
Jurisprudentie
BG4335
Datum uitspraak2008-11-13
Datum gepubliceerd2008-11-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers08/1623 en 08/1624 GEMWT
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers08/1623 en 08/1624 GEMWT
Statusgepubliceerd
Indicatie
De gemeente Putten heeft een recreatiebedrijf een dwangsom opgelegd tegen gebruik stacaravans op recreatiepark voor de huisvesting van buitenlandse arbeidskrachten. Het recreatiebedrijf was het hier niet mee eens en ging in beroep bij de rechtbank. De rechtbank oordeelt dat de gemeente Putten handhavend mag optreden: Het bedrijfsmatig huisvesten van buitenlandse arbeidskrachten, zoals in dit geval, is in strijd met het bestemmingsplan. Geen concreet zicht op legalisering gelet op beleid gemeente Putten gericht op behoud van de recreatieve functie. Hoogte dwangsom niet onredelijk.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: 08/1623 en 08/1624 GEMWT
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, in het geding tussen:
[eiseres] Vastgoed B.V.
te Lunteren,
verzoekster/eiseres, hierna: eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 27 augustus 2008.
2. Feiten en procesverloop
Eiseres is eigenaar van het perceel [adres] te Putten (kadastraal bekend gemeente Putten, [kadastrale gegevens]) waarop zij een recreatiepark exploiteert.
Bij verweerder zijn op 1 juni 2007 brieven binnen gekomen van bewoners van het recreatiepark met het verzoek handhavend op te treden tegen de verhuur van recreatieverblijven aan buitenlandse arbeidskrachten. Naar aanleiding hiervan heeft een toezichthouder van verweerder het park bezocht en beschreven dat er 10 stacaravans zijn (bij)geplaatst op het terrein en dat daarin Poolse arbeidskrachten zijn gehuisvest.
Bij primair besluit van 6 maart 2008 heeft verweerder aan eiseres een last onder dwangsom ter hoogte van € 10.000,- per maand met een maximum van € 100.000,- opgelegd om het gebruik van de stacaravans voor de huisvesting van buitenlandse arbeidskrachten te staken en gestaakt te houden.
Het hiertegen ingediende bezwaar is bij het thans bestreden besluit ongegrond verklaard.
Mr. T.E. van der Bent, advocaat te Zeist, heeft bij brief van 24 september 2008 namens eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij brief van dezelfde datum is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 30 oktober 2008, waar namens eiseres [eiseres] is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Bent, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Vooren en E.J. Greving.
3. Motivering
3.1 Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Awb, onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak. Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt.
3.2 Door eiseres is betoogd dat besluit in primo en het bestreden besluit onbevoegd zijn genomen. De rechtbank overweegt dienaangaande dat verweerders gemachtigde ter zitting een afschrift heeft overgelegd van het besluit van verweerder van 13 april 2005 waarbij aan H. Neppelenbroek, hoofd van de Afdeling Bouwen en Milieu, mandaat is verleend voor het nemen van besluiten om al dan niet handhavend op te treden. Voorts is gebleken dat verweerder bij besluit van 7 oktober 2008 heeft bepaald dat het bestreden besluit als een besluit van het college kan worden gezien en dat besluit heeft bekrachtigd. Het betoog van eiseres faalt derhalve.
3.3 Door eiseres is voorts aangevoerd dat verweerder ten onrechte de niet bestaande
rechtspersoon “[eiseres] Vastgoed B.V.” heeft aangeschreven als overtreder.
De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat hier sprake is van een kennelijke verschrijving en dat bedoeld is “[eiseres] Vastgoed B.V.” aan te schrijven. Daarbij wordt van belang geacht dat eiseres zichzelf ook regelmatig heeft bediend van de aanduiding “[eiseres] Vastgoed B.V.” Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is voorts gebeleken dat eiseres steeds heeft begrepen dat de handhavingsbesluiten aan haar gericht zijn, dat naar aanleiding daarvan van de zijde van eiseres herhaaldelijk het initiatief is genomen om in overleg te komen tot een voor alle partijen acceptabele oplossing van het geschil en dat eiseres tijdig haar zienswijze en bezwaar heeft ingediend.
3.4 Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres het in geding zijnde perceel in strijd met de op dit perceel rustende bestemming (exploitatie van kampeerterreinen) gebruikt voor de exploitatie van een bedrijf dat zich richt op huisvesting van Poolse arbeidskrachten.
3.5 Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Krachtighuizen” rust op het perceel [adres] te Putten de bestemming “Recreatieve doeleinden 1”. Volgens artikel 12, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor de exploitatie van kampeerterreinen met een oppervlakte van ten minste 5 hectare waar gelegenheid wordt geboden recreatief (nacht)verblijf te houden in:
- kampeermiddelen;
- trekkershutten
- recreatiewoonverblijven;
- zomerhuizen/recreatiebungalows;
- kamphuizen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de planvoorschriften is het verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met het in dit plan bepaalde.
3.6 De voorzieningenrechter is, gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, met verweerder van oordeel dat eiseres zich bezighoudt met het bedrijfsmatig huisvesten van buitenlandse arbeidskrachten op het betreffende perceel. In dit verband wijst de voorzieningenrechter er op dat eiseres in het bezwaarschrift met zoveel woorden aangeeft dat met het plaatsen van dertien caravans een investering is gedaan van € 780.000,- en dat door het niet permanent te kunnen verhuren wekelijks een inkomstenverlies van € 13.000,- wordt geleden. Voorts blijkt uit het verslag van de hoorzitting dat de caravans voor langere tijd aan [naam] Detachering werden verhuurd. [naam] Detachering is een uitzendbureau dat voor buitenlandse werknemers een werkplek en een woonplek regelt. Dat eiseres zich bedrijfsmatig bezighoudt met de huisvesting van buitenlandse werknemers blijkt er voorts uit dat op initiatief van eiseres op 20 februari en 27 maart 2008 met de verantwoordelijk wethouder overleg is gevoerd over huisvesting van Poolse arbeiders op een alternatieve locatie. Zoals blijkt uit de brief van eiseres van 26 april 2008 aan de gemeenteraad van de gemeente Putten heeft eiseres het plan voorgelegd om op een alternatieve locatie 100 starterswoningen te bouwen waarvan 50 ten behoeve van de verhuur aan buitenlandse werknemers.
Het vorenstaande leidt reeds tot de conclusie dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres het in geding zijnde perceel gebruikt tot een doel dat strijdig is met de aan dat perceel gegeven bestemming. Verweerder is derhalve bevoegd daartegen handhavend op te treden
3.9 Verweerder heeft blijkens het bestreden besluit het standpunt ingenomen dat sprake is van overtreding van artikel 40 de Woningwet, aangezien eiseres 10 stacaravans heeft geplaatst zonder de vereiste bouwvergunning.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de last zich niet richt op het verwijderen van de 10 stacaravans zodat eiser geen belang heeft bij de beoordeling van zijn grieven die zien op de vergunningplicht van de stacaravans. Die grieven kunnen derhalve onbesproken blijven.
3.10 Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Van concreet zicht op legalisering is niet gebleken. Verweerder heeft in dit verband er op gewezen dat het beleid van de gemeente Putten is gericht op behoud van de recreatieve functie en dat tegen alle vormen van strijdig gebruik, waaronder permanente bewoning van recreatieverblijven, wordt opgetreden. Verweerder heeft voorts aangevoerd geen gebruik te willen maken van de binnenplanse vrijstellingsbevoegdheid omdat het gebruik van stacaravans voor de huisvesting van buitenlandse arbeidskrachten in strijd is met het bestemmingsplan en het beleid.
Ook overigens is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afzien van handhavend optreden niet gebleken.
3.11 De voorzieningenrechter is, anders dan door eiseres bepleit, van oordeel dat de hoogte van de dwangsom en het maximum van te verbeuren dwangsommen in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het college bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom een grote mate van beoordelingsvrijheid heeft die door de rechter terughoudend moet worden getoetst. Daarnaast heeft het opleggen van een last onder dwangsom ten doel de overtreder te bewegen tot naleving van de voor hem geldende wettelijke voorschriften. De voorzieningenrechter merkt op dat het opleggen van een last onder dwangsom niet te beschouwen is als het toebrengen van een verdergaande benadeling dan die welke voortvloeit uit het enkel doen naleven van de bedoelde voorschriften. In dit opzicht kan de dwangsom dan ook niet worden aangemerkt als een punitieve sanctie.
3.12 Het betoog van eiseres dat de begunstigingstermijn te kort is, volgt de voorzieningenrechter evenmin. Niet gebleken is dat eiseres (langlopende) huurcontracten heeft afgesloten, zoals van de zijde van eiseres is gesteld. Uit de stukken blijkt immers dat [naam] Detachering B.V. de met eiseres afgesloten huurovereenkomst in april 2008 heeft opgezegd per 1 juni 2008. Gelet hierop moet de in de last onder dwangsom opgenomen begunstigingstermijn toereikend geacht worden om maatregelen te kunnen treffen ter voorkoming van het verbeuren van de dwangsom.
3.13 De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep is ongegrond. Voor het treffen van een voorlopige voorziening zijn
derhalve geen termen aanwezig.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2008 in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen als griffier.