Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4052

Datum uitspraak2008-11-12
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801490/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 22 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Meerlo-Wanssum (hierna: het college) een verzoek van [appellanten] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmaatregelen met betrekking tot de paardenhouderij aan de [locatie] te [plaats], afgewezen.


Uitspraak

200801490/1. Datum uitspraak: 12 november 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Meerlo-Wanssum, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 22 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Meerlo-Wanssum (hierna: het college) een verzoek van [appellanten] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmaatregelen met betrekking tot de paardenhouderij aan de [locatie] te [plaats], afgewezen. Bij besluit van 7 februari 2008 heeft het college het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 februari 2008, beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellanten] en [paardenhouderij] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen doorgezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2008, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. drs. P.A.M. van Hoef, advocaat te Venray, en het college, vertegenwoordigd door ing. J.F.M. Schepen, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Op 6 december 2006 is het Besluit landbouw milieubeheer (hierna: het Besluit) in werking getreden. Niet in geschil is dat de inrichting onder de werkingssfeer van het Besluit valt. 2.2. [appellanten] voeren aan dat vanwege de wijze van mestopslag door [paardenhouderij] voorschrift 2.3.1. van de Bijlage behorende bij het Besluit (hierna: de Bijlage) wordt overtreden. Zij stellen dat op ongeveer 10 meter afstand van hun woning opslag van mest plaatsvindt op een open kar, die is geplaatst in een schuur die vanwege de lengte van de kar niet kan worden afgesloten. Daarmee wordt volgens hen niet voldaan aan de in voorschrift 2.3.1 van de Bijlage vereiste afstand. Volgens hen heeft het college ten onrechte geweigerd handhavend op te treden tegen deze opslag van mest. 2.3. Ingevolge voorschrift 2.3.1. van de Bijlage, voor zover hier van belang, vindt de opslag van vaste mest plaats a. op ten minste 100 meter van een object categorie I of II, en b. op ten minste 50 meter van een object categorie III, IV, of V. 2.4. Ter zitting is gebleken dat drie keer per week de paardenstallen worden uitgemest. De mest uit de stallen wordt afgevoerd naar een open kar in een schuur. Dezelfde dag wordt de mest met deze kar uit de inrichting afgevoerd, waarna de lege kar in de schuur wordt teruggeplaatst. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting zijn ongeveer twintig controlebezoeken in de inrichting uitgevoerd. Daarbij is nooit geconstateerd dat mest op de kar lag opgeslagen. Gelet hierop heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van mestopslag. Nu geen sprake is van mestopslag binnen de inrichting heeft het college zich eveneens terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een overtreding van voorschrift 2.3.1 van de Bijlage. Het college was daarom in zoverre niet bevoegd handhavend op te treden. Het college heeft het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om handhavend op te treden terecht ongegrond verklaard. 2.5. Het beroep is ongegrond. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Taal lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2008 325-578.