
Jurisprudentie
BG3837
Datum uitspraak2008-11-10
Datum gepubliceerd2008-11-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/801643-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/801643-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
De militaire kamer is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden en dat het aan zijn schuld is te wijten dat er een ongeval heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen. Derhalve wordt verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk en twee jaar ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire kamer
Promis II
Parketnummer : 05/801643-07
Datum zittingen : 25 augustus, 20 en 27 oktober 2008
Datum uitspraak : 10 november 2008
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
rang / rnr. : Soldaat [nummer],
geplaatst : Generaal Majoor Kootkazerne te Stroe.
Raadsman : mr. J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 november 2007, te of nabij Stroe, in de gemeente
Barneveld, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de Rijksweg A-1, gaande in de richting Stroe, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of roekeloos,onder invloed van alcoholhoudende drank, althans na het gebruik van (een niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank, heeft gereden en/of niet in staat is geweest dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of met dat door verdachte bestuurde motorrijtuig is gebotst tegen de
achterzijde en/of (linker)zijkant van een voor hem, verdachte, uit over die weg rijdend ander motorrijtuig (trekker met oplegger) en/of (vervolgens) is gebotst tegen een vangrail aan de (gezien verdachtes rijrichting) linkerzijde van deze weg, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (D.J.J. [slachtoffer]) werd gedood,
terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander werd gedood en verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 1,14 milligram, in elk geval hoger dan een 0,2 milligram alcohol per milliliterbloed bleek te zijn;
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt :
A.
hij op of omstreeks 7 november 2007, te of nabij Stroe, in de gemeente Barneveld, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid,aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,14 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eeste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden ;
B.
hij op of omstreeks 7 november 2007, te of nabij Stroe, in de gemeente Barneveld, als bestuurder van een motorrijtuig (bestuurder) daarmee op de weg, De Rijksweg A-1, gaande in de richting Stroe, heeft gereden en/of is gebotst/aangereden tegen een voor hem, verdachte, uit over die weg rijdende ander motorrijtuig (trekker met oplegger) en/of (vervolgens) is gebotst/aangereden tegen een vangrail aan de (gezien verdachtes rijrichting) linkerzijde van deze weg, door welke gedraing(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd ;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 8 lid 3 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 27 oktober 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en voorts tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 (twee) jaar.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
3.1 Vaststaande feiten
Op 07 november 2007 vond er op de Rijksweg A1 te Stroe een verkeersongeval plaats tussen een personenauto en een trekker met oplegger, waarbij de personenauto de achterzijde van de oplegger raakte van de trekker die voor hem uit reed. Vervolgens raakte de personenauto de vangrail aan de linkerzijde van de weg en kwam daar tot stilstand. Als gevolg van het ongeval is D.J.J. [slachtoffer] komen te overlijden. Het ongeval vond plaats op een recht en vrij gedeelte van de weg.
De personenauto werd bestuurd door verdachte en zijn passagier was D.J.J. [slachtoffer].
Verdachte was onder invloed van alcohol, te weten 1,14 milligram alcohol per milliliter bloed.
Verdachte zegt zich niets te kunnen herinneren van het ongeval noch van de uren daaraan voorafgaand en daarna.
3.2 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gereden hetgeen zou blijken uit de combinatie van de navolgende omstandigheden:
• Verdachte had te veel alcohol op, namelijk 1,14 milligram alcohol met milliliter bloed; en
• Verdachte is op een rechtdoorgaande weg pardoes op een voor hem uit en rechtdoor rijdende vrachtwagen gebotst.
3.3 Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde omdat op basis van het enkele feit dat er een ongeval heeft plaatsgevonden niet geconcludeerd kan worden dat verdachte schuld, in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, had aan het ongeval. Voorts heeft hij aangevoerd dat de omstandigheid dat verdachte alcohol op had slechts strafverzwarend kan werken. Bovendien zijn de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden niet glashelder geworden, aldus de raadsman.
3.4 Oordeel van de militaire kamer
De militaire kamer stelt vast dat uit het dossier, in het bijzonder uit het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, blijkt dat er ten tijde van het ongeval geen bijzondere omstandigheden waren die van invloed zijn geweest op de staat van het wegdek. Evenmin is gebleken dat de vrachtwagen vlak voor het ongeval een bijzondere manoeuvre heeft gemaakt. Het standpunt van de raadsman dat de omstandigheden van het ongeval niet glashelder geworden zijn, is gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, onvoldoende onderbouwd en zal worden gepasseerd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het nuttigen van alcohol het vermogen om op een adequate en veilige manier aan het verkeer deel te nemen vermindert. Voor wat betreft het rijden onder invloed van alcohol is de militaire kamer van oordeel dat dit niet louter als strafverzwarende omstandigheid heeft te gelden, maar dat het als element van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet is aan te merken. Mede bezien in het licht van de huidige jurisprudentie van de Hoge Raad, dient het rijden onder invloed als schuld verzwarend element te worden beschouwd. De militaire kamer verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Gezien de aard en ernst van de tenlastegelegde overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan, is de militaire kamer van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden en dat het aan zijn schuld is te wijten dat er een ongeval heeft plaatsgevonden waarbij D.J.J. [slachtoffer] om het leven is gekomen.
De militaire kamer acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 7 november 2007, te of nabij Stroe, in de gemeente
Barneveld, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto) daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de Rijksweg A-1, gaande in de richting Stroe, aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam onder invloed van alcoholhoudende drank, heeft gereden en niet in staat is geweest dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover deze vrij was en met dat door verdachte bestuurde motorrijtuig is gebotst tegen de achterzijde van een voor hem, verdachte, uit over die weg rijdend ander motorrijtuig (trekker met oplegger) en vervolgens is gebotst tegen een vangrail aan de (gezien verdachtes rijrichting) linkerzijde van deze weg, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (D.J.J. [slachtoffer]) werd gedood,
terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander werd gedood en verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek 1,14 milligram, alcohol per milliliterbloed bleek te zijn;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
‘overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994.’
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 23 september 2008.
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 voorwaardelijk geëist en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar. Aan deze vordering heeft de officier van justitie- zakelijk weergegeven – het gebruik van alcohol door verdachte ten grondslag gelegd en het voor [slachtoffer] noodlottige gevolg van het ongeval. De officier van justitie heeft eveneens rekening gehouden met het feit dat de dood van [slachtoffer] verdachte niet onbewogen heeft gelaten.
6.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft in geval van een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde verzocht om een werkstraf van 240 uur. De dood van [slachtoffer] heeft verdachte niet onbewogen gelaten en daarbij komt de strafeis van de officier van justitie om het rijbewijs in te vorderen voor verdachte als een complete verrassing, omdat hij zijn rijbewijs al kort na het ongeval heeft teruggekregen.
6.3 Oordeel van de militaire kamer
Verdachte is met teveel drank op gaan rijden met [slachtoffer] als passagier. Op de A-1 is verdachte tegen de achterkant van de oplegger van een vrachtwagen gereden en tegen de vangrail tot stilstand gekomen. Als gevolg van het ongeval is [slachtoffer] overleden.
De militaire kamer is van oordeel van het navolgende van groot belang is voor het bepalen van de strafmaat;
• De dood van [slachtoffer] en het onherstelbare leed voor zijn nabestaanden; en
• De ernst van het feit, meer in het bijzonder het gegeven dat verdachte ten tijde het ongeval onder invloed van alcohol verkeerde.
In het voordeel van verdachte weegt de militaire kamer mee dat verdachte en [slachtoffer] elkaar al lang kenden zodat dat het niet anders kan dan dat de dood van [slachtoffer] verdachte heeft aangegrepen. Voorts heeft verdachte geen justitiële documentatie op het gebied van verkeersdelicten.
De militaire kamer kan zich, gezien voornoemde strafmatigende omstandigheden niet verenigen met de strafeis van de officier van justitie. Voorts acht zij het door de raadsman verzochte sanctiepakket niet verenigbaar met de ernst van het feit en overweegt daartoe het navolgende:
Gezien de ernst van het feit, de omstandigheid waaronder het begaan is, het afschuwelijke gevolg en de in soortgelijke zaken opgelegde straffen acht de militaire kamer een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient verdachte in de toekomst ervan te weerhouden om soortgelijke delicten te begaan en tevens om de ernst van het feit te benadrukken.
De militaire kamer zal verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen van na te melden duur. De verkeersveiligheid vereist een dergelijke maatregel nu verdachte al op jonge leeftijd als beginnend bestuurder na het nuttigen van een aanmerkelijke hoeveelheid alcohol een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen;
• 10, 14a, 14b, 14c en 91 van het Wetboek van Strafrecht; en
• 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 3 (drie) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
En voorts tot
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
Aldus gewezen door:
mr. G. Noordraven, rechter als voorzitter,
mr. M.F. Gielissen, rechter,
kolonel mr. J.P.M. Schwillens, militair lid,
in tegenwoordigheid van S.P. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2008.