
Jurisprudentie
BG4274
Datum uitspraak2008-09-02
Datum gepubliceerd2008-11-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
ZaaknummersAWB-08_878
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
ZaaknummersAWB-08_878
Statusgepubliceerd
Indicatie
Voorlopige voorziening/ Leerling niet bevorderd naar volgend leerjaar Gymnasium/ Rechtsgevolg
Verweerder heeft besloten de zoon van verzoeker niet te bevorderen naar het volgende leerjaar. Ook heeft verweerder het verzoek van verzoeker, om zijn zoon een schriftelijke overhoring (SO) Frans te laten inhalen en om ten aanzien van zijn zoon de over het schooljaar 2007-2008 uitgevoerde maakwerkcontroles voor slechts 5% te laten meetellen bij het bepalen van het eindcijfer voor dit vak, afgewezen. Het bevoegde gezag, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, is het bestuur van de (openbare) Stichting Johan de Witt-Gymnasium, zijnde een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder a, van de Awb. Het besluit m.b.t. het SO en de maakwerkcontroles is door de rector, namens het bestuur van de Stichting en gelet op het directiestatuut, bevoegd genomen. Het besluit m.b.t. het niet bevorderen is, ingevolge het leerlingenstatuut, genomen door de docentenvergadering. Dit besluit dient te worden toegedicht aan het bevoegde gezag. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van (externe) rechtsgevolgen, nu de zoon van verzoeker vanwege beide bestreden besluiten de gelegenheid wordt ontnomen om, binnen de zes jaren die daar voor staan, zijn diploma te behalen. De als gevolg hiervan opgelopen vertraging resulteert volgens verzoeker in het ontstaan van schade in de vorm van vermeerderde aanschafkosten voor boeken en het pas op een later moment kunnen starten met het vergaren van een inkomen. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dient verzoeker hierin te worden gevolgd. Derhalve is sprake van besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Verweerder heeft de bestreden besluiten in redelijkheid kunnen nemen. Afwijzing verzoek.
Uitspraak
RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/878
uitspraak van de voorzieningenrechter
inzake
[naam verzoeker], wonende te Alblasserdam, verzoeker,
gemachtigde: mr. M.R. Dill, advocaat te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
het bestuur van de Stichting Johan de Witt-Gymnasium, verweerder,
gemachtigde: mr. [naam gemachtigde], werkzaam bij E&S Advies en Management B.V. te
Sint-Oedenrode.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft besloten de zoon van verzoeker niet te bevorderen naar het volgende leerjaar. Dit besluit is verzoeker bij schrijven van 9 juli 2008 kenbaar gemaakt (hierna: het besluit van 9 juli 2008).
Bij besluit van 17 juli 2008 heeft verweerder het verzoek van verzoeker, om zijn zoon een schriftelijke overhoring (hierna: SO) Frans te laten inhalen en om ten aanzien van zijn zoon de over het schooljaar 2007-2008 uitgevoerde maakwerkcontroles voor slechts 5 procent te laten meetellen bij het bepalen van het eindcijfer, afgewezen.
Tegen deze besluiten heeft verzoeker bij brief van 25 juli 2008 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij brief van 1 augustus 2008 heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 1 september 2008 ter zitting behandeld.
Verzoeker is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld van zijn zoon.
Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde, mr. [gemachtigde 2]
Tevens zijn verschenen drs. [naam rector]en drs. [naam conrector], respectievelijk rector en conrector van het Johan de Witt-Gymnasium.
2. Overwegingen
2.1. Wettelijk kader.
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter toetst in dat kader of het bestreden besluit kennelijk rechtmatig is dan wel kennelijk onrechtmatig. Is van zodanige kennelijke (on)rechtmatigheid geen sprake, dan gaat de voorzieningenrechter over tot een belangenafweging.
Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, onder a, van de Awb wordt onder een bestuursorgaan verstaan: een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingsteld.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
In artikel 32c, eerste lid, van de Wet op het voorgezet onderwijs (hierna: WVO) is - voor zover hier van belang - bepaald dat het bevoegd gezag een managementstatuut vaststelt.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel bevat het managementstatuut tevens de aanduiding van de andere aan het bevoegd gezag bij wettelijk voorschrift toegekende taken en bevoegdheden waarvan het bevoegd gezag heeft bepaald dat de rector, de directeur, de conrector, de adjunct-directeur of de centrale directie van de school deze in naam van het bevoegd gezag kan uitoefenen. Het managementstatuut bevat voorts instructies ten aanzien van deze taken en bevoegdheden.
