
Jurisprudentie
BG3808
Datum uitspraak2007-11-29
Datum gepubliceerd2008-11-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers194 HLAR 22/07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers194 HLAR 22/07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoek om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep.
Het verzoek is een verzoek in de zin van artikel 98, eerste lid, van de Lar. De uitspraak van het Gerecht is op dit verzoek gedaan en is derhalve een uitspraak, als bedoeld in het derde lid van dat artikel. Hiertegen staat ingevolge artikel 75, eerste lid, noch enige andere bepaling, hoger beroep op het Hof open. Dientengevolge kan het Hof evenmin kennisnemen van het verzoek van verzoekster van 18 juni 2007 om de eilandsraad te veroordelen tot vergoeding van de bij haar opgekomen proceskosten en het door haar betaalde griffierecht.
Het Hof verklaart zich onbevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Het verzoek is een verzoek in de zin van artikel 98, eerste lid, van de Lar. De uitspraak van het Gerecht is op dit verzoek gedaan en is derhalve een uitspraak, als bedoeld in het derde lid van dat artikel. Hiertegen staat ingevolge artikel 75, eerste lid, noch enige andere bepaling, hoger beroep op het Hof open. Dientengevolge kan het Hof evenmin kennisnemen van het verzoek van verzoekster van 18 juni 2007 om de eilandsraad te veroordelen tot vergoeding van de bij haar opgekomen proceskosten en het door haar betaalde griffierecht.
Het Hof verklaart zich onbevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Uitspraak
194 HLAR 22/07
Datum uitspraak: 29 november 2007
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het verzoek van:
de naamloze vennootschap "Sint Maarten International Telecommunications Services N.V.", gevestigd op Sint Maarten,
verzoekster,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 22 november 2006 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (hierna: het Gerecht), voor zover thans van belang, het beroep van verzoekster tegen het uitblijven van een beslissing van de eilandsraad van het Eilandgebied Sint Eustatius (hierna: de eilandsraad) op het door haar op 16 maart 2006 tegen de weigering van het bestuurscollege haar een vestigingsvergunning te verlenen ingestelde administratief beroep gegrond verklaard en de eilandsraad opgedragen binnen één maand na de uitspraak een beslissing op dat beroep te nemen.
Bij brief van 26 januari 2007 heeft verzoekster het Gerecht verzocht op verbeurte van een dwangsom te bepalen dat de eilandsraad aan voormelde uitspraak gevolg geeft.
Bij uitspraak van 14 maart 2007 heeft het Gerecht, voor zover thans van belang, bepaald dat de eilandsraad uiterlijk binnen drie weken na de uitspraak een beslissing op voormeld administratief beroep zal nemen en dat het Eilandgebied Sint Eustatius een dwangsom van $ 1000 verbeurt voor elke dag of gedeelte van een dag dat geen gevolg wordt gegeven aan deze uitspraak, met een maximum van $ 50.000.
Tegen de uitspraak heeft verzoekster bij brief, bij het Hof binnengekomen op 17 april 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 18 juni 2007 heeft verzoekster het aldus ingestelde hoger beroep ingetrokken en het Hof verzocht om de eilandsraad tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht te veroordelen.
De eilandsraad heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 september 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. F.J. Leysen, advocaat, en de eilandsraad, vertegenwoordigd door mr. B.G. Hofman, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 75, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) staat voor alle partijen tegen uitspraken van het Gerecht, bedoeld in de artikelen 49, 52, 80, tenzij het verzet gegrond is verklaard, en 95, hoger beroep open op het Hof.
Ingevolge artikel 98, eerste lid, kunnen, indien een kennisgeving zonder mededeling of geen kennisgeving, als bedoeld in artikel 97, eerste lid, is gedaan, de andere partijen zich tot het Gerecht wenden met het verzoek om toekenning van een vergoeding, dan wel te bepalen dat het bestuursorgaan alsnog aan de uitspraak van het Gerecht gevolg geeft.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, kan het Gerecht, indien de grief dat niet of niet volledig aan de uitspraak van het Gerecht gevolg is gegeven, gegrond wordt bevonden, uitspreken dat de partijen, bedoeld in het eerste lid, ten laste van het bij zijn uitspraak aangewezen overheidslichaam een bij die uitspraak vast te stellen vergoeding wordt toegekend, dan wel dat het bestuursorgaan alsnog binnen een door het Gerecht te stellen termijn aan de uitspraak van het Gerecht gevolg dient te geven. In het laatste geval bepaalt het Gerecht tevens dat, indien en zolang of zo dikwijls het bestuursorgaan aan de uitspraak geen of geen volledig gevolg geeft, het door hem aan te wijzen overheidslichaam aan de partijen, bedoeld in het eerste lid, een door het Gerecht vast te stellen dwangsom verbeurt.
Ingevolge het vierde lid zijn op de uitspraak, bedoeld in het derde lid, de artikelen 49 tot en met 53 van overeenkomstige toepassing.
2.2. Het verzoek van verzoekster van 26 januari 2007 is een verzoek in de zin van artikel 98, eerste lid, van de Lar. De uitspraak van het Gerecht van 14 maart 2007 is op dit verzoek gedaan en is derhalve een uitspraak, als bedoeld in het derde lid van dat artikel. Hiertegen staat ingevolge artikel 75, eerste lid, noch enige andere bepaling, hoger beroep op het Hof open. Dientengevolge kan het Hof evenmin kennisnemen van het verzoek van verzoekster van 18 juni 2007 om de eilandsraad te veroordelen tot vergoeding van de bij haar opgekomen proceskosten en het door haar betaalde griffierecht.
2.3. Het Hof zal zich onbevoegd verklaren om van het verzoek kennis te nemen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2007
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,