Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4059

Datum uitspraak2008-11-07
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806915/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 7 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende (hierna: het college) een verklaring als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer met betrekking tot een verandering van een veehouderij aan de [locatie] te [plaats] gegeven.


Uitspraak

200806915/1. Datum uitspraak: 7 november 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekers], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 7 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende (hierna: het college) een verklaring als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer met betrekking tot een verandering van een veehouderij aan de [locatie] te [plaats] gegeven. Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bezwaar gemaakt. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 september 2008, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [verzoekers] en het college hebben nadere stukken ingediend. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 oktober 2008. Partijen zijn niet verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De verandering van de inrichting ziet op het bouwen van een loods voor machineberging met hemelwateropvang. Het college stelt zich op het standpunt dat met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening geen spoedeisend belang is gediend, omdat de drijver van de inrichting heeft verzocht de gevolgen van de door het college gegeven verklaring ongedaan te maken. [verzoekers] stellen dat met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wel spoedeisend belang is gemoeid. In dat kader voeren zij aan dat bij inwerkingtreding van het bestreden besluit de bouwvergunning kan worden verleend, omdat in dat geval de aanhoudingsplicht van artikel 52 van de Woningwet eindigt. 2.2. Vast staat dat het college voornemens is de gevolgen van de door het college gegeven verklaring ongedaan te maken. Nu de drijver van de inrichting tevens zelf om ongedaanmaking heeft verzocht, acht de voorzitter het voldoende aannemelijk dat niet van de aangevraagde bouwvergunning, zo die al zou worden verleend, gebruik zal worden gemaakt. In zoverre bestaat er naar het oordeel van de voorzitter geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van het bestreden besluit. 2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat. w.g. Boll w.g. Van der Zijpp voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2008 262-570.