In artikel 4, eerste lid, van het directiestatuut (managementstatuut) van de Stichting Johan de Witt-Gymnasium (hierna: het directiestatuut) is bepaald dat binnen de vastgestelde beleidskaders het bestuur van de stichting alle bij haar rustende bevoegdheden aan de rector mandateert met uitzondering van de in artikel 5 beschreven taken en bevoegdheden die aan het bestuur van de stichting voorbehouden blijven.
In artikel 5, negende lid, van het directiestatuut is bepaald dat het voeren van processen of geschilprocedures aan het bestuur van de stichting voorbehouden blijven en niet voor mandatering in aanmerking komen, behoudens in spoedeisende gevallen.
In artikel 9, zesde lid, van het leerlingenstatuut van de Stichting Johan de Witt-Gymnasium (hierna: het leerlingenstatuut) is bepaald dat aan het eind van het schooljaar de rapportvergadering beslist over de bevordering van de leerlingen tot het volgende leerjaar en adviseert daarbij over het vervolg. De leerling wordt in kennis gesteld van het uitgebrachte advies.
In het zevende lid van dit artikel is bepaald dat in het Vademecum de bevorderingsnormen worden vermeld.
In artikel 13 van het leerlingenstatuut is bepaald dat alle zaken aangaande toetsen en beoordeling staan beschreven in het Vademecum van het betreffende leerjaar of cohort.
In hoofdstuk 2, onder (B) Becijfering maakwerk, van het Vademecum 2007-2008, Klas 3 (hierna: het Vademecum) is – onder meer – het volgende opgenomen:
“Het cijfer voor maakwerk komt tot stand op basis van minimaal twee controles per periode (uitgezonderd het vak economie met 1 controle per periode).
(…)
Per periode leveren alle controles samen één eindcijfer dat tien procent uitmaakt van het rapportcijfer.”
In hoofdstuk 4, onder (C) Inhaalregeling, van het Vademecum is – onder meer – het volgende opgenomen:
“Mocht een leerling vanwege ziekte of om andere reden een toets hebben gemist, dan haalt hij deze toets in tijdens het inhaaluur voor de onderbouw of op een ander met de docent afgesproken moment. Een gemiste toets wordt pas ingehaald na afspraak met de docent. De leerling dient hiertoe na terugkeer op school (tijdens de eerstvolgende les) contact op te nemen met de docent over de gemiste toets om een nieuwe afspraak te maken. Indien de leerling dit nalaat, zal de docent hem hier aan herinneren. Mocht de leerling desondanks geen nieuwe afspraak maken, dan kan de docent, na overleg met de leerjaarcoördinator, hem het cijfer 1 geven.
(…).
In hoofdstuk 5, onder (A) Bevorderingsnormen, van het Vademecum is – onder meer – het volgende opgenomen:
“Een leerling wordt beoordeeld op alle vakken. Een leerling wordt zonder meer bevorderd bij ten hoogste 3 tekortpunten in 2 vakken, waarbij elk tekortpunt gecompenseerd moet worden.
Het cijfer vijf geldt als één tekortpunt en het cijfer vier als twee tekortpunten.
Compensatieregeling:
- een vijf moet gecompenseerd worden door 2 cijfers die zeven of hoger zijn;
- een vier moet gecompenseerd worden door drie cijfers die zeven of hoger zijn;
-een drie kan niet gecompenseerd worden;
-één acht, negen of tien mag eenmaal geteld worden als tweemaal zeven.
(…)
Een leerling wordt profielgericht bevorderd.”
Indien het rapportcijfer op het eindrapport (weergegeven met één decimaal) voor elk van de vakken wiskunde en natuurkunde 7.0 of hoger is, is een leerling bevorderd in het door hem/haar gekozen profiel in klas 4.
(…)
2.2. Bestreden besluiten.
2.2.1. Bij het bestreden besluit van 9 juli 2008 heeft verweerder besloten de zoon van verzoeker niet te bevorderen naar het volgende leerjaar. Verweerder heeft ter zitting hiertoe aangevoerd dat tijdens de laatste rapportvergadering alle docenten unaniem van oordeel waren dat de zoon van verzoeker, gelet op de door hem behaalde resultaten en in zijn eigen belang, het derde schooljaar over zou moeten doen.
