Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4371

Datum uitspraak2008-11-06
Datum gepubliceerd2008-11-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/611093-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen sprake oogmerk van toeigening; moeten missen twee voortanden is zwaar letsel; beroep op extensief noodweerexces verworpen.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector strafrecht Parketnummer: 10/ Datum uitspraak: 6 november 2008 Tegenspraak Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres], ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen [detentieadres], raadsman mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht. ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2008. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Van Baaren heeft gerekwireerd tot: - bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair (met uitzondering van het 2e gedachtestreepje) ten laste gelegde; - veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. MOTIVERING VRIJSPRAAK Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De verdachte heeft ontkend dat hij de tas van aangever [Benadeelde partij 1] wilde wegnemen of hem tot afgifte van de tas wilde dwingen. Tevens heeft hij ontkend [Benadeelde partij 1] (daartoe) te hebben bedreigd, zoals door [Benadeelde partij 1] is verklaard. De verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar naar de tas heeft gekeken en aan [Benadeelde partij 1] heeft gevraagd hoeveel deze kostte, doch dat dit louter was omdat hij de tas mooi vond. Van vastpakken van de tas, zoals door [Benadeelde partij 1] is verklaard, is volgens de verdachte geen sprake geweest. Het feit dat [Benadeelde partij 1], die vervolgens is weggerend, in de veronderstelling verkeerde dat de verdachte hem probeerde te beroven berust op een onjuiste beleving door [Benadeelde partij 1] van de intentie van de verdachte. Met betrekking tot de verklaringen van [Getuige 1] en [Getuige 2] dat door de verdachte is gezegd dat hij “het had gedaan”, heeft de verdachte verklaard dat dit op zichzelf juist is, doch dat hij daarmee bedoelde dat hij, en niet de zoon van [Getuige 1], degene was voor wie [Benadeelde partij 1] was weggerend en die door [Benadeelde partij 1] werd beschuldigd van de poging tot beroving. Hij heeft daarmee niet willen toegeven dat de beschuldiging van [Benadeelde partij 1] juist was. Gelet op deze ontkenning door de verdachte is niet buiten iedere redelijke twijfel komen vast te staan dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om de tas van [Benadeelde partij 1] weg te nemen dan wel om hem tot afgifte van de tas te dwingen. Het door de verdachte geschetste scenario dat zijn belangstelling voor de tas uitsluitend te maken had met het feit dat hij deze mooi vond, wordt onvoldoende overtuigend weerlegd door de hierboven bedoelde verklaringen van [Benadeelde partij 1], [Getuige 1] en [Getuige 2], en evenmin door andere verklaringen. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat de verdachte met zijn opdringerige gedrag deze [Benadeelde partij 1] bijvoorbeeld alleen heeft willen “stangen”. BEWEZENVERKLARING Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: hij op 27 mei 2008 te Rotterdam aan een persoon genaamd [Benadeelde partij 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (blijvend gebitsletsel, te weten een of meer afgebroken tanden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht - meermalen, met zijn, verdachtes, vuisten op/tegen de tanden en mond, althans in het gezicht te stompen. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken. BEWIJSMOTIVERING De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen. NADERE BEWIJSMOTIVERING Namens de verdachte is aangevoerd dat het letsel aan het gebit van [Benadeelde partij 2] geen zwaar lichamelijk letsel betreft. Dit verweer wordt verworpen. Volgens vaste jurisprudentie wordt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht aangemerkt elk lichamelijk nadeel dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [Benadeelde partij 2] door de stompen van de verdachte niet alleen zwellingen en kneuzingen heeft opgelopen, maar bovenal twee voortanden moet missen en aldus gebitsletsel heeft opgelopen dat blijvend is en waarmee [Benadeelde partij 2] dagelijks zal worden geconfronteerd. Het letsel van [Benadeelde partij 2] wordt daarom als zwaar lichamelijk letsel aangemerkt. STRAFBAARHEID FEIT Het bewezen feit levert op: Feit 2 primair Zware mishandeling. Het feit is strafbaar. STRAFBAARHEID VERDACHTE