Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4325

Datum uitspraak2008-11-05
Datum gepubliceerd2008-11-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers59817/HA ZA 07-481
Statusgepubliceerd


Indicatie

''(..)'' Bij overeenkomst van 13 december 2005 heeft [gedaagde 1] aan Van Eikeren verkocht het winkelpand aan de [adres] en [adres] in Middelburg. De eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden op 1 februari 2006. ''(..)'' ''(..)'' Ten tijde van het passeren van de akten van levering was tussen de Vereniging van Eigenaren (VVE) bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage een procedure aanhangig tussen de VVE en de gemeente Middelburg. Bij arrest van 3 november 2006 heeft het Gerechtshof met vernietiging van het vonnis van de Rechtbank Middelburg bepaald dat de VVE aan de gemeente nog een bedrag diende te betalen van € 218.202,89. Voorts heeft de VVE een vordering op de supermarkteigenaar van € 80.965,73 afgeboekt. De VVE heeft deze bedragen, in totaal € 299.168,62, naar rato doorbelast aan de leden. Van Eikeren heeft voor een bedrag van € 19.113,56 aan facturen ontvangen die betrekking hadden op het pand [adres] en [adres] en voor een bedrag van € 14.127,41 aan facturen ontvangen die betrekking hadden op het pand [adres]. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben € 8.235,32 betaald. ''(..)'' Het geschil ''(..)'' Van Eikeren vordert na vermindering van eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van € 17.083,04 (19.113,56 minus € 2.030,52), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 december 2006 tot de dag der voldoening en tot betaling van € 768,00 aan buitengerechtelijke incassokosten; [gedaagde 2] en [gedaagde 1] te veroordelen, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van € 3.108,20, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 december 2006 tot de dag der voldoening en tot betaling van € 768,00 aan buitengerechtelijke incassokosten; [gedaagde 2] en [gedaagde 1] te veroordelen in de kosten van het geding. ''(..)''


