Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3852

Datum uitspraak2008-11-07
Datum gepubliceerd2008-11-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/845295-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Werkstraf van 120 uur en 4 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering en ambulante behandeling voor mishandeling van dochter. (promis-vonnis)


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/845295-08 Datum uitspraak: 07 november 2008 Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, wonende te [adres] . Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 oktober 2008. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 september 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode van 11 juni 2004 tot en met 9 juni 2008 te Oss en/of Nijmegen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], heeft geslagen en/of gestompt en/of gestoten en/of door elkaar heeft geschud en/of (stevig) heeft vastgepakt en/of bij diens o(o)r(en heeft (vast)gepakt en/of (vervolgens) bij diens o(o)r(en) heeft opgetild en/of heeft geknepen en/of heeft opgetild en/of (vervolgens) heeft laten vallen en/of met zijn, verdachte's, arm/hand tegen/onder diens kin en/of keel heeft gedrukt en/of geduwd, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (artikel 304 Wetboek van Strafrecht) De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan. Het standpunt van de officier van justitie. Bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, met uitzondering van de geweldshandelingen stompen en stoten. De betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer blijkt met name uit de gedetailleerde beschrijvingen van de voorvallen. Bovendien wordt de verklaring van het slachtoffer op essentiële onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals de aangifte door de moeder van het slachtoffer en de verklaring van de leerkracht van het slachtoffer. Het standpunt van de verdediging. Allereerst inkorting van de tenlastegelegde periode. Tijdens het studioverhoor verklaart het slachtoffer dat zij ongeveer drie jaar geleden voor het eerst geslagen werd. De begindatum van de pleegperiode zou daarom niet juni 2004 moeten zijn, maar juni 2005. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat alleen het slaan bewezenverklaard kan worden. Dit slaan heeft verdachte ook bekend. De overige tenlastegelegde geweldshandelingen zijn alleen gebaseerd op de verklaringen van het slachtoffer en worden onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Hiervan moet verdachte vrijgesproken worden. Het oordeel van de rechtbank. Vrijspraak met betrekking tot het stompen, stoten en knijpen De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat voor het tenlastegelegde stompen en stoten onvoldoende bewijs aanwezig is. Eveneens is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte het slachtoffer heeft geknepen. Behalve de aangifte van de moeder van het slachtoffer bevat het dossier geen concrete aanknopingspunten dat het slachtoffer door verdachte werd geknepen.1 Verdachte zal van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Algemeen (slaan, beetpakken en door elkaar schudden) Op 11 juni 2008 heeft [aangeefster] aangifte gedaan van mishandeling van haar dochter. Deze mishandelingen zouden gepleegd worden door de vader van het slachtoffer, verdachte.2 Naar aanleiding hiervan is [slachtoffer] in een studio gehoord.3 Tijdens dit studioverhoor verklaart zij dat ze meerdere malen is geslagen en mishandeld door haar vader.4 Verdachte heeft hierover bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer] zeker vijf keer flink heeft geslagen.5 Naar eigen zeggen zal zij die slagen wel gevoeld hebben, omdat hij altijd een flinke tik gaf met de vlakke hand.6 Ook heeft hij wel eens blauwe plekken bij [slachtoffer] gezien. Behalve het slaan heeft verdachte ook verklaard dat hij [slachtoffer] wel eens beetpakte en door elkaar schudde.7 Deze mishandelingen vonden plaats op de momenten dat [slachtoffer] bij verdachte thuis was, in Oss.8 Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft geslagen, door elkaar heeft geschud en stevig heeft vastgepakt. Nijmegen-incident (optillen en laten