
Jurisprudentie
BG3916
Datum uitspraak2008-09-05
Datum gepubliceerd2008-11-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3196 WVG
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3196 WVG
Statusgepubliceerd
Indicatie
Kosten rechtsbijstand; door derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; familierelatie.
Uitspraak
P R O C E S V E R B A AL
Van de mondelinge uitspraak ter openbare zitting op 5 september 2008
CENTRALE RAAD VAN BEROEP
Enkelvoudige kamer
Datum: 5 september 2008
Aanvang: 10:50 uur
Zitting heeft: M.I. ’t Hooft.
Griffier: C. de Blaeij.
4e Zaak, reg.nr.: 07/3196 WVG
Inzake: [appellant] namens wijlen [betrokkene], geboren op 8 april 1943, wonende te Schijndel, appellant in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 11 april 2007, 06/3640 WVG (hierna: aangevallen uitspraak), vertegenwoordigd door P.A. van de Ven en bijgestaan door [dochter appellant], dochter van appellant,
tegen
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schijndel (hierna: College).
Het College heeft - met bericht van verhindering - zich niet laten vertegenwoordigen.
Niet in geschil is dat de rechtsbijstand in de bezwaarfase is verzorgd door de dochter van wijlen [betrokkene], [dochter appellant]. De rechtbank heeft geoordeeld dat er, gelet daarop, geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van artikel 1, sub a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Gelet op ’s Raads jurisprudentie (bijvoorbeeld CRvB 5 februari 2008, LJN: BC3983 en CRvB 16 juni 2006, LJN: AX9009) is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van die bepaling geen sprake als tussen degene aan wie de rechtsbijstand wordt verleend en de rechtsbijstandverlener een nauwe familierelatie bestaat zoals hier het geval is. Gelet daarop moet in het kader van de hier van toepassing zijnde regelgeving de door de dochter aan haar moeder verleende rechtshulp geacht worden (overwegend) te zijn gebaseerd op ondersteuning voortvloeiend uit het rechtsfeit van de aanwezige nauwe familierelatie. Daaraan doet - derhalve - niet af dat door de dochter in overige procedures voor klanten verrichte rechtshulp (mogelijk) wel als beroepsmatig verleende rechtsbijstand wordt of kan worden aangemerkt.
De voorzitter sluit het onderzoek.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 5 september 2008
De plv. griffier de fungerend voorzitter
C. de Blaeij M.I. ’t Hooft
Voor eensluitend afschrift
De griffier van de Centrale Raad van Beroep.
IJ