Met betrekking tot het bewezenverklaarde feit is namens de verdachte een beroep gedaan op (extensief) noodweerexces. Daartoe is aangevoerd dat de handelwijze van de verdachte een reactie was op het feit dat hij door [Benadeelde partij 2] (aangever) was geslagen. Door de hevige gemoedsbeweging die als gevolg van deze wederrechtelijke aanranding bij de verdachte is ontstaan, is hij bij zijn verdediging verder gegaan dan noodzakelijk was, dan wel handelde hij terwijl de noodweersituatie toen reeds was geëindigd. Dit verweer wordt verworpen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat zich op twee plekken een fysieke confrontatie heeft afgespeeld tussen de verdachte en [Benadeelde partij 2]. Allereerst op de binnenplaats van het appartementencomplex en later op de [straatnaam]. Het stompen van [Benadeelde partij 2] door de verdachte, als gevolg waarvan [Benadeelde partij 2] het gebitsletsel heeft opgelopen, heeft plaatsgevonden op de [straatnaam] te Rotterdam. Met betrekking tot het beweerdelijke slaan of aanvallen van de verdachte door [Benadeelde partij 2] zijn de volgende verklaringen voorhanden. [Getuige 2] heeft tegenover de politie verklaard dat [Benadeelde partij 2] de verdachte op de binnenplaats van het appartementencomplex heeft geslagen. De verdachte en [Benadeelde partij 2] bevonden zich daar voordat zij naar de [straatnaam] gingen. De echtgenote van [Benadeelde partij 2], [echtgenote], heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [Benadeelde partij 2] de verdachte op het binnenpleintje heeft geduwd. Ook [Benadeelde partij 2] zelf heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de verdachte op het binnenpleintje heeft geduwd. [Getuige 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte op een gegeven moment op de [straatnaam] op [Benadeelde partij 2] afrende en hem toen begon te slaan. Bij de rechter-commissaris heeft [Getuige 1] verklaard dat de verdachte in de rug van [Benadeelde partij 2] sprong en dat [Benadeelde partij 2] hem toen begon te slaan. Als zou worden uitgegaan van de juistheid van de verklaringen [Benadeelde partij 2], [Getuige 2] en [echtgenote] dat [Benadeelde partij 2] de verdachte op de binnenplaats van het appartementencomplex heeft geslagen en/of geduwd geldt het volgende. Na dit beweerdelijke gebeuren is iedereen, onder wie de verdachte en [Benadeelde partij 2], vanaf de binnenplaats van het appartementencomplex de [straatnaam] op gelopen. Vervolgens is enige tijd verstreken voordat de verdachte op [Benadeelde partij 2] afrende en hem de in de tenlastelegging bedoelde stompen gaf. Gelet op dit tijdsverloop en het feit dat de betrokkenen zich inmiddels van de binnenplaats naar de [straatnaam] zelf hadden verplaatst, is niet aannemelijk geworden dat de gestelde hevige gemoedsbeweging van de verdachte op een moment dat de noodzaak tot verdediging niet meer bestond het onmiddellijk gevolg is geweest van de klap en/of klappen dan wel de duw die hij eerder op de binnenplaats van [Benadeelde partij 2] zou hebben gekregen. Veeleer lijkt de actie van de verdachte door wraaklust te zijn ingegeven nu hij het - gelet op zijn verklaring op de zitting - niet kon verkroppen ten onrechte te zijn geduwd/geslagen door een oudere man. Als zou worden uitgegaan van de juistheid van de - op zichzelf staande en door geen van de andere getuigen gedeelde - verklaring van [getuige 1] dat [Benadeelde partij 2] de verdachte op de [straatnaam] (opnieuw) heeft geslagen geldt dat de nieuwe noodweer(exces)situatie die daardoor zou zijn ontstaan aan de eigen schuld van de verdachte te wijten is. De verdachte is immers terwijl de situatie nog “geladen” was, zelf op [Benadeelde partij 2] afgerend en is hem vervolgens, zonder dat daartoe enige directe aanleiding bestond, tegen zijn rug aan gesprongen, waarna [Benadeelde partij 2] de verdachte vervolgens - aldus [getuige 1] - begon te slaan en waarna de verdachte [Benadeelde partij 2] heeft teruggeslagen/gestompt met onherstelbaar gebitsletsel tot gevolg. De verdachte heeft zich dus willens en wetens in een situatie begeven waarin een agressieve reactie van [Benadeelde partij 2] te verwachten was. Dit staat aan aanvaarding van het beroep op noodweer(exces) in de weg. Het beroep op (extensief) noodweerexces wordt derhalve verworpen. De verdachte is strafbaar. STRAFMOTIVERING De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op het ernst van de feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft een 70-jarige man die hem er van verdacht dat hij zijn zoon had proberