Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3760

Datum uitspraak2007-11-29
Datum gepubliceerd2008-11-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers180 HLAR 08/07 en 181 HLAR 09/07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verlening vergunningen voor het geregeld onderscheidenlijk het ongeregeld luchtvervoer van personen, goederen, post en vracht met Curaçao als begin-, eind- of tussengebied naar Aruba, Bonaire, Venezuela, Suriname, punten in het Caribisch gebied en Miami.
1) Nu het Gerecht het beroep van appellante tegen de economische vergunningen niet-ontvankelijk heeft verklaard en zich voor het overige onbevoegd, hebben de Gouverneur en de minister geen belang bij het door hen ingestelde hoger beroep. De gestelde wens om een rechterlijk oordeel over betekenis en strekking van de Luchtvaartlandsverordening en het Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtverkeer te verkrijgen levert zodanig belang niet op.
2) Mededeling van de gemachtigde van de Gouverneur en de minister, dat met de economische vergunningen aan Insel Air de vluchtroute Curaçao-Sint Maarten is vergund, is geen beschikking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar, reeds omdat die mededeling niet op enig rechtsgevolg is gericht.
3) Termijnoverschrijding. Onverschoonbaar.


Uitspraak

180 HLAR 08/07 en 181 HLAR 09/07 Datum uitspraak: 29 november 2007 GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Uitspraak op de hoger beroepen van: 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Dutch Antilles Express B.V.", gevestigd op Bonaire, 2. de Gouverneur van de Nederlandse Antillen, 3. de minister van Verkeer en Vervoer, appellanten, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 8 maart 2007 in het geding tussen: appellante sub 1 en appellanten sub 2 en 3. 1. Procesverloop Bij Landsbesluit van 7 april 2006, no. 2, heeft appellant sub 2 (hierna: de Gouverneur) aan Insel Air International N.V. (hierna: Insel Air) vergunning verleend voor het uitvoeren van geregeld luchtvervoer van personen, goederen, post en vracht met Curaçao als begin-, eind- of tussengebied naar Aruba, Bonaire, Venezuela, Suriname, punten in het Caribisch gebied en Miami. Bij beschikking van 19 april 2006 heeft appellant sub 3 (hierna: de minister) aan Insel Air vergunning verleend voor het uitvoeren van ongeregeld luchtvervoer van personen, goederen, post en vracht met Curaçao als begin-, eind- of tussenstation naar Aruba, Bonaire, Venezuela, Suriname, punten in het Caribisch gebied en Miami. Bij uitspraak van 8 maart 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het tegen voormelde beschikkingen door appellante ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en zich onbevoegd verklaard om van het beroep dat appellante tegen de gestelde mededeling van de Gouverneur en de minister dat aan Insel Air de vluchtroute Curaçao-Sint Maarten is vergund heeft ingesteld kennis te nemen. Tegen deze uitspraak hebben appellante bij brief, bij het Hof binnengekomen op 30 maart 2007, en de Gouverneur en de minister bij brief, bij het Hof binnengekomen op 18 april 2007, hoger beroep ingesteld. Appellante en Insel Air hebben een verweerschrift ingediend. Het Hof heeft de zaken gevoegd en ter zitting behandeld op 2 oktober 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. S.M. Saleh en mr. A.C.A. Gonzales, beiden advocaat, en de Gouverneur en de minister, vertegenwoordigd door mr. L.M.M. Stüger, advocaat, zijn verschenen. Voorts is daar Insel Air gehoord, vertegenwoordigd door mr. M.F. Murray, advocaat. 2. Overwegingen In het hoger beroep van de Gouverneur en de minister 2.1. Nu het Gerecht het beroep van appellante tegen de beschikkingen van 7 april 2006 en 19 april 2006 (hierna: de economische vergunningen) niet-ontvankelijk heeft verklaard en zich voor het overige onbevoegd, hebben de Gouverneur en de minister geen belang bij het door hen ingestelde hoger beroep. De gestelde wens om een rechterlijk oordeel over betekenis en strekking van de Luchtvaartlandsverordening en het Landsbesluit geregeld en ongeregeld luchtverkeer (hierna: het Landsbesluit) te verkrijgen levert zodanig belang niet op. 2.2. Het hoger beroep van de Gouverneur en de minister is niet-ontvankelijk. In het hoger beroep van appellante 2.3. Appellante klaagt dat, samengevat weergegeven, het Gerecht heeft miskend dat de mededeling van de gemachtigde van de Gouverneur en de minister, gedaan op 20 en 21 september 2006 ter zitting van het Gerecht en in de verweerschriften en pleitnotities in eerste aanleg, dat met de economische vergunningen aan Insel Air de vluchtroute Curaçao-Sint Maarten is vergund, beschikkingen zijn. 2.3.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) wordt onder beschikking verstaan een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is. Ingevolge artikel 7, eerste lid, kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht. 2.3.2. De klacht faalt. Dat van de zijde van de Gouverneur en de minister ter zitting van het Gerecht aan het Gerecht is medegedeeld dat met de economische vergunningen aan Insel Air de vluchtroute Curaçao-Sint Maarten is vergund en die mededeling ook is neergelegd in de verweerschriften en pleitnotities, heeft het Gerecht terecht niet tot het oordeel geleid dat daarmee beschikkingen in vorenbedoelde zin zijn gegeven, reeds omdat die mededeling niet op enig rechtsgevolg is gericht. Het Gerecht heeft zich terecht onbevoegd verklaard om van het beroep tegen die mededeling kennis te nemen. 