Uitspraak

Uitspraak vonnis RECHTBANK MIDDELBURG 59817 / HA ZA 07-481 Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 59817 / HA ZA 07-481 Vonnis van 5 november 2008 in de zaak van de stichting STICHTING VAN EIKEREN & CO, gevestigd te Strijen, eiseres, advocaat mr. C.J. IJdema, tegen 1. [gedaagde 1], wonende te Middelburg, 2. [gedaagde 2], wonende te Middelburg, gedaagden, advocaat mr. J. van der Wijst. Partijen zullen hierna Van Eikeren, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: het tussenvonnis van 12 december 2007; het proces-verbaal van comparitie van 14 februari 2008; de akte na comparitie van partijen; de antwoordakte na comparitie van partijen; de antwoordakte uitlating producties tevens houdende akte vermindering van eis. De feiten Bij overeenkomst van 13 december 2005 heeft [gedaagde 1] aan Van Eikeren verkocht het winkelpand aan de [adres] en [adres] in Middelburg. De eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden op 1 februari 2006. De akte van levering vermeldt ondermeer: Partijen verklaren dat in voormelde verkoop en levering uitdrukkelijk is begrepen het aandeel van verkoper met betrekking tot het verkochte in het vermogen van de coöperatieve vereniging: Coöperatieve Vereniging van Eigenaren in het winkelcentrum “Dauwendaele” U.A., gevestigd te Middelburg, aan partijen genoegzaam bekend. Verkoper verplicht zich tegenover de koper om alle eventueel aan genoemde coöperatieve vereniging nog te betalen bijdragen en/of kosten ter zake van het verkochte, welke betrekking hebben op de periode tot heden, op eerste verzoek aan koper te voldoen. Blijkens de op 1 april 2005 verleden notariële akte heeft Van Eikeren van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] gekocht en geleverd gekregen het bedrijfspand aan de [adres] in Middelburg. Deze akte bevat ondermeer de volgende bepaling: Vanaf heden is het verkochte voor rekening en risico van koper. Tot de kosten welke voor rekening van koper zijn, behoren ondermeer alle omslagkosten van de Coöperatieve Vereniging van Eigenaren – waaronder begrepen begrotingen en afrekeningen – voorzover deze door de Coöperatieve Vereniging van Eigenaren nog niet in rekening zijn gebracht en ongeacht het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Koper en verkoper komen hierbij overeen dat eventuele kosten die betrekking hebben op het eerste kwartaal van het jaar tweeduizend vijf of op voorgaande jaren, door verkoper aan koper zullen worden terugbetaald. Ten tijde van het passeren van de akten van levering was tussen de Vereniging van Eigenaren (VVE) bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage een procedure aanhangig tussen de VVE en de gemeente Middelburg. Bij arrest van 3 november 2006 heeft het Gerechtshof met vernietiging van het vonnis van de Rechtbank Middelburg bepaald dat de VVE aan de gemeente nog een bedrag diende te betalen van € 218.202,89. Voorts heeft de VVE een vordering op de supermarkteigenaar van € 80.965,73 afgeboekt. De VVE heeft deze bedragen, in totaal € 299.168,62, naar rato doorbelast aan de leden. Van Eikeren heeft voor een bedrag van € 19.113,56 aan facturen ontvangen die betrekking hadden op het pand [adres] en [adres] en voor een bedrag van € 14.127,41 aan facturen ontvangen die betrekking hadden op het pand [adres]. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben € 8.235,32 betaald. Het geschil Van Eikeren vordert na vermindering van eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van € 17.083,04 (19.113,56 minus € 2.030,52), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 december 2006 tot de dag der voldoening en tot betaling van € 768,00 aan buitengerechtelijke incassokosten; [gedaagde 2] en [gedaagde 1] te veroordelen, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van € 3.108,20, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 december 2006 tot de dag der voldoening en tot betaling van € 768,00 aan buitengerechtelijke incassokosten; [gedaagde 2] en [gedaagde 1] te veroordelen in de kosten van het geding. Van Eikeren legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Op grond van de gemaakte afspraken dienen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] alle door Van Eikeren aan de VVE te betalen bedragen die betrekking hebben op de periode tot en met het eerste kwartaal van 2005 aan Van Eikeren te voldoen en dient [gedaagde 1] alle door Van Eikeren aan de VVE te betalen bedragen die betrekking hebben op de periode tot 1 februari 2006 aan Van Eikeren te voldoen. