Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4290

Datum uitspraak2008-11-13
Datum gepubliceerd2008-11-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-001357-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof heeft verdachte wegens poging doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Verdachte heeft in de nacht van 1 januari 2008 een woordenwisseling gehad met het slachtoffer. De aanleiding voor deze woordenwisseling is niet geheel duidelijk. Als verdachte en het slachtoffer later in de dichte mist buiten staan, schiet verdachte het slachtoffer van zeer korte afstand in zijn buik. Het slachtoffer is als gevolg van dit schot zeer ernstig gewond geraakt en zou zonder medisch ingrijpen zijn overleden. Het slachtoffer is verlamd geraakt vanaf zijn middel. Het afvuren van een kogel op een persoon getuigt van een fundamenteel gebrek aan eerbied voor de lichamelijke integriteit van anderen. De lichamelijke integriteit van het slachtoffer is hierdoor ook op bijzonder ernstige wijze geschonden. Delicten als het onderhavige dragen daarnaast een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengen bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. Het hof heeft bij het bepalen van straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld, waaronder een keer ter zake van een geweldsdelict. Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze door hem en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht en zoals die blijken uit het rapport van Reclassering Nederland.


Uitspraak

Parketnummer: 24-001357-08 Parketnummer eerste aanleg: 17-880010-08 Arrest van 13 november 2008 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 8 mei 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1973] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden, verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht. Het vonnis waarvan beroep De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft voorts op de vordering van de benadeelde partij beslist en een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 30.000, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegde dat hij op of omstreeks 1 januari 2008 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal, een kogel heeft afgevuurd op die [slachtoffer] en/of waarbij die [slachtoffer] door een kogel in de borst is geraakt en/of die kogel het lichaam aan de rugzijde heeft verlaten en/of waarbij er letsel is ontstaan aan de/een wervel tengevolge waarvan een dwarslaesie met verlamming en gevoelloosheid van het onderlichaam is veroorzaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte hij op of omstreeks 1 januari 2008, te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal, een kogel heeft afgevuurd op die [slachtoffer] en/of waarbij die [slachtoffer] door een kogel in de borst is geraakt en/of die kogel het lichaam aan de rugzijde heeft verlaten en/of waarbij er letsel is ontstaan aan de/een wervel tengevolge waarvan een dwarslaesie met verlamming en gevoelloosheid van het onderlichaam is veroorzaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Vrijspraak Het hof acht niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Overwegingen omtrent het bewijs Namens verdachte is aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de schutter is geweest. De raadsman is van oordeel dat de getuigenverklaringen en de verklaring van het slachtoffer onbetrouwbaar zijn. De raadsman voert hierbij aan dat sprake is van een zeer traumatische ervaring voor het slachtoffer, waarbij hij buiten bewustzijn is geraakt en het enige tijd heeft geduurd voordat hij zijn verklaring kon afleggen. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. In de nachtelijke uren van 1 januari 2008 ontving de politie een melding dat te Leeuwarden een man was neergeschoten. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 1 januari 2008 blijkt dat toen hij op 1 januari 2008 omstreeks 02.25 uur bij het slachtoffer kwam, deze redelijk aanspreekbaar en goed voor rede vatbaar was. Verbalisant hoorde het slachtoffer zeggen dat "die lange [verdachte] hem had geschoten". Het slachtoffer heeft hierbij aan verbalisant gezegd "jij kent hem wel, het is die lange [verdachte] en hij heeft een piercing onder zijn lippen". Ook in zijn latere verklaringen verklaart het slachtoffer dat het verdachte is die hem beschoten heeft. Het slachtoffer verklaart dat verdachte naar hem toe liep en hem van korte afstand neerschoot. Dit komt overeen met hetgeen blijkt uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 17 april 2008, namelijk dat de schootsafstand tussen 0 en 25 centimeter moet zijn geweest. Uit hetzelfde rapport blijkt dat er aanwijzingen zijn dat de kogel het lichaam van het slachtoffer aan de voorzijde is binnengedrongen en aan de achterzijde heeft verlaten. Het hof gaat er dan ook vanuit dat het slachtoffer aan de voorzijde vanaf zeer korte afstand is neergeschoten en - ondanks de dichte mist - de dader goed heeft gezien. Er is geen aanleiding om aan de verklaringen van het slachtoffer te twijfelen. Die verklaringen vinden steun in de verklaring van [getuige 1]. [getuige 1] heeft bij de politie en ter terechtzitting van het hof - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij die nacht aan de overkant stond van de straat waar het misdrijf heeft plaatsgevonden. Hij zag zijn neef [verdachte] - verdachte - en het slachtoffer [slachtoffer] schreeuwend uit de woning komen. Ook [getuige 2] kwam naar buiten. [getuige 2] vroeg aan [getuige 1], om diens neef rustig te houden. [getuige 1] is hierna naar verdachte toegelopen, heeft hem bij zijn borst gepakt en achteruit geduwd en gezegd dat hij op moest houden. Hierna liet [getuige 1] verdachte los en is naar de overkant van de straat gelopen. Nadat hij een meter of vier had gelopen, hoorde hij een knal. Op het moment, waarop hij die knal hoorde, waren alleen het slachtoffer [slachtoffer] en verdachte ter plekke. Verder stond er niemand bij. Verdachte zelf heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij die bewuste nacht in de woning een woordenwisseling heeft gehad met het latere slachtoffer [slachtoffer]. Deze woordenwisseling is later buiten voortgezet, waarbij er over en weer geschreeuwd werd. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij naar [slachtoffer] wilde toelopen om hem iets duidelijk te maken. Verdachte werd toen door zijn neef [getuige 1] tegengehouden, bij zijn borst gepakt en achteruit geduwd. Deze verklaring van verdachte sluit aan bij hetgeen [getuige 1] verklaard heeft. Het hof ziet dan ook geen aanleiding de verklaring van [getuige 1] niet te volgen. Bovenstaande leidt ertoe dat het hof van oordeel is dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag heeft begaan. Bewezenverklaring Het hof verklaart ten laste van verdachte bewezen dat hij op 1 januari 2008 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd op die [slachtoffer] en waarbij die [slachtoffer] door een kogel in de borst is geraakt en die kogel het lichaam aan de rugzijde heeft verlaten en waarbij er letsel is ontstaan aan een wervel tengevolge waarvan een dwarslaesie met verlamming en gevoelloosheid van het onderlichaam is veroorzaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: poging tot doodslag. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van verdachte. Het hof heeft hierbij in het bijzonder het navolgende in beschouwing genomen. In de nacht van 1 januari 2008 heeft verdachte een woordenwisseling gehad met [slachtoffer]. De aanleiding voor deze woordenwisseling is niet geheel duidelijk. Als verdachte en [slachtoffer] later in de dichte mist buiten staan, schiet verdachte [slachtoffer] van zeer korte afstand in zijn buik. Het slachtoffer is als gevolg van dit schot zeer ernstig gewond geraakt en zou zonder medisch ingrijpen zijn overleden. [slachtoffer] is verlamd geraakt vanaf zijn middel. Zijn longen, ingewanden en maag zijn stukgeschoten. Het slachtoffer heeft weken in het ziekenhuis gelegen en moest daarna nog vele maanden revalideren in een revalidatiecentrum. Hij zal de rest van zijn leven verlamd blijven en is blijvend incontinent. Zijn opleiding is afgebroken. Het thans 24-jarige slachtoffer zal nooit meer zelfstandig dingen kunnen ondernemen. De kwaliteit van zijn leven is in die nieuwjaarsnacht op ernstige wijze afgenomen. Het afvuren van een kogel op een persoon getuigt van een fundamenteel gebrek aan eerbied voor de lichamelijke integriteit van anderen. De lichamelijke integriteit van het slachtoffer is hierdoor ook op bijzonder ernstige wijze geschonden. Delicten als het onderhavige dragen daarnaast een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengen bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 augustus 2008, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld, waaronder een keer ter zake van een geweldsdelict. Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze door hem en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht en zoals die blijken uit het rapport van Reclassering Nederland van 5 februari 2008. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur dient te worden opgelegd. Het hof acht de oplegging van de door de eerste rechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, welke straf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd, passend en geboden. Het hof zal die straf dan ook aan verdachte opleggen. Benadeelde partij [slachtoffer] Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg deels wel en deels niet is toegewezen en dat de benadeelde partij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort, voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen. De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen als na te melden. Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Het hof zal voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedings-maatregel. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 36f (oud), 45, 63 (oud) en 287 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij; verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van acht jaren; beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht; wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van dertigduizend euro; verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van dertigduizend euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende te [woonplaats]; beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtachtig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt; bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. G. Dam en mr. H. Kalsbeek, in tegenwoordigheid van mr. W. Landstra als griffier, zijnde mr. Kalsbeek voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.