Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4199

Datum uitspraak2008-11-17
Datum gepubliceerd2008-11-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/844283-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak minderjarige verdachte van zedendelicten. Tegen de achtergrond dat verdachte steeds stellig heeft ontkend acht de rechtbank het niet uitgesloten dat, nadat het jonge slachtoffer haar verhaal aan diverse anderen heeft verteld en sprake is van een tijdsverloop van ruim een maand, achteraf een verhaal is geconstrueerd, zonder dat van bewuste beïnvloeding sprake zou zijn. Te veel twijfel zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/844283-08 Datum uitspraak: 17 november 2008 Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994, wonende te [adres] Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 november 2008. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 03 oktober 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 27 april 2008 te 's-Hertogenbosch, met [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt (geboren op (geboortedatum) 2001), een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd; [artikel 244 Wetboek van Strafrecht] Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 27 april 2008 te 's-Hertogenbosch, met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt (geboren op (geboortedatum) 2001), buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit - het (telkens) brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis tegen en/of in de nabijheid van de mond van [slachtoffer] en/of - het (telkens) op en/of onder [slachtoffer] gaan liggen en/of (vervolgens/daarbij) het maken van op -en neergaande bewegingen ("trillen") en/of - het betasten van de billen van [slachtoffer]: [artikel 247 Wetboek van Strafrecht] De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. Ten aanzien van de feiten. Vaststaande feiten. In het weekend van 26 en 27 april 2008 verbleven verdachte en zijn halfzusje [slachtoffer] (geboren op (geboortedatum) 2001) in de woning van hun vader te ’s-Hertogenbosch. Op enig moment waren verdachte en [slachtoffer] samen beneden op de bank televisie aan het kijken, terwijl hun vader boven was. Verdachte pakte toen een bonnetje en hield dat voor de ogen van [slachtoffer]. Vervolgens stak verdachte iets in de mond van [slachtoffer]1. Standpunt van de officier van justitie. Het onder primair tenlastegelegde is wettig en overtuigend te bewijzen. Er zijn geen redenen om te twijfelen aan de oprechtheid van [slachtoffer]. Zij heeft direct na het gebeuren haar verhaal tegen [betrokkene 1] verteld, voordat ze contact had gehad met iemand anders die haar verklaring zou hebben kunnen beïnvloeden. Ze vertelde [betrokkene 1] dat [verdachte] een bonnetje over haar ogen had gedaan en iets zachts met een gaatje erin in haar mond had gestoken. Ze vertelde ook dat het niet naar chocolade smaakte. De volgende dag heeft [slachtoffer] hetzelfde verteld tegen haar moeder, aangevuld met de verklaring dat zij op verdachte moest trillen, dat verdachte op haar trilde en dat hij zijn hand in haar broekje deed. [slachtoffer] heeft haar verhaal tegen meerdere personen verteld en is daarbij zeer consistent in haar verklaringen. Gelet op de beschrijving die [slachtoffer] geeft van hetgeen ze in haar mond kreeg, kan dat niets anders kan zijn geweest dan een penis. Daarbij komt de volslagen afwezigheid van kennis bij [slachtoffer] dat het een penis was. De puurheid in haar omschrijving is een aanwijzing dat haar verklaring oprecht is. Pas bij het studioverhoor valt het woord “pieletje”, maar dan is er al enige tijd over het incident gesproken. Een meisje van de leeftijd van [slachtoffer] kent het verschil tussen hop-paardje-hop en trillen. Verdachte is niet consequent in zijn verklaringen over het chocolaatje. Het is ook niet duidelijk waarom [slachtoffer] niet mocht zien wat ze in haar mond kreeg. Standpunt van de verdediging. De verdediging bepleit vrijspraak voor het onder primair en onder subsidiair tenlastegelegde. Er is onvoldoende wettig bewijs voor het onder primair en onder subsidiair tenlastegelegde. Er is slechts één bewijsmiddel in deze zaak, namelijk de verklaring van [slachtoffer]. Er zijn geen getuigen. Alle andere verklaringen zijn terug te voeren op uitlatingen van [slachtoffer]. Cliënt bestrijdt dat er sprake is geweest van seksueel getinte handelingen. Hij heeft een bonnetje voor de ogen van [slachtoffer] gehouden en vervolgens een stukje chocolade in haar mond gedaan. Verder heeft hij hop-paardje-hop met haar gespeeld en haar broek opgetrokken omdat deze steeds afzakte. Cliënt heeft zeer consistent verklaard, terwijl een aantal keer flink is doorgevraagd. Er zijn in het dossier aanwijzingen te vinden die het verhaal van cliënt ondersteunen. Vader zegt dat er papiertjes van chocoladerepen op de salontafel lagen. Op pagina 75 ontbreekt een deel van de verklaring van cliënt. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer], nadat zij in zijn bijzijn en dat van zijn vader haar verhaal had gedaan, tegen haar moeder heeft gezegd: “Mag ik nu mijn cadeautje?”. Dit onderdeel is niet in het proces-verbaal opgenomen. Het is raar dat [slachtoffer] blijkbaar een cadeautje is beloofd en het is opvallend dat de moeder van [slachtoffer] hierover niet heeft verklaard. De vader van cliënt beschikt over stukken die betrekking hebben op zijn relatie met de moeder van [slachtoffer]. Deze kleuren het beeld van de rol die de moeder van [slachtoffer] in dit verhaal heeft. Het gedrag van de moeder van [slachtoffer] na het incident is niet passend bij de ernst van deze zaak. Het is verder opvallend dat de moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat er nooit is gesproken over een mannelijk geslachtsdeel, terwijl [slachtoffer] op pagina 48 vertelt dat haar moeder zegt dat het een pieletje was. Het omhoog trekken van een afgezakte broek te bestempelen als ontucht gaat voorts veel te ver. Er is derhalve geen wettig en overtuigend bewijs, aldus de verdediging. Het oordeel van de rechtbank. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Tegenover de verklaring van [slachtoffer] staat de verklaring van verdachte. [slachtoffer] heeft verklaard dat [verdachte] (verdachte) een raar spelletje met haar had gespeeld door iets in haar mond te stoppen dat zacht was, waar ‘streepjes’ op zaten en waarin een gaatje zat, terwijl [verdachte] een papiertje voor haar ogen hield. [slachtoffer] heeft dat op de dag dat dit gebeurd zou zijn aan haar andere halfbroer [betrokkene 1] verteld. Verdachte heeft toen – en hij is dat nadien blijven herhalen – gezegd dat dat een chocolaatje was. De ‘directheid’ van het verhaal van [slachtoffer] (waarover de officier van justitie in haar requisitoir sprak en waaruit de authenticiteit zou blijken) heeft betrekking op het ‘rare’ spelletje van iets in de mond gestopt krijgen zonder het te zien, niet op wát dat dan was. [slachtoffer] heeft aanvankelijk niet gezegd dat het geslachtsdeel van verdachte in haar mond was gestopt. Zowel verdachtes vader2 als verdachte3 verklaren dat [slachtoffer], toen zij de dag erna met haar moeder in het huis van de vader van verdachte kwam vertellen wat er gebeurd zou zijn, toen gezegd heeft dat verdachte een ‘todje’ (de rechtbank begrijpt: een stukje stof) in haar mond had gestopt. [slachtoffer] heeft ook in het studioverhoor4, ruim een maand later, verklaard dat zij eerst dacht dat [verdachte] een mouwtje van zijn trainingsbroek in haar mond deed, maar dat die gedachte onjuist bleek te zijn omdat [verdachte] zijn broek gewoon aan had. Volgens de moeder van [slachtoffer]5 schrok zij enorm toen zij het verhaal van [slachtoffer] hoorde en dacht zij bij dat verhaal aan het geslachtsdeel van [verdachte], maar heeft zij dat toen niet tegen [slachtoffer] gezegd. Zij geeft aan dat ze in het bijzijn van [slachtoffer] nooit gehad heeft over het mannelijk geslachtsdeel. Tijdens voormeld studioverhoor vertelt [slachtoffer]6 dat [verdachte] ‘zijn pieletje’ in haar mond had gestopt en dat ze dat zo weet omdat mama dat had gezegd. Tegen de achtergrond dat verdachte steeds stellig ontkend heeft zijn penis in de mond van [slachtoffer] te hebben gebracht doch verdachte van meet af aan heeft beweerd dat hij een chocolaatje (een ‘Nuts’) in haar mond heeft gestopt, acht de rechtbank het niet uitgesloten dat, nadat [slachtoffer] ‘haar verhaal’ aan diverse anderen had verteld en sprake was van een tijdsverloop van ruim een maand, achteraf een verhaal is geconstrueerd – zonder dat van bewuste beïnvloeding overigens sprake zou zijn – zoals dat in de tenlastelegging wordt verteld. Naar het oordeel van de rechtbank is er ten aanzien van het primair tenlastgelegde en ook met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde te veel twijfel, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken. DE UITSPRAAK Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Dit vonnis is gewezen door: mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter, tevens kinderrechter-plv., mr. C.B.M. Bruens en mr. I.M.E.A. van Eldonk, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.W.A. Kap-Knippels, griffier, en is uitgesproken op 17 november 2008. 1 Eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant-Noord, district ’s-Hertogenbosch, dossiernummer PL2110/08-014625, pag. 16-17 (aangifte [moeder slachtoffer]) + akte van geboorte betreffende [slachtoffer] [ ] met vermelding van erkenning door [vader slachtoffer] + de verklaring van verdachte zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 03 november 2008. 2 Eindpv noot 1, pag. 67 3 Eindpv noot 1, pag. 75 4 Eindpv noot 1, pag. 34 5 Eindpv noot 1, pag. 22 6 Eindpv noot 1 pag. 48