Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4222

Datum uitspraak2008-08-01
Datum gepubliceerd2008-11-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
ZaaknummersAWB-08_790
Statusgepubliceerd


Indicatie

wettelijk kader: 1:3 van de Awb samenvatting: Beslaglegging door verweerder. Een verzoek om het beslag op te leggen, kan niet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector Bestuursrecht procedurenummer: AWB 08/790 uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht inzake [naam verzoekster ], wonende te Dordrecht, verzoekster, gemachtigde: mr. H.W.F. Klarenaar, advocaat te Dordrecht, tegen De Bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden, verweerster. 1. Ontstaan en loop van het geding Bij besluit van 30 september 1998 heeft de rechtsvoorganger van verweerster een bedrag van fl. 71.582,67 van verzoekster teruggevorderd in verband met ten onrechte gemaakte kosten van bijstand. Bij besluit van 2 februari 2004 heeft verweerster een bedrag van EUR 501,60 van verzoekster teruggevorderd in verband met ten onrechte gemaakte kosten van bijstand. Ter invordering van deze schulden heeft verweerster bij schriftelijke kennisgeving van 4 april 2008 bij de werkgever van verzoekster beslag gelegd op het loon van verzoekster. In dat kader is verzocht om alle bedragen boven de beslagvrije voet, waaronder de vakantietoeslag, in te houden en over te maken aan de Sociale Dienst Drechtsteden totdat een bedrag van EUR 9118,29 zal zijn voldaan. Verzoekster is bij brief van 18 april 2008 op de hoogte gesteld van de beslaglegging. Bij brieven van 6 mei 2008 en 16 juni 2008 heeft verweerder te kennen gegeven het gelegde beslag niet op te willen heffen. Verzoekster heeft bij brief van 2 mei 2008 bezwaar gemaakt tegen de brief van 18 april 2008. Verzoekster heeft bij brief van 9 juli 2008 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht. 2. Overwegingen Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (verder te noemen: de Awb) wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd ter zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. De voorzieningenrechter heeft aanleiding gezien om met toepassing van voormelde bepaling het onderzoek in deze zaak te sluiten. Daartoe heeft de voorzieningenrechter het volgende overwogen. De brief van 18 april 2008, alsmede de na die tijd verzonden brieven in reactie op de verzoeken van de gemachtigde om het beslag op te heffen, bevatten slechts mededelingen en kunnen derhalve niet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Het leggen en continueren van loonbeslag is immers een privaatrechtelijke rechtshandeling. De voorzieningenrechter verwijst hierbij naar de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (onder andere in de uitspraak van 15 mei 2007, LJN BA6447). Terzake van de vraag of (nog) een executoriale titel voor het beslag aanwezig is, kan verzoekster desgewenst een executiegeschil als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bij de civiele rechter aanhangig maken. Nu er geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb en het bezwaar daartegen dan ook niet-ontvankelijk moet worden geacht, dient het verzoek te worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Gezien het vorenstaande beslist de voorzieningenrechter als volgt. 3. Beslissing De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht, - wijst het verzoek af. Aldus gegeven door mr. M.A.C. Prins, voorzieningenrechter, en door deze en mr. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op: 1 augustus 2008 Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.