vallen) In haar aangifte verklaart [moeder] over een incident in Nijmegen, in april 2005. Verdachte zou tijdens dit incident [slachtoffer] hebben beetgepakt en door elkaar hebben geschud, waarna ze zou zijn gevallen. [slachtoffer] zou daardoor een verwonding aan haar voorhoofd hebben opgelopen.9 Tijdens het studioverhoor heeft [slachtoffer] verklaart dat haar vader haar in Nijmegen aan haar jas oppakte en losliet, waardoor zij op de grond terechtkwam. Haar neus lag toen helemaal open.10 Zowel [moeder] als [slachtoffer] verklaren dat na dit incident de politie polshoogte heeft genomen.11 Ook de juf van [slachtoffer], [getuige 1], heeft over dit incident verklaard. [slachtoffer] zou haar juf verteld hebben dat vader haar eens aan haar jas had opgetild en weer op de grond had laten vallen, waardoor [slachtoffer] nog steeds een litteken op haar neus had.12 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat in Nijmegen inderdaad het een en ander is voorgevallen tussen hem en [slachtoffer]. [slachtoffer] zou in haarzelf zijn gekeerd en zou niet meer verder hebben willen lopen. Ook zou ze hebben tegengestribbeld. Verdachte zou [slachtoffer] hebben meegetrokken, waarna [slachtoffer] zou zijn gestruikeld en gevallen. Door omstanders gewaarschuwde politieagenten zouden hebben geïnformeerd of alles in orde was met [slachtoffer].13 Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer] met betrekking tot het Nijmegen-incident acht de rechtbank het volgende van belang. Allereerst blijkt uit de aangifte van [moeder] en de getuigenverklaring van [getuige 1] dat het slachtoffer in ieder geval twee keer eerder heeft verklaard over dit incident. [slachtoffer]’s studioverklaring staat dus niet op zichzelf. De omstandigheid dat toeschouwers de politie hebben gewaarschuwd en dat politieagenten ter plekke polshoogte zijn gaan nemen, acht de rechtbank eveneens een sterke aanwijzing dat verdachte gewelddadig was in de richting van [slachtoffer]. Indien [slachtoffer] alleen zou zijn gestruikeld, zouden omstanders immers geen reden hebben gehad om de politie te waarschuwen. Ten slotte wijst ook de verklaring van verdachte in de richting van een geweldshandeling. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] in Nijmegen dichtsloeg en tegenstribbelde. Hij voelde daardoor boosheid en onmacht.14 Eerder heeft verdachte verklaard dat hij in zulke situaties geweld gebruikte tegen [slachtoffer].15 Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het Nijmegen-incident wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat verdachte [slachtoffer] tijdens dit voorval heeft opgepakt en laten vallen. Hierdoor is letsel ontstaan bij het slachtoffer, bestaande uit een verwonding in het aangezicht. Algemene ervaringsregels leren dat zo’n verwonding ook pijn veroorzaakt. De Wit-incident (optillen aan oren) In haar studioverklaring heeft het slachtoffer eveneens een verklaring afgelegd over een voorval bij kampeerwinkel De Wit, toen zij en verdachte daar een tent gingen kopen.16 [slachtoffer] verklaart dat verdachte op een gegeven moment boos op haar werd. Verdachte tilde haar aan haar oren op, waarbij hij zijn duimen aan de voorkant van haar oren had geplaatst en de rest van zijn hand aan de achterkant van haar hoofd. [slachtoffer] verklaart dat dit veel pijn deed en dat de huid achter haar oren kapot was. Het voorval vond volgens haar één of anderhalf jaar geleden plaats.17 De rechtbank acht deze verklaring met name geloofwaardig omdat deze zo gedetailleerd is. Het slachtoffer verklaart heel specifiek over hoe zij werd opgetild, en waar en wanneer dit voorval plaatsvond. De verklaring van [slachtoffer]’s juf acht de rechtbank eveneens van belang. [slachtoffer] heeft haar juf op enig moment verteld dat verdachte haar aan de oren heeft opgetild.18 Hieruit blijkt dat het slachtoffer in ieder geval een keer eerder heeft verklaard over dit incident. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medio 2007 bij kampeerwinkel De Wit het slachtoffer bij haar oren heeft gepakt en vervolgens heeft opgetild. Incident 3 juni 2008 (slaan en onder kin drukken/duwen) In de aangifte door [moeder] is er sprake van een incident op 1 juni 2008, bij verdachte thuis te (woonplaats). Naar aanleiding van een conflict over computergebruik zou verdachte [slachtoffer] hebben geslagen. [moeder] heeft enkele dagen hierna ook blauwe plekken gezien op [slachtoffer]’s arm.19 Deze blauwe plekken zijn ook door [slachtoffer]’s juf waargenomen.20 Tijdens het studioverhoor verklaart [slachtoffer] dat zij tijdens dit incident tegen haar armen en hoofd werd geslagen door haar vader.21 Hierna zaten [slachtoffer] en verdachte op de bank, waarna verdachte gedurende ongeveer tien seconden zijn arm onder haar kin tegen haar slokdarm duwde, wat erg verstikkend voelde.22 Verdachte zou hierbij gezegd hebben: “Dat voelt verstikkend hè, dat voel ik ook steeds.”23 Op basis van deze gedetailleerde verklaring van het slachtoffer, in combinatie met de verklaring van [moeder] en de verklaring van de leerkracht van [slachtoffer], acht de rechtbank dit incident eveneens wettig en overtuigend bewezen. Pleegperiode Uit de aangifte en de studioverklaring blijkt dat het hiervoor aangeduide Nijmegen-incident het eerste concreet omschreven voorval is geweest waarbij verdachte geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer.24 Dit incident vond begin 2005 plaats. De rechtbank zal de pleegperiode dan ook laten aanvangen op 1 januari 2005. Verdachte zal worden vrijgesproken van de periode van 1 juni 2004 tot en met 31 december 2004. De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte: op tijdstippen in de periode van 1 januari 2005 tot en met 9 juni 2008 in Nederland, telkens opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [slachtoffer 1], heeft geslagen en/of door elkaar heeft geschud en/of stevig heeft vastgepakt en/of bij diens oren heeft vastgepakt en vervolgens bij haar oren heeft opgetild en/of heeft opgetild en vervolgens heeft laten vallen en/of met zijn, verdachtes, arm onder haar kin heeft gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Kennelijke schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 300, 304. De strafoplegging. De eis van de officier van justitie. Vanwege de ernst van het feit, met name gelegen in de lengte van de pleegperiode en de frequentie van de mishandelingen, zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde kunnen zijn. Vanwege de omstandigheid dat verdachte hulp bij Kairos heeft gezocht, eist de officier van justitie echter een voorwaardelijke gevangenisstraf, voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren. Hieraan gekoppeld eist de officier van justitie als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit behandeling bij Kairos inhoudt. Met deze bijzondere voorwaarde wil de officier van justitie zich ervan verzekeren dat verdachte tijdens de proeftijd zich niet onttrekt aan de noodzakelijke behandeling. Daarnaast eist de officier van justitie de maximale werkstraf, namelijk voor de duur van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien verdachte de werkstraf niet verricht. Het standpunt van de verdediging. De verdediging heeft verzocht rekening te houden met een aantal strafverminderende omstandigheden. In de eerste plaats dat verdachte handelde uit onmacht en omdat hij het gevoel had dat hij het slachtoffer kwijtraakte. Vervolgens heeft verdachte uit zichzelf hulp gezocht bij Kairos, hiermee heeft hij zijn verantwoordelijkheid genomen. Ten slotte schat de reclassering de recidivekans als laag in en heeft verdachte een vaste baan. De verdediging acht daarom een gematigde werkstraf passend, met aftrek van voorarrest. Verdachte verzet zich niet tegen een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit behandeling bij Kairos inhoudt. Het oordeel van de rechtbank. Gedurende een lange periode heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandelingen van zijn dochter. Het slachtoffer, [slachtoffer], heeft in deze periode veel angstige momenten doorgemaakt. Niet alleen op de momenten dat zij daadwerkelijk mishandeld werd, maar ook op andere momenten dat zij thuis was bij haar vader. [slachtoffer] heeft hierover zelf verklaard dat haar vader op het ene moment vrolijk en opgewekt was en daarna opeens heel boos wordt en gaat slaan. Ze wist nooit hoe haar vader zou reageren.25 In dit kader merkt de interne schoolbegeleidster op dat [slachtoffer] onder grote druk en spanning leeft.26 Het gedrag van verdachte heeft dan ook zonder twijfel een negatieve uitwerking gehad op de ontwikkeling van [slachtoffer]. In plaats van haar de veiligheid te bieden die een kind nodig heeft, heeft verdachte met zijn gewelddadig optreden [slachtoffer] veel emotionele schade berokkend. Anderzijds stelt de rechtbank vast dat verdachte oprecht spijt lijkt te hebben van zijn handelen en de gevolgen hiervan. Hij ziet in dat hij zijn gedrag fundamenteel moet veranderen en heeft daarom hulp gezocht en gekregen bij Kairos. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte deze behandeling voortzet. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit ambulante behandeling bij Kairos inhoudt. Het ingezette hulpverleningstraject krijgt hiermee een verplicht karakter, hiermee wil de rechtbank voorkomen dat verdachte op enig moment de behandeling stopzet. De rechtbank zal de proeftijd vaststellen op twee jaren. Naar het oordeel van de rechtbank is deze termijn afdoende om het ingezette behandeltraject af te ronden. Met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wil de rechtbank eveneens de ernst van het feit onderstrepen. Daarnaast zal de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen, echter van minder lange duur dan door de officier van justitie geëist. Rekening houdend met de baan van verdachte en de tijdsinvestering die gemoeid zal zijn met het reclasseringstoezicht en de behandeling bij Kairos, acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 120 uur passend. Voorlopige hechtenis. De rechtbank zal de op 27 juni 2008 geschorste voorlopige hechtenis opheffen. DE UITSPRAAK De rechtbank verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven en verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd. De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt de volgende straffen op: - Werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid. - Gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, ook als dit ambulante behandeling bij Kairos inhoudt. Ten aanzien van de voorlopige hechtenis bepaalt de rechtbank als volgt: Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 27 juni 2008 reeds geschorst. Dit vonnis is gewezen door: mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter, mr. J.J.H. Bruggink en mr. F.P.E. Wiemans, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.K.J. Kooij, griffier, en is uitgesproken op 7 november 2008. 1 Politiedossier met kenmerk PL2141/08-015074, afgesloten op 21 juni 2008, 58 doorgenummerde pagina’s, proces-verbaal van aangifte door [aangeefster], p. 23 e.v., met name p. 25. 2 Voornoemd politiedossier, proces-verbaal van aangifte door [aangeefster], p. 23 e.v. 3 Proces-verbaal studioverhoor [slachtoffer] [ ], d.d. 21 juli 2008, zaaknummer 143 (proces-verbaal bevindt zich voorin dossier). 4 Voornoemd studioverhoor, p. 6 (ongeveer vijf of zes keer) en p. 9 (ongeveer dertig keer). 5 Voornoemd politiedossier, proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 12 juni 2008, p. 52. 6 Voornoemd politiedossier, proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 juni 2008, p. 55. 7 Idem, p. 56. 8 Verklaring verdachte ter terechtzitting. 9 Voornoemd politiedossier, proces-verbaal van aangifte door [aangeefster], p. 25. 10 Voornoemd studioverhoor, p. 12. 11 Zie noot 8 en 9. 12 Voornoemd politiedossier, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 42. 13 Verklaring verdachte ter terechtzitting. 14 Voornoemd politiedossier, proces-verbaal verhoor verdachte 12 juni 2008, p. 52. 15 Idem, p. 51. 16 Voornoemd studioverhoor, p. 3 en p. 17-19. 17 Idem. 18 Voornoemd politiedossier, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 42. 19 Voornoemd politiedossier, proces-verbaal van aangifte door [aangeefster], p. 25. 20 Voornoemd politiedossier, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 42. 21 Voornoemd studioverhoor, p. 3 en p. 6-9. 22 Voornoemd studioverhoor, p. 19 en 20. 23 Voornoemd studioverhoor, p. 20. 24 Voornoemd studioverhoor, p. 12. 25 Voornoemd studioverhoor, p. 2 en 3 en p. 21. 26 Voornoemd politiedossier, proces-verbaal verhoor getuige, p. 47.