Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3989

Datum uitspraak2008-10-09
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers318412 / KG ZA 08-1091
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Bij brief heeft de advocaat van eisers zich tot derden gewend en onder verwijzing naar het vonnis verzocht de weg terug te leveren aan eiser. Daarbij is aangeboden zo nodig een hogere koopprijs voor de weg te voldoen dan de door derdenaan eiser twee betaalde koopprijs. Derden heeft bij brief geantwoord niet bereid te zijn de weg aan eisers of gedaagden te leveren. schorsing dwangsom. De voorzieningenrechter schorst de executie van de bij vonnis van deze rechtbank aan eisers opgelegde dwangsommen, totdat er op de door eisers overeenkomstig artikel 611d Rv in te stellen bodemprocedure is beslist.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht - voorzieningenrechter Vonnis in kort geding van 9 oktober 2008, gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 318412 / KG ZA 08-1091 van: 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [O.] Ontwikkeling B.V., gevestigd te [plaats], 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [P.] Beheer B.V., gevestigd te [plaats], eisers, advocaat mr. D.G. Lasschuit te Noordwijk, tegen: 1. [A], wonende te [woonplaats], 2. [B], wonende te [woonplaats], 3. [C], wonende te [woonplaats], 4. [D], wonende te [woonplaats, gemeente], 5. [E], wonende te [woonplaats, gemeente], 6. [F], wonende te [woonplaats], 7. [G], wonende te [woonplaats], 8. [H], wonende te [woonplaats, gemeente], 9. [I], wonende te [woonplaats, gemeente], gedaagden, advocaat mr. R.F. Thunnissen te Den Haag. Eiser sub 1 wordt hierna ook aangeduid als '[eiser sub 1.]', eiser sub 2 als '[eiser sub 2]' en eisers gezamenlijk als '[eisers]. Gedaagden worden hierna gezamenljik aangeduid als '[gedaagden]. 1. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 1 oktober 2008 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 1.1. [eiser sub 1.] had de eigendom van een gedeelte van een perceel, kadastraal bekend als [gemeente], [sectie] [nummer]. Zij heeft kavels van dit gedeelte verkocht aan [gedaagden]. Voorafgaand aan de levering van de desbetreffende kavels heeft zij de rechten en verplichtingen uit met [gedaagden] gesloten koopovereenkomsten overgedragen aan [J.], [K.] en [L.], die vervolgens aan [gedaagden] de in de koopovereenkomsten bedoelde kavels hebben geleverd. In iedere koopovereenkomst is opgenomen dat een/vijfde onverdeeld aandeel in een ontsluitingsweg aan iedere kaveleigenaar zou worden overgedragen. Er heeft geen levering van de aandelen in de weg plaatsgevonden. De weg is in plaats daarvan door [eiser sub 1.] doorverkocht aan [eiser sub 2]. [eiser sub 2] heeft op haar beurt de weg op 9 januari 2008 doorverkocht aan [J] (hierna: '[J]'). 1.2. Bij vonnis van 16 juli 2008 is er in een procedure tussen [gedaagden]. enerzijds en [eisers] en de heren [J.] anderzijds door deze rechtbank vonnis gewezen. Het dictum van dit vonnis luidt, voor zover relevant, als volgt: 'De rechtbank veroordeelt [eiser sub 1.] en [eiser sub 2] om de ten processe bedoelde [J] op welke wijze dan ook te bewegen tot levering van de onverdeelde aandelen in de ten processe bedoelde weg om niet en zonder kosten aan [gedaagden] voor het aandeel dat ieder van hen aangaat, dit op straffe van een dwangsom van € 2.500,-- voor ieder voor elke dag dat zij na het betekenen van dit vonnis ingebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, dit tot een maximum van € 750.000,-- ieder. (..)' 1.3. Bij brief van 18 juli 2008 heeft de advocaat van eisers zich tot [J] gewend en onder verwijzing naar het vonnis verzocht de weg terug te leveren aan [eiser sub 2]. Daarbij is aangeboden zo nodig een hogere koopprijs voor de weg te voldoen dan de door [J] aan [eiser sub 2] betaalde koopprijs. [J] heeft bij brief van 23 juli 2008 geantwoord niet bereid te zijn de weg aan [eiser sub 1.], [eiser sub 2] of [gedaagden]. te leveren. 1.4. Het vonnis van 16 juli 2008 is op 1 augustus 2008 aan [eisers]. betekend. 1.5. [J] heeft op 25 september 2008 de weg doorverkocht aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Delta Begeleiding B.V. (hierna 'Delta'). 1.6. [eisers] is op 29 juli 2008 in hoger beroep gekomen van het hiervoor onder 1.2 bedoelde vonnis van 16 juli 2008. 1.7. Er zijn nog geen dwangsommen geïncasseerd. 2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer 2.1. [eisers] vordert - zakelijk weergegeven - de bij vonnis d.d. 16 juli 2008 aan eisers opgelegde dwangsommen primair op te heffen, dan wel subsidiair te schorsen dan wel de hoogte daarvan te verminderen tot nihil althans tot een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag. 2.2. Daartoe voert [eisers] het volgende aan. [eisers]. is veroordeeld om [J] te bewegen tot levering van de onverdeelde aandelen in de weg om niet en zonder kosten aan gedaagden. [eisers] heeft [J] verzocht de weg terug te leveren, maar dat heeft [J] geweigerd. Gelet op deze weigering is er sprake van een gehele en blijvende onmogelijkheid voor [eisers] om aan de hoofdveroordeling te kunnen voldoen. De opgelegde dwangsom dient daarom op grond van artikel 611d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna 'Rv') opgeheven te worden. 