
Jurisprudentie
BG3813
Datum uitspraak2007-11-29
Datum gepubliceerd2008-11-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers197 HLAR 25/07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers197 HLAR 25/07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering tewerkstellingsvergunning te verlenen.
Niet-ontvankelijkverklaring beroep terecht, nu in artikel 23, tweede lid, van de Lav, noch elders, is bepaald dat artikel 12, eerste lid, van de Lav op de dag van inwerkingtreding van de Lar vervalt. Dat het vervallen van die bepaling, naar het bestuurscollege stelt, de bedoeling van de verordeninggever is geweest, is niet voldoende om aan te nemen dat dat wel is gebeurd. Voorts bieden de bewoordingen van artikel 12, eerste lid, van de Lav, noch de toelichting op deze bepaling, voldoende grondslag voor het oordeel dat de verordeninggever heeft beoogd dat niet eerst de bezwaarprocedure, zoals die is geregeld in artikel 55 van de Lar, gevolgd moet worden, voordat beroep kan worden ingesteld.
Aangevallen uitspraak bevestigd.
Niet-ontvankelijkverklaring beroep terecht, nu in artikel 23, tweede lid, van de Lav, noch elders, is bepaald dat artikel 12, eerste lid, van de Lav op de dag van inwerkingtreding van de Lar vervalt. Dat het vervallen van die bepaling, naar het bestuurscollege stelt, de bedoeling van de verordeninggever is geweest, is niet voldoende om aan te nemen dat dat wel is gebeurd. Voorts bieden de bewoordingen van artikel 12, eerste lid, van de Lav, noch de toelichting op deze bepaling, voldoende grondslag voor het oordeel dat de verordeninggever heeft beoogd dat niet eerst de bezwaarprocedure, zoals die is geregeld in artikel 55 van de Lar, gevolgd moet worden, voordat beroep kan worden ingesteld.
Aangevallen uitspraak bevestigd.
Uitspraak
197 HLAR 25/07
Datum uitspraak: 29 november 2007
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
het bestuurscollege van het Eilandgebied Sint Maarten,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 14 maart 2007 in het geding tussen:
1. [de vreemdeling], wonend op [woonplaats],
2. de naamloze vennootschap "Datech Technologies N.V.", gevestigd op Sint Maarten,
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 6 oktober 2006 heeft appellant (hierna: het bestuurscollege) geweigerd aan de naamloze vennootschap "Datech Technologies N.V." (hierna: de werkgeefster) een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) te verlenen.
Bij uitspraak van 14 maart 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (hierna: het Gerecht), het daartegen door de werkgeefster en de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft het bestuurscollege bij brief van 27 april 2007, bij het Hof ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 27 juli 2007 hebben werkgeefster en de vreemdeling een reactie ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 september 2007, waar het bestuurscollege, vertegenwoordigd door mr. B.G. Hofman, advocaat, en de werkgeefster en de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. Brison, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bestuurscollege betoogt dat het Gerecht het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de werkgeefster en de vreemdeling tegen de beschikking van 6 oktober 2006 geen bezwaar hebben gemaakt.
2.1.1. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Landsverordening arbeid vreemdelingen (hierna: de Lav) kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een beschikking ter zake van een tewerkstellingsvergunning hiertegen binnen vier weken na de dag waarop deze is gegeven bezwaar indienen bij het bestuurscollege van het desbetreffende eilandgebied.
Ingevolge artikel 23, tweede lid, zijn de artikelen 12, tweede tot en met vijfde lid, en 12a vervallen op de datum van inwerkingtreding van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar).
2.1.2. Het betoog faalt. In artikel 23, tweede lid, van de Lav, noch elders, is bepaald dat artikel 12, eerste lid, van de Lav op de dag van inwerkingtreding van de Lar vervalt. Dat het vervallen van die bepaling, naar het bestuurscollege stelt, de bedoeling van de verordeninggever is geweest, is niet voldoende om aan te nemen dat dat wel is gebeurd.
Voorts bieden de bewoordingen van artikel 12, eerste lid, van de Lav, noch de toelichting op deze bepaling, voldoende grondslag voor het oordeel dat de verordeninggever heeft beoogd dat niet eerst de bezwaarprocedure, zoals die is geregeld in artikel 55 van de Lar, gevolgd moet worden, voordat beroep kan worden ingesteld.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
Voorzitter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2007