2.2.2. Bij het bestreden besluit van 17 juli 2008 heeft verweerder, in de eerste plaats, het verzoek van verzoeker om zijn zoon in de gelegenheid te stellen het door hem gemiste SO Frans alsnog in te halen afgewezen. Verweerder heeft er op gewezen dat mevrouw [naam lerares ], aantoonbaar, in de klas heeft gemeld dat diegene die het SO hadden gemist, dit op de inhaaldagen konden inhalen. Volgens verweerder zijn alle leerlingen voorts op de hoogte van de systematiek van de twee inhaaldagen na afloop van de laatste toetsweek. Gelet hierop had de zoon van verzoeker kunnen weten dat hij het door hem gemiste SO tijdens deze inhaaldagen had kunnen inhalen. Dat hij van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt komt voor rekening en risico van de zoon zelf. Verweerder stelt zich daarnaast op het standpunt dat de zoon van verzoeker, blijkens hoofdstuk 4, onderdeel C, van het Vademecum, ook zelf een verantwoordelijkheid heeft om contact met de docent op te nemen teneinde een nieuwe afspraak te maken. De zoon van verzoeker heeft dit nagelaten. In tegenstelling tot een repetitie hoeft een SO niet verplicht te worden ingehaald en telt een SO dus ook niet per definitie mee bij het bepalen van het eindcijfer. In dit geval heeft verweerder besloten aan het gemiste SO geen cijfer toe te kennen. Voor de zoon van verzoeker betekent dit dat het gemiste SO geen negatieve invloed heeft gehad op zijn eindcijfer voor het vak Frans.
Daarnaast heeft verweerder bij het bestreden besluit van 17 juli 2008 het verzoek, om de maakwerkcontroles over het schooljaar 2007-2008 voor slechts 5 procent, in plaats van 10 procent, te laten meetellen bij het bepalen van het eindcijfer, afgewezen. Verweerder stelt zich hierbij op het standpunt dat de zoon van verzoeker, door het gegeven dat er drie in plaats van zes controles zijn uitgevoerd, niet in zijn belangen is geschaad. In de scores, behaald bij de drie uitgevoerde controles, is geen verbetering zichtbaar geweest. Gelet op zijn inzet het afgelopen jaar bestaat er volgens verweerder geen aanleiding om aan te nemen dat, in het geval er meer maakwerkcontroles zouden zijn uitgevoerd, hij een hoger cijfer zou hebben gescoord. Gedurende het schooljaar is er door de zoon van verzoeker noch zijn ouders geklaagd over het aantal maakwerkcontroles dan wel is verzocht om meer maakwerkcontroles uit te voeren. Indien dit wel het geval was geweest had de leraar hiermee rekening kunnen houden. Verweerder wijst voorts op het doel van het laten meetellen van de maakwerkcontroles bij het bepalen van het eindcijfer, namelijk het meten het de inzet van de leerlingen gedurende het schooljaar. Volgens verweerder maakt het aantal uitgevoerde controles geen verschil voor het belang van de inzet van de leerlingen voor het eindcijfer.
2.3. Verzoeker kan zich met deze besluiten niet verenigen en heeft hiertoe – kort weergegeven en voor zover van belang – het volgende aangevoerd. Uit de op 4 juli 2008 aan zijn zoon uitgereikte cijferlijst bleek dat aan een door hem gemist SO Frans het cijfer 1 was toegekend. Volgens verzoeker was dit SO oorspronkelijk op 16 april 2008 gepland, maar heeft dit SO op die datum geen doorgang gevonden. Er is vervolgens een nieuwe datum gepland waar de zoon van verzoeker geen weet van heeft gehad. Op de datum waarop het SO alsnog werd gegeven was de zoon van verzoeker ziek en derhalve afwezig. Hij wist dan ook niet dat het betreffende SO die dag werd ingehaald. Dit vernam hij op 4 juli 2008 naar aanleiding van de uitreiking van zijn cijferlijst. Daarop heeft zijn zoon mevrouw [naam lerares ] direct gevraagd dit SO in te mogen halen. Mevrouw [naam lerares ]heeft vervolgens toestemming verleend onder voorbehoud van toestemming van de leerjaarcoördinator, de heer [naam coördinator ]. Nadat de heer [naam coördinator ] de zoon van verzoeker had doorgestuurd naar de conrector, de heer [naam conrector] heeft deze hem geen toestemming verleend omdat de inhaaldagen inmiddels voorbij waren. Ook werd hem te kennen gegeven dat hij zelf actie had moeten ondernemen. Volgens verzoeker kon zijn zoon dit echter niet omdat hij niet wist dat het betreffende SO was gegeven. Verzoeker wijst er daarnaast op dat de gebruikelijke gang van zaken bij het missen van een SO is dat de leraar de leerling bij zich roept teneinde een afspraak te maken om dit SO in te halen. Volgens verzoeker is dit ten onrechte niet gebeurd terwijl hij er wel op mocht vertrouwen dat dit zou gebeuren. De omstandigheid dat de verweerder heeft besloten aan het gemiste SO geen cijfer toe te kennen is voor verzoeker geen bevredigende oplossing nu zijn zoon, mede als gevolg van deze beslissing, nog immer geen voldoende scoort voor het vak Frans.
Ten aanzien van de weging van de maakwerkcontroles stelt verzoeker zich op het standpunt dat verweerder niet de in het Vademecum voorgeschreven aantal controles heeft uitgevoerd. Nu verweerder dit heeft nagelaten is de zoon van verzoeker ten onrechte niet in de gelegenheid geweest zich te verbeteren. Hij heeft er volgens verzoeker voorts op mogen vertrouwen dat het voorgeschreven aantal controles zou worden uitgevoerd waardoor hij, door een verhoogde inzet, aan had kunnen tonen dat hij zich in de loop van het kwartaal aanzienlijk zou hebben verbeterd. Verzoeker betwist het standpunt van verweerder dat er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat, in het geval er meer maakwerkcontroles zouden zijn uitgevoerd, zijn zoon een hoger cijfer zou hebben gescoord. Verzoeker wijst hiertoe op de door zijn zoon in alle vakken voor maakwerkcontroles behaalde cijfers waaruit volgens verzoeker blijkt dat zijn zoon zich in de loop van het jaar sterk heeft verbeterd. Verzoeker stelt zich voorts op het standpunt dat zijn zoon in de gelegenheid moet worden gesteld een door hem op 30 juni 2008 gemiste repetitie voor het vak Frans in te halen. Vanwege die dag ontstane migraine is zijn zoon niet in staat geweest deze repetitie met goed gevolg af te maken. Hij is die dag dermate ziek geworden dat hij niet meer in staat was zich bij de toen aanwezige docent ziek te melden.
Gelet hierop is verzoeker van mening dat het besluit om zijn zoon niet te bevorderen naar het volgende leerjaar is genomen op basis van onjuiste en onvolledige informatie. Dit besluit is dan ook niet op zorgvuldige wijze voorbereid. Verzoeker merkt hierbij op dat hij zich door de schoolleiding niet correct behandeld voelt. Nu bij de totstandkoming van de bestreden besluiten is uitgegaan van onjuiste en onvolledige gegevens ontberen deze besluiten volgens verzoeker een draagkrachtige motivering en kunnen zij niet worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden. Verzoeker stelt zich voorts op het standpunt dat het door zijn zoon gekozen profiel een bètaprofiel is en hij hierdoor in het vierde jaar geen Grieks en Duits meer zal volgen, vakken waarvoor hij thans het cijfer 5 heeft behaald. Gelet hierop zijn de bestreden besluiten, afgezet tegen het volledig opnieuw overdoen van het derde jaar, volgens verzoeker disproportioneel en in strijd met het verbod van willekeur. Volgens verzoeker kan niet worden ingezien welk belang de schoolleiding erbij heeft om zijn zoon niet te bevorderen en niet tegemoet te komen aan de door hem ingediende verzoeken, te meer nu zijn zoon in het vierde leerjaar de hiervoor genoemde vakken Grieks en Duits niet meer zal volgen.
2.4. Beoordeling door de voorzieningenrechter.
2.4.1. In hetgeen verzoeker in zijn hiervoor genoemde schrijven van 25 juli en 1 augustus 2008 ter zake naar voren heeft gebracht, en gelet op de omstandigheid dat dit standpunt door verweerder niet is betwist, ziet de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang om dit verzoek te behandelen.
Het bestreden besluit van 17 juli 2008.