2.3. [gedaagden] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken. 3. De beoordeling van het geschil 3.1. Uitgangspunt is dat het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 16 juli 2008 dient te worden nageleefd. Kern van het geschil betreft de vraag of de daarin opgelegde dwangsom desalniettemin opgeheven dan wel geschorst dient te worden. Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 611d Rv uitsluitend de rechter die de dwangsom heeft opgelegd bevoegd is tot opheffing van de dwangsom. De voorzieningenrechter en de rechtbank kunnen niet als dezelfde rechter worden beschouwd. Dit leidt ertoe dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is tot opheffing over te gaan en dat de primaire vordering reeds hierom dient te worden afgewezen. 3.2. Met artikel 611d Rv is echter niet in strijd dat de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging opschort van de dwangsom die door een andere rechter is opgelegd, nu in een bodemprocedure alsnog beslist kan worden dat de dwangsom is verbeurd. Er zal daarom worden beoordeeld of er plaats is voor het schorsen van de dwangsom. Hiervoor is vereist dat de veroordeelde in de onmogelijkheid verkeert aan de veroordeling te voldoen en bij de opschorting een spoedeisend belang heeft. 3.3. Het spoedeisend belang, dat overigens niet wordt betwist, volgt reeds uit de omstandigheid dat het vonnis van 16 juli 2008 aan [eisers] betekend is. 3.4. [gedaagden]. heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen redenen zijn de dwangsom te schorsen, temeer nu blijkt dat [eisers] [J] in staat hebben gesteld de weg op zijn beurt weer door te verkopen aan Delta. Het enkele verzenden van een brief is, naar de mening van [gedaagden], niet een voldoende inspanning om opheffing en schorsing van de dwangsommen te rechtvaardigen. 3.5. Hoewel ter zitting onduidelijk is gebleven wat de reden is voor het telkens doorleveren van een ontsluitingsweg aan derden, die bij de eigendom op het eerste oog geen in rechte te respecteren belang lijken te hebben, is het met de overdracht van [J] aan Delta voor [eisers] niet meer mogelijk de veroordeling na te leven. Op grond van het vonnis van 16 juli 2008 dient [eisers] [J] immers te bewegen om de weg aan [gedaagden] te leveren en aangezien [J] geen eigenaar meer is, kan [J] daartoe ook niet meer bewogen worden. Onder deze omstandigheden heeft de opgelegde dwangsom als geldelijke prikkel om nakoming te bewerkstelligen zijn zin verloren. Het nog laten doorlopen van de dwangsomveroordeling zou slechts een bestraffing van de dwangsomdebiteur opleveren. 3.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er aanleiding bestaat de opgelegde dwangsom te schorsen. Ter zitting heeft [eisers]. aangevoerd dat er dient te worden geschorst totdat er in het hoger beroep is beslist. [gedaagden] heeft aangevoerd hiertegen bezwaar te hebben omdat hierdoor dwangsommen zullen verjaren. 3.7. Een schorsing is aangewezen totdat de rechter als bedoeld in artikel 611d Rv op de vordering tot opheffing van de dwangsom heeft beslist. De appelrechter is echter niet, althans niet per definitie - immers niet in de situatie dat in hoger beroep het bodemvonnis zou worden bekrachtigd- de rechter die op grond van artikel 611d Rv de opgelegde dwangsom kan opheffen. Dit leidt ertoe dat aan de op te leggen schorsing de voorwaarde zal worden verbonden dat er binnen een maand na heden een bodemprocedure tot opheffing als bedoeld in artikel 611d Rv aanhangig gemaakt zal worden en dat de schorsing in tijd zal worden begrensd voor de duur van de behandeling van die procedure. Het ligt daarbij op de weg van [gedaagden]. om het eventuele verjaren van verschuldigde dwangsommen, voor zover de onderhavige schorsing niet als een wettelijk beletsel in de zin van artikel 611g Rv zou kunnen worden beschouwd, zonodig te stuiten. 3.8. [gedaagden] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 4.De beslissing De voorzieningenrechter: - schorst de executie van de bij vonnis van deze rechtbank van 16 juli 2008 aan [eisers]. opgelegde dwangsommen, totdat er op de door [eisers] overeenkomstig artikel 611d Rv in te stellen bodemprocedure is beslist; - bepaalt dat deze schorsing komt te vervallen indien niet binnen een maand na heden voornoemde bodemprocedure aanhangig is gemaakt; - veroordeelt [gedaagden] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [eisers] begroot op € 1.141,80, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 254,-- aan griffierecht en € 71,80 aan dagvaardingskosten; - verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; - wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. M.Th. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2008.