevolgen daarvan.
2.7 Het sociaal plan is een overeenkomst tussen werkgever en de vakbonden waaraan werknemers ook rechten kunnen ontlenen die buiten de door de kantonrechter te maken beoordeling van de (wijze van) beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de gevolgen daarvan vallen en welke rechten derhalve een aanspraak kunnen geven die zelfstandig, althans afzonderlijk van de ontbindingsprocedure, in rechte kunnen worden afgedwongen.
2.8 [Appellant] stelt zich in dit geding op het standpunt dat Compass op grond van het sociaal plan en eisen van goed werkgeverschap ertoe gehouden is [appellant] bij het einde van de arbeidsovereenkomst een vergoeding toe te kennen ter hoogte van de schadeloosstelling op grond van het sociaal plan, te weten een bedrag van € 256.234,67 bruto onverminderd de door de kantonrechter bij beschikking van 25 mei 2005 toegekende bruto vergoeding van € 180.000, subsidiair onder aftrek daarvan.
2.9 De processtukken van de ontbindingszaak zijn in dit geding gebracht en beide partijen beroepen zich daarop. Compass heeft in de ontbindingszaak primair verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder enige vergoeding omdat [appellant] in het kader van de reorganisatie verwijtbaar een passende functie bij Sevita zou hebben geweigerd, en subsidiair ontbinding onder toekenning van een billijke schadevergoeding. In die procedure heeft [appellant] onder meer betoogd dat de kantonrechter bij toewijzing van het ontbindingsverzoek hem een behoorlijke vergoeding diende toe te kennen die aanzienlijk boven de schadeloosstelling ingevolge het sociaal plan uitgaat, althans daaraan gelijk behoort te zijn.
2.10 Het thans gevorderde bedrag komt overeen met de door Compass in de pleitnotitie voor de mondelinge behandeling in de ontbindingsprocedure berekende schadeloosstelling voor [appellant], gebaseerd op de tabel op bladzijde 8 van het sociaal plan. Nergens in de gedingstukken van deze procedure en van de ontbindingsprocedure heeft [appellant] die berekening alsmede de grondslag daarvan betwist. De berekening en grondslag van het gevorderde bedrag zijn derhalve niet in geschil. Artikel 18 lid 1 van het sociaal plan, waarvan de tabel op bladzijde 8 deel uitmaakt luidt:
‘De boventallige werknemer ontvangt gelijktijdig met de mededeling van “boventallig” een aanbod voor beëindiging van de dienstbetrekking. De boventallige werknemer is, bij beëindiging van de dienstbetrekking, gerechtigd tot een eenmalige bruto uitkering. Bij een dienstverband korter dan 24 maanden geldt een gestaffelde vergoeding en voor langere dienstverbanden een vaste vergoeding, conform onderstaande tabel: (..)’.
Blijkens de tabel wordt de hoogte van schadeloosstelling bepaald door de duur van het dienstverband, de leeftijd van de werknemer en de hoogte van het loon.
2.11 Reeds uit het in 2.8 tot en met 2.10 overwogene volgt dat de schadeloosstelling die [appellant] in deze procedure vordert een vergoeding is die betrekking heeft op de (wijze van) beëindiging van de arbeidsovereenkomst en geen aanspraak betreft die buiten dat kader valt. Naast het resultaat van de rechterlijke toetsing in de ontbindingsprocedure – de hoogte van de vastgestelde vergoeding met het oog op de omstandigheden van het geval naar billijkheid onder meeweging van alle relevante factoren - bestaat geen ruimte meer om een (ontslag)vergoeding op grond van goed werkgeverschap te vorderen.
2.12 Voorzover [appellant] beoogt te betogen dat deze ruimte wel bestaat, omdat de kantonrechter in de ontbindingsbeschikking de bepalingen van het sociaal plan niet heeft meegewogen, faalt dat betoog reeds omdat de kantonrechter in de beschikking van 26 mei 2005 het sociaal plan als vaststaand – en dus naar moet worden aangenomen relevant – feit heeft aangenomen en bij de bepaling van de ten laste van Compass aan [appellant] toegekende vergoeding in verband met de nadelige gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder meer gewicht heeft toegekend aan de duur van het dienstverband, de leeftijd van [appellant] en de hoogte van het loon.
2.13 De conclusie is dat [appellant] niet in zijn vorderingen kan worden ontvangen.
3. Slotsom en kosten
De kantonrechter heeft in deze zaak ten onrechte geoordeeld dat [appellant] ontvankelijk is in zijn vorderingen. Het hof zal [appellant] alsnog niet ontvankelijk verklaren in zijn vorderingen. Bij deze stand van zaken behoeft de grief in principaal beroep geen bespreking, evenals de incidentele grieven. Het hof merkt hierbij op dat de grieven in incidenteel beroep onnodig zijn opgeworpen, aangezien het hof op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep de stellingen van Compass toch zou hebben moeten beoordelen. Dit brengt mee dat bij de bepaling van de kosten, waarin [appellant] zal worden verwezen als de in het ongelijk gestelde partij, de kosten van het incidenteel beroep buiten beschouwing worden gelaten.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 18 oktober 2006 in deze zaak onder kenmerk 753673 CV EXPL 06-4164 gewezen tussen partijen, met uitzondering van de ten laste van [appellant] uitgesproken kostenveroordeling en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart [appellant] niet ontvankelijk in zijn vorderingen;
bekrachtigt de in het bestreden vonnis ten laste van Van de Hoeven uitgesproken kostenveroordeling;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van Compass gevallen, op € 251 aan verschotten en € 3.263 aan salaris procureur;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.G. Wiewel, L.C. Heuveling van Beek, en E.J. Rotshuizen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 juli 2008.