Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4289

Datum uitspraak2008-11-11
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers103.003.143
Statusgepubliceerd


Indicatie

4.2.3. Het hof is van oordeel dat grief I faalt. Daartoe is het volgende redengevend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, omdat de gebruiksmogelijkheden van de hal vóór 26 december 2003 en in de periode daarna tot 6 januari 2004 gelijk waren, geen sprake was van schade voor [appellante]. Het door [appellante] ter toelichting op de grief aangevoerde bestrijdt dit oordeel onvoldoende. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt voorts niet in te zien waarom [bedrijf 1] volgens [appellante] terecht de aan [appellante] verschuldigde huur niet betaalde. Gesteld noch gebleken is immers dat [bedrijf 1] de (huur)overeenkomst met [appellante] had ontbonden. Naar het oordeel van het hof valt derhalve niet in te zien waarom [appellante] door het beslag schade in de vorm van huurderving zou hebben geleden. Dit deel van de vordering is derhalve evenmin op de in hoger beroep daarvoor aangevoerde grond toewijsbaar. 4.3.2. Het hof oordeelt als volgt. De kantonrechter heeft dit deel van de vordering afgewezen bij gebrek aan een duidelijke grondslag ervoor. [appellante] stelt thans weliswaar dat de vordering in de inleidende dagvaarding in voldoende mate was omschreven, doch het hof deelt deze mening niet. [appellante] heeft naar het oordeel van het hof noch in de inleidende dagvaarding, noch in de memorie van grieven aangegeven op grond waarvan zij meent dat de politie verplicht is de onderhavige kosten te dragen: in de dagvaarding heeft [appellante] slechts gesteld dat de politie verzuimd heeft de containers terug te sturen, maar niet om welke reden de politie daartoe jegens haar gehouden zou zijn. In hoger beroep heeft [appellante] ermee volstaan naar die dagvaarding te verwijzen. Het hof oordeelt ook ambtshalve geen rechtsgrond voor deze vordering aanwezig. De grief faalt derhalve.