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] voeren verweer. Zij erkennen dat de kosten van de procedure in eerste aanleg voor verrekening in aanmerking komen. Dat geldt naar hun oordeel niet voor de kosten van de procedure in hoger beroep omdat die kosten voor het grootste gedeelte zijn ontstaan na 1 april 2005. In verband met de overdracht van het pand [adres] heeft de VVE op verzoek van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] uitgerekend wat de financiële consequenties zouden zijn voor de bijdrage aan de VVE in het ongunstige geval dat de gemeente de toen nog lopende procedure in hoger beroep zou winnen. De VVE heeft bij fax van 31 maart 2005 aan de notaris daarvan opgave gedaan. Volgens die opgave konden de kosten nooit meer zijn van € 6.867,33 tot en met het eerste kwartaal met een verhoging van 25 % en derhalve met € 1.268,23 over het tweede kwartaal 2004 tot en met het eerste kwartaal 2005. Het risico van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] beliep derhalve € 8.135,56. Daar van uit gaande hebben zij met de toevoeging aan artikel 9 ingestemd. Als het financiële risico voor [gedaagde 2] en [gedaagde 1] groter was geweest dan hadden zij een andere koopprijs bedongen. Tegen de met betrekking tot het bedrijfspand [adres] en [adres] opgelegde omslag voert [gedaagde 1] eveneens verweer. De VVE heeft bij brief van 27 januari 2006 een opgave gedaan van de financiële status van het bedrijfspand. Op basis van die brief heeft [gedaagde 1] ingestemd met de clausule in artikel 6 van de transportakte. Indien hij had geweten dat hij achteraf nog aansprakelijk kon worden gesteld voor een bedrag van € 19.113,56 had hij een andere koopprijs bedongen. De beoordeling Met betrekking tot de vordering van Van Eikeren op [gedaagde 1] is de rechtbank van oordeel dat niet alleen de kosten van de procedure van de VVE tegen de gemeente Middelburg in eerste aanleg voor verrekening in aanmerking komen, maar ook de kosten van het hoger beroep omdat ook de procedure in hoger beroep voortvloeit uit het geschil dat bestond op het moment van levering. Ten aan zien van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] geldt dat zij met Van Eikeren zijn overeengekomen dat tot de kosten die voor hun rekening komen ondermeer alle omslagkosten van de Coöperatieve Vereniging van Eigenaren – waaronder begrepen begrotingen en afrekeningen – behoren voor zover deze door de Coöperatieve Vereniging van Eigenaren nog niet in rekening zijn gebracht en ongeacht het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Daar vallen dus ook de kosten van de procedure tegen de gemeente Middelburg onder. De rechtbank is met Van Eikeren van oordeel dat bij de beoordeling moet worden uitgegaan van de situatie dat geen procedure tussen de VVE en de gemeente Middelburg aanhangig zou zijn geweest en dat die situatie moet worden vergeleken met de werkelijke situatie. Partijen zijn het er over eens dat die vergelijking, rekening houdende met de niet bestreden afboeking € 80.965,73 van de supermarkteigenaar, leidt tot een omslag over alle leden van € 299.168,62. Met betrekking tot het aandeel van de supermarkteigenaar heeft Van Eikeren zijn vordering ten aanzien van [gedaagde 1] verminderd met € 2.030,52 en ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] gezamenlijk met € 2.783,89. Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat het verwijt dat Van Eikeren de door hem ontvangen creditnota niet heeft ingebracht ongegrond is omdat tegenover de creditnota het aandeel van Van Eikeren in de gevormde voorziening onderhoud met een zelfde bedrag is afgenomen en zijn vermogenspositie dus niet is gewijzigd. Uitgaande van het vorenstaande bedraagt de vordering van Van Eikeren op [gedaagde 1] € 19.113,56 minus € 2.030,52 is € 17.083,04 en de vordering op [gedaagde 2] en [gedaagde 1] € 5.892,09 minus € 2.783,89 is € 3.1082,20. De rechtbank zal de gevorderde buitengerechtelijke kosten afwijzen nu Van Eikeren niet heeft weersproken dat de werkzaamheden zich hebben beperkt tot het zenden van één of twee sommatiebrieven. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] dienen als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank zal bij het vaststellen van de proceskosten rekening houden met het feit dat Van Eikeren twee partijen in één procedure heeft betrokken en met het verschil in omvang van de vorderingen. De rechtbank begroot kosten aan de zijde van Van Eikeren ten aanzien van [gedaagde 1] op: - vast recht € 585,00 dagvaarding € 70,85 - salaris procureur € 678,00 (1.5 puntenen × tarief € 452,00) Totaal € 1.333,85 De rechtbank begroot kosten aan de zijde van Van Eikeren ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] op: - salaris procureur € 576,00 (1.5 puntenen × tarief € 386,00) De beslissing De rechtbank veroordeelt [gedaagde 1] om aan Van Eikeren tegen kwijting te betalen de som van € 17.083,04, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 21 december 2006 tot de dag der voldoening; veroordeelt [gedaagde 1] in de kosten van het geding welke aan de zijde van Van Eikeren tot aan dit moment worden begroot op € 1.333,85; veroordeelt gedaagde [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan Van Eikeren tegen kwijting te betalen de som van € 3.108,20, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, met ingang van 21 december 2006 tot de dag der voldoening; veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding welke aan de zijde van Van Eikeren tot aan dit moment worden begroot op € 576,00 verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2008