2.4.2. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bevoegd gezag, als bedoeld in artikel 1 van de WVO, het bestuur van de (openbare) Stichting Johan de Witt-Gymnasium is, zijnde een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder a, van de Awb.
2.4.3.De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat het bestreden besluit van 17 juli 2008 is genomen door de rector, namens het bestuur van de Stichting Johan de Witt-Gymnasium.
Ingevolge artikel 5, negende lid, van het directiestatuut is het voeren van processen of geschilprocedures voorbehouden aan het bestuur van de stichting, behoudens spoedeisende gevallen. Ter zitting is van de zijde van de rector gemotiveerd betoogd waarom ter zake van het nemen van het bestreden besluit sprake was van een geschil en een spoedeisend geval en hij derhalve, gelet op artikel 4, eerste lid, van het directiestatuut, bevoegd was dit besluit te nemen. Gelet hierop alsmede op de omstandigheid dat dit standpunt door verzoeker niet is betwist, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit bevoegd is genomen.
2.4.4. Ter zitting is van de zijde van verzoeker gemotiveerd betoogd dat het bestreden besluit van 17 juli 2008 gericht is op rechtsgevolg. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van (externe) rechtsgevolgen, nu de zoon van verzoeker vanwege beide bestreden besluiten de gelegenheid wordt ontnomen om, binnen de zes jaren die daar voor staan, zijn diploma te behalen. De als gevolg hiervan opgelopen vertraging resulteert volgens verzoeker in het ontstaan van schade in de vorm van vermeerderde aanschafkosten voor boeken en het pas op een later moment kunnen starten met het vergaren van een inkomen. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dient verzoeker hierin te worden gevolgd. Gelet hierop alsmede op de omstandigheid dat verzoekers standpunt door verweerder niet is betwist, dient het besluit van 17 juli 2008 dan ook te worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
2.4.5. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat aan het bestreden besluit en derhalve aan onderhavige procedure een verzoek ten grondslag ligt. Uit de inhoud van het op 11 juli 2008 ingediende verzoek volgt dat verzoeker hiermee uitdrukkelijk een tweetal dingen beoogd, te weten:
• zijn zoon in de gelegenheid stellen een door hem gemist SO Frans over te laten doen, en,
• de uitgevoerde en becijferde maakwerkcontroles voor het vak Frans niet voor 10 procent, maar voor slechts 5 procent te laten meetellen bij de bepaling van het eindcijfer voor dit vak.
In dit verzoek van 11 juli 2008 wordt, in tegenstelling door het naderhand ingediende bezwaarschrift, niet gevraagd de zoon van verzoeker eveneens in de gelegenheid te stellen een door hem, op 30 juni 2008, gemiste repetitie Frans in te halen. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat dit verzoek, zoals hiervoor vermeld en neergelegd in het bezwaarschrift van 25 juli 2008, buiten de beoordeling van het geschil dient te blijven.
2.4.6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder het besluit om de zoon van verzoeker niet in de gelegenheid te stellen het door hem gemiste SO Frans alsnog in te halen en om de over het schooljaar 2007-2008 uitgevoerde maakwerkcontroles niet voor slechts 5 procent te laten meetellen bij het bepalen van het eindcijfer, in redelijkheid heeft kunnen nemen.
Ten aanzien van het SO Frans stelt de voorzieningenrechter voorop dat uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat tussen partijen geenszins vaststaat op welke datum dit SO gepland stond. Verweerder heeft hieromtrent te kennen gegeven dat het SO gepland stond op 5 juni 2008 en dit ook is neergelegd in het klassenboek. Voorts is uit het klassenboek en ook uit de ziekmeldingen niet gebleken dat de zoon van verzoeker op die dag afwezig was. Wel staat vast dat er geen SO van de zoon van verzoeker van die dag is. Voorts heeft mevrouw [naam lerares ]in haar lessen de leerlingen erop gewezen dat een gemiste toets op 3 juli 2008 kon worden ingehaald. De zoon van verzoeker heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De stelling van verzoeker dat zijn zoon niet wist dat hij een SO had gemist acht de voorzieningenrechter dan ook niet aannemelijk. Nu de zoon van verzoeker voldoende in de gelegenheid is gesteld het SO in te halen heeft verweerder hem niet in de gelegenheid hoeven te stellen het SO alsnog in te halen.
