
Jurisprudentie
BG4031
Datum uitspraak2008-11-05
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805696/1 en 200805696/2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805696/1 en 200805696/2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 20 mei 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Leeuwarden (hierna: de raad) bij besluit van 26 november 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Hempens Teerns / Zuiderburen / Froskepolle".
Uitspraak
200805696/1 en 200805696/2.
Datum uitspraak: 5 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
de Vereniging Dorpsbelang Goutum, gevestigd te Goutum, gemeente Leeuwarden,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 mei 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Leeuwarden (hierna: de raad) bij besluit van 26 november 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Hempens Teerns / Zuiderburen / Froskepolle".
Tegen dit besluit heeft de Vereniging Dorpsbelang Goutum (hierna: de vereniging) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2008, beroep ingesteld. De gronden zijn nadien aangevuld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2008, heeft de vereniging de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 oktober 2008, waar de vereniging, vertegenwoordigd door [vice-voorzitter] van de vereniging, is verschenen.
Verder is de raad, vertegenwoordigd door P. Jager, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord.
Partijen hebben schriftelijk toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Raad van State in samenhang bezien met artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. De vereniging voert als bezwaar van procedurele aard aan dat een te korte termijn is gegund om de vergadering van de raadscommissie Stadsontwikkeling voor te bereiden.
Blijkens de stukken is de vereniging uitgenodigd om de door haar tegen het ontwerpplan ingebrachte zienswijzen mondeling toe te lichten tijdens een vergadering van de raadscommissie Stadsontwikkeling. Het bieden van een dergelijke vorm van inspraak maakt geen onderdeel uit van de in Wet op de Ruimtelijke Ordening geregelde procedure ter zake van de vaststelling van een bestemmingsplan. Gelet hierop kan hetgeen de vereniging op dit punt heeft aangevoerd geen gevolgen met zich brengen voor de rechtmatigheid van de gevolgde bestemmingsplanprocedure en de daaruit voortvloeiende besluiten.
2.4. De vereniging heeft bezwaar tegen de wijze waarop de raad de naar voren gebrachte zienswijzen en het college de ingebrachte bedenkingen heeft behandeld.
Artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen en het college de bedenkingen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze en een bedenking afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit van de raad en het bestreden besluit niet voldoende zijn gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren van de vereniging niet in de overwegingen zijn betrokken.
2.5. Volgens de vereniging wordt een salamitactiek gehanteerd, nu kleine delen van het gebied rondom Goutum steeds afzonderlijk worden ontwikkeld.
De voorzitter begrijpt dit bezwaar aldus dat de vereniging zich op het standpunt stelt dat het plan een groter gedeelte van het gebied rondom Goutum had moeten omvatten dan thans het geval is.
Gelet op de systematiek van de Wet op de Ruimtelijke Ordening komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzing van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geoordeeld of anderszins in strijd is met het recht. In hetgeen de vereniging heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de begrenzing van het plan blijkens de plantoelichting is afgestemd op de begrenzing van de bestemmingsplannen die gelden voor het omliggende gebied.
2.6. De vereniging vindt het ongewenst dat het plan voorziet in een kantoor aan de Jonkersleane. Zij voert aan dat de wethouder heeft toegezegd dat ter plaatse een zogenoemde groene long zou worden gerealiseerd. De vereniging voert verder aan dat in het bestemmingsplan "Goutum Noord" dat geldt voor het direct aangrenzende gebied niets is geregeld voor een ontsluiting en dat moet worden gevreesd voor een toename van de verkeersoverlast in Goutum.
2.6.1. De plankaart, deelblad 4, kent aan een deel van gronden tussen de Jonkersleane en de Himpenserdyk de bestemming "Doeleinden van dienstverlening" toe. Ingevolge artikel 17.1 van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn deze gronden bestemd voor dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen.
2.6.2. De toezegging van de wethouder over de groene long - wat daarvan ook zij - kan niet gelden als een de raad toe te rekenen toezegging. De bevoegdheid om het plan vast te stellen berust immers niet bij de wethouder, maar bij de raad. Het college heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat het plan op dit punt niet in strijd met het vertrouwensbeginsel is vastgesteld.
2.6.3. Een zijde van het bestreden plandeel grenst aan de Jonkersleane. Bestemmingsplan "Goutum Noord" kent aan de gronden ter plaatse van laatstgenoemde weg de bestemming "Verkeersdoeleinden" toe. Gelet hierop hebben het college en de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat zo nodig ter plaatse een ontsluiting op de Jonkersleane kan worden gerealiseerd.
Een andere zijde van het bestreden plandeel grenst aan de Himpenserdyk, waarop de autosnelweg N358 (Drachtsterweg) aansluit. Het college en de raad hebben zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de afwikkeling van het verkeer van en naar het bestreden plandeel, circa 225 motorvoertuigen per etmaal, via de Himpensendyk en de N358 en derhalve niet door Goutum zal plaatsvinden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de vereniging niet aannemelijk heeft gemaakt dat de wegen door Goutum voor de desbetreffende motorvoertuigen een aantrekkelijker route vormen dan de route via Himpenserdyk en de N358. Het college en de raad hebben zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet behoeft te worden gevreesd dat het verkeer van en naar het bestreden plandeel zal zorgen voor een toename van de verkeersoverlast in Goutum.
2.7. De conclusie is dat hetgeen de vereniging heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.8. Het beroep is ongegrond. Gelet hierop ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2008
399.