2.4. Appellante klaagt voorts dat, samengevat weergegeven, het Gerecht, door te overwegen dat het beroep tegen de economische vergunningen niet-ontvankelijk is wegens het te laat instellen ervan, heeft miskend dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, nu geen publicatie van de verleende vergunningen heeft plaatsgevonden en publicatie vereist is voor de inwerkingtreding ervan. Voorts heeft het Gerecht volgens appellante ten onrechte aangenomen dat de vergunningen op of omstreeks 1 juni 2006 aan Insel Air zijn verzonden. Indien deze wel zouden zijn verzonden en daardoor in werking zouden zijn getreden, heeft het Gerecht haar ten onrechte tegengeworpen dat zij zich niet tijdig heeft gerealiseerd dat daarbij mede de vluchtroute Curaçao-Sint Maarten vice versa was vergund, nu de vergunningen geen duidelijke beschrijving van de vluchtroute bevatten. Het Gerecht heeft dan ook ten onrechte overwogen dat zij na kennisneming van de verleende vergunningen op of omstreeks 8 september 2006 daartegen niet tijdig beroep heeft ingesteld, aldus appellante. 2.4.1. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Luchtvaartlandsverordening mag, voor zover bij internationale overeenkomst niet anders is bepaald, het beroepsvervoer met luchtvaartuigen binnen, naar of uit de Nederlandse Antillen, of met een binnen de Nederlandse Antillen gelegen punt als tussenstation, slechts geschieden door een luchtvaartmaatschappij, aan wie daartoe bij landsbesluit, dan wel door de minister, vergunning is verleend. Ingevolge het derde lid kan een vergunning op aanvraag worden verleend voor ten hoogste drie jaar en wordt de vergunning verleend voor geregeld en ongeregeld vervoer. De vergunning voor geregeld vervoer wordt verleend bij landsbesluit, die voor ongeregeld vervoer door de minister. Ingevolge het zevende lid wordt van een vergunning mededeling gedaan in het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Landsbesluit wordt een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Luchtvaartlandsverordening, door tussenkomst van de directeur ingediend bij de desbetreffende autoriteit. Ingevolge het derde lid wordt van de in behandeling genomen aanvraag een afschrift ter inzage gelegd op een plaats en gedurende tijdstippen die door de minister worden vastgesteld en die bekend worden gemaakt in het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst. Ingevolge het vierde lid kunnen belanghebbenden binnen dertig dagen na de mededeling, bedoeld in het derde lid, schriftelijk commentaar indienen bij de minister door tussenkomst van de directeur. Ingevolge het zevende lid wordt, indien op de aanvraag positief wordt beslist, de daartoe strekkende beschikking gepubliceerd in het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst. 2.4.2. Het Gerecht heeft met juistheid overwogen dat uit de Luchtvaartlandsverordening, het Landsbesluit, noch enig ander wettelijk voorschrift, volgt dat de beschikkingen van 7 en 19 april 2006 niet in werking zijn getreden dan na de publicatie ervan, als bedoeld in artikel 8, zevende lid van die verordening en artikel 1, zevende lid, van het Landsbesluit. Dat de vergunningen, anders dan zijdens de Gouverneur en de minister gesteld en door het Gerecht aangenomen, niet in elk geval ook op of omstreeks 1 juni 2006 aan Insel Air zijn verzonden, heeft appellante niet aannemelijk gemaakt. Het Gerecht heeft terecht overwogen dat de termijn voor het instellen van beroep ten tijde van de indiening door appellante van het beroepschrift op 2 oktober 2006 was verstreken. 2.4.3. Omdat de vergunningen evenwel niet zijn gepubliceerd en voorts niet is gebleken dat afschriften ervan op of omstreeks 1 juni 2006 aan appellante zijn verzonden, dan wel aan haar uitgereikt, heeft het Gerecht evenzeer terecht onderzocht of de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Appellante heeft niet weersproken dat zij in elk geval op of omstreeks 8 september 2006 op de hoogte is geraakt van het bestaan van de vergunningen. Het Gerecht heeft terecht en op goede gronden overwogen dat appellante, door vervolgens eerst op 2 oktober 2006 beroep in te stellen, dat niet heeft gedaan, zo spoedig als redelijkerwijs van haar kon worden verlangd. 2.4.4. De conclusie van het Gerecht dat het door appellante tegen de economische vergunningen ingestelde beroep niet-ontvankelijk is wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding, is derhalve juist. 2.5. Het hoger beroep van appellante is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het door de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en de minister van Verkeer en Vervoer ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk; II. bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier. w.g. Wattel Voorzitter w.g. Martinez griffier Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2007 Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de griffier, voor deze,