Wat betreft het maakwerkcontroles stelt de voorzieningenrechter allereerst vast dat inderdaad minder maakwerkcontroles zijn gehouden dan in het Vademecum is aangegeven. Zoals ter zitting door verweerder is gesteld dient een maakwerkcontrole er uitsluitend toe om te controleren of het huiswerk is gemaakt. Niet is gebleken dat verzoeker dan wel zijn zoon in de loop van het schooljaar zich bij verweerder heeft beklaagd over het feit dat er minder maakwerkcontroles bij het vak Frans werden gehouden dan voorgeschreven. Voorts is niet gebleken dat als gevolg van de maakwerkcontroles voor dit vak die wel zijn gehouden de resultaten van de zoon van verzoeker zich hebben verbeterd. Voor verweerder bestond er dan ook geen aanleiding om, in afwijking van het Vademecum, de maakwerkcontroles maar voor 5procent te laten meetellen bij de berekening van het eindcijfer.
Het bestreden besluit van 9 juli 2008
2.4.7. De voorzieningenrechter ziet zich eerst voor de vraag gesteld of ten aanzien van het besluit de zoon van verzoeker niet te bevorderen naar het volgende leerjaar, sprake is van een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb. Deze vraag wordt naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter bevestigend beantwoord. Daartoe wordt als volgt overwogen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat ter zitting is gebleken dat de beslissing om een leerling al dan niet te bevorderen naar het volgende leerjaar, ingevolge artikel 9, zesde lid, van het Leerlingenstatuut, wordt genomen door de docentenvergadering. Ter zitting is gebleken dat indien zich de situatie voordoet dat de docentenvergadering, in een voorkomend geval, niet tot een beslissing kan komen, het de rector is die vervolgens de beslissing neemt en bij afwezigheid van de rector, de conrector. Gelet hierop dient, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, een dergelijke beslissing van de docentenvergadering, zo ook ten aanzien van de beslissing om de zoon van verzoeker niet te bevorderen, te worden toegedicht aan het bevoegd gezag. Bij schrijven van 9 juli 2008 is aan de ouders mededeling gedaan van dit besluit.
2.4.8. Zoals hiervoor onder 2.4.4. reeds is overwogen is ter zitting van de zijde van verzoeker gemotiveerd betoogd dat ook het bestreden besluit van 9 juli 2008 gericht is op rechtsgevolg en dat verzoeker hierin, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, dient te worden gevolgd. Gelet hierop dient ook dit besluit te worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
2.4.9. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat verweerder het besluit om de zoon van verzoeker niet te bevorderen naar het volgende leerjaar in redelijkheid heeft kunnen nemen. Volgens het door verzoeker overgelegde rapport van zijn zoon bevat dit rapport drie keer het eindcijfer 5 en vier keer het eindcijfer 7. Gelet op de in het Vademecum opgenomen – en hierboven weergegeven – Bevorderingsnormen gaat een leerling in een dergelijke situatie niet over naar het volgende leerjaar. Zoals ter zitting is gebleken en hiervoor reeds is weergegeven, was de rapportvergadering hierin ten aanzien van de zoon van verzoeker unaniem. Hoewel de zoon van verzoeker slechts weinig tekort komt voor een afronding naar het cijfer 6 voor het vak Frans, bestond er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding om anders te beslissen. Zoals ter zitting door verweerder te kennen is gegeven betekent het bevorderen naar een hogere klas dat een bepaald niveau door de leerling is bereikt en dat, zoals in onderhavig geval, de leerstof van klas 3 wordt beheerst. Hierbij mag geen rekening worden gehouden met het te volgen profiel in klas 4, zo min als met de omstandigheid dat, als gevolg van het gekozen profiel, in klas 4 de twee vakken waarvoor de zoon van verzoeker eveneens het cijfer 5 heeft gescoord door verzoeker niet meer wordt gevolgd. Het in het Vademecum genoemde profielgericht bevorderen ziet uitsluitend op het benodigde eindcijfer voor de vakken natuur- en wiskunde.
2.4.10. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is van onrechtmatige besluiten. Het standpunt van verzoeker dat de bestreden besluiten zijn genomen in strijd met de door verzoeker genoemde algemene beginselen van behoorlijk bestuur volgt de voorzieningenrechter dan ook niet. Het verzoek om een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Gezien het vorenstaande beslist de voorzieningenrechter als volgt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht,
-wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter,
en door deze en mr. C. Willemsen, griffier, ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op: 2 september 2008
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.