Uitspraak

typ. zaaknr. HD 103.003.143 ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH, sector civiel recht, tweede kamer, van 11 november 2008, gewezen in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [APPELLANTE], gevestigd te [plaats], appellante bij exploot van dagvaarding van 10 februari 2006, advocaat: mr. P.J.A. van de Laar, tegen: de rechtspersoonlijkheid bezittende REGIOPOLITIE BRABANT ZUID-OOST, gevestigd te Eindhoven, geïntimeerde bij gemeld exploot, advocaat: mr. R.H. van Muijen, op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven gewezen vonnis van 1 december 2005 tussen appellante - [appellante] - als eiseres en geïntimeerde - de politie - als gedaagde. 1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 376675, rolnummer 04-10787) Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellante] twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, naar het hof begrijpt, tot het alsnog toewijzen van haar vordering, met veroordeling van de politie in de proceskosten van beide instanties. 2.2. Bij memorie van antwoord heeft de politie de grieven bestreden. 2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. In beide dossiers ontbreekt het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 12 mei 2005. 3. De gronden van het hoger beroep Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven. 4. De beoordeling 4.1.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende. - Op 26 december 2003 heeft de politie in een door [appellante] gebruikte bedrijfshal aan de [adres] te [plaats] vier zeecontainers met daarin hennepplanten in beslag genomen onder de, aldaar aanwezige, [persoon 1] (hierna: [persoon 1]). - [persoon 1] is door de politie tot bewaarder van de containers aangesteld. Hem is meegedeeld dat de containers niet uit de bedrijfshal verwijderd mochten worden. - Op 6 januari 2004 heeft de politie de containers naar een andere plaats overgebracht. - Bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch van 9 maart 2004 is [persoon 1] veroordeeld voor het aanwezig hebben van een groot aantal hennepplanten. - Bij voormeld vonnis van de politierechter is het beslag op de containers opgeheven en zijn deze ter beschikking gesteld van de rechthebbende, zijnde [persoon 1], die volgens [appellante] haar bedrijfsleider is. - [appellante] heeft de politie twee facturen gezonden, die beide gedateerd zijn op 25 mei 2004. Op de eerste factuur, die sluit op een bedrag van € 2.380,-, staat vermeld "Bij deze belasten wij voor het in bewaring houden en beveiligen van Vier zeecontainers over de periode 26 Dec. 2003 t/m 6 Jan. 2004. 500 euro per stuk excl. Btw." De tweede factuur sluit op € 892,50 ( inclusief BTW) en heeft betrekking op transportkosten voor de containers. 4.1.2. [appellante] heeft de politie in rechte betrokken en - kort gezegd - gevorderd laatstgenoemde te veroordelen tot betaling van € 3.748,28, vermeerderd met rente en proceskosten. Dit bedrag is opgebouwd uit de hiervoor genoemde factuurbedragen en een bedrag van € 67,78 aan rente en € 408,- aan buitengerechtelijke kosten. 4.1.3. De politie heeft de vordering gemotiveerd weersproken, met conclusie tot afwijzing daarvan, onder veroordeling van [appellante] in de proceskosten. 4.1.4. De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep de vordering afgewezen. De kantonrechter overwoog daartoe - voor zover thans relevant - de stellingen van [appellante] in de akte na comparitie zo te hebben begrepen dat [appellante] stelt schade ad € 2.380,- te hebben geleden omdat zij, door nalatigheid van de politie, tussen het moment van beslaglegging (26 december 2003) en het moment van verwijdering van de containers ( 6 januari 2004) de bedrijfshal niet heeft kunnen gebruiken. De kantonrechter oordeelde evenwel dat geen sprake was van rechtens te waarderen schade, nu de gebruiksmogelijkheden van de bedrijfshal voor en na de inbeslagname gelijk waren. Voorts oordeelde de kantonrechter het bedrag van € 892,50 wegens transportkosten, bij gebreke van een duidelijke grondslag voor dat deel van de vordering, niet toewijsbaar. 4.2.1. In grief I klaagt [appellante] over de afwijzing van het bedrag van € 2.380,-. Zij stelt thans in hoger beroep, met wijziging in zoverre van de aan dit deel van de vordering ten grondslag gelegde feiten, dat - de containers eigendom waren van (naar het hof begrijpt:) een bedrijf genaamd [bedrijf 1]; - zij aan [bedrijf 1] ruimte verhuurde om de containers in te plaatsen; - na het beslag de containers op last van de politie in die ruimte bleven staan, zodat de politie over de periode 26 december 2003 tot 6 januari 2004 aan [appellante] een gebruiksvergoeding moet betalen; - de hoogte van de verschuldigde vergoeding gelijk is aan het bedrag dat [bedrijf 1] aan [appellante] moest voldoen maar, volgens [appellante] terecht, in voormelde periode niet heeft voldaan. 4.2.2. De politie bestrijdt de grief onder meer met de stelling dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat [appellante] geen schade heeft geleden: de gebruiksmogelijkheden van de hal werden voor en na de inbeslagname in gelijke mate door de daarin aanwezige containers beperkt. Bovendien betwist de politie dat, indien [bedrijf 1] al huur aan [appellante] betaalde, eerstgenoemde het recht had deze huur in de periode van 26 december 2003 tot 6 januari 2004 niet te betalen. 4.2.3. Het hof is van oordeel dat grief I faalt. Daartoe is het volgende redengevend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, omdat de gebruiksmogelijkheden van de hal vóór 26 december 2003 en in de periode daarna tot 6 januari 2004 gelijk waren, geen sprake was van schade voor [appellante]. Het door [appellante] ter toelichting op de grief aangevoerde bestrijdt dit oordeel onvoldoende. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt voorts niet in te zien waarom [bedrijf 1] volgens [appellante] terecht de aan [appellante] verschuldigde huur niet betaalde. Gesteld noch gebleken is immers dat [bedrijf 1] de (huur)overeenkomst met [appellante] had ontbonden. Naar het oordeel van het hof valt derhalve niet in te zien waarom [appellante] door het beslag schade in de vorm van huurderving zou hebben geleden. Dit deel van de vordering is derhalve evenmin op de in hoger beroep daarvoor aangevoerde grond toewijsbaar. 4.3.1. In grief II klaagt [appellante] over de afwijzing van de gevorderde transportkosten ad € 892,50. Zij stelt dat zij deze kosten heeft moeten maken om de containers, die op 6 januari 2004 door de politie elders waren geplaatst, na opheffing van het beslag weer op te laten halen. 4.3.2. Het hof oordeelt als volgt. De kantonrechter heeft dit deel van de vordering afgewezen bij gebrek aan een duidelijke grondslag ervoor. [appellante] stelt thans weliswaar dat de vordering in de inleidende dagvaarding in voldoende mate was omschreven, doch het hof deelt deze mening niet. [appellante] heeft naar het oordeel van het hof noch in de inleidende dagvaarding, noch in de memorie van grieven aangegeven op grond waarvan zij meent dat de politie verplicht is de onderhavige kosten te dragen: in de dagvaarding heeft [appellante] slechts gesteld dat de politie verzuimd heeft de containers terug te sturen, maar niet om welke reden de politie daartoe jegens haar gehouden zou zijn. In hoger beroep heeft [appellante] ermee volstaan naar die dagvaarding te verwijzen. Het hof oordeelt ook ambtshalve geen rechtsgrond voor deze vordering aanwezig. De grief faalt derhalve. 4.4. Het voorgaande betekent dat beide grieven falen, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Overeenkomstig het verzoek van de politie zal het arrest uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. 5. De uitspraak Het hof: bekrachtigt het vonnis waarvan beroep; veroordeelt appellante in de proceskosten van het hoger beroep, welke aan de zijde van geïntimeerde tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 248,- aan verschotten en op € 632,- aan salaris advocaat; verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schaik-Veltman, Venhuizen en Vriezen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 november 2008.