
Jurisprudentie
BG4050
Datum uitspraak2008-11-06
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807263/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807263/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 27 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Scherpenzeel (hierna: het college) aan [verzoekster] een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van een voor een pluimveehouderij aan de [locatie] te [plaats] verleende milieuvergunning.
Uitspraak
200807263/1.
Datum uitspraak: 6 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Scherpenzeel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Scherpenzeel (hierna: het college) aan [verzoekster] een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van een voor een pluimveehouderij aan de [locatie] te [plaats] verleende milieuvergunning.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 september 2008, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[belanghebbende] en anderen hebben als partij nadere stukken ingediend
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 oktober 2008, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door E. Hassink, werkzaam bij de gemeente, en ing. J. van Drunen, zijn verschenen. Voorts zijn [belanghebbende] en anderen als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de voorschriften 1.1, 3.1 en 4.1 van de bij besluit van 20 november 2007 verleende milieuvergunning worden overtreden. Op grond van deze voorschriften, voor zover hier van belang, moet stal F zijn voorzien van een chemische luchtwasser. Het college stelt dat [verzoekster] in stal F legkippen houdt zonder dat deze stal is voorzien van een chemische luchtwasser. De bij het bestreden besluit opgelegde last strekt tot voorkoming van verdere overtreding van deze voorschriften.
2.2. [verzoekster] betwist de overtreding niet maar voert aan dat er een bijzondere omstandigheid is die aan handhavend optreden in de weg staat. Volgens [verzoekster] bestaat er concreet uitzicht op legalisatie nu zij een aanvraag om een veranderingsvergunning voor de inrichting heeft ingediend.
2.3. Vast staat dat door [verzoekster] is gehandeld in strijd met artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, zodat het college terzake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4. Voor het bestaan van concreet uitzicht op legalisatie is van belang dat de aanvraag om vergunning strekt tot legalisatie van de thans bestaande, niet vergunde, situatie.
De aanvraag om veranderingsvergunning, voor zover hier van belang, strekt tot het houden van legkippen in stal F, waarbij deze stal is voorzien van het huisvestingssysteem E 2.11.3 als bedoeld in de Regeling ammoniak en veehouderij. De situatie waarop de last onder dwangsom ziet
- het gehuisvest zijn van kippen in de thans traditionele stal F - komt niet overeen met deze nieuwe, eventueel te vergunnen situatie. Anders dan [verzoekster] stelt is er in dit geval daarom geen concreet uitzicht op legalisatie. Van andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van handhaving had moeten afzien is niet gebleken.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Zijpp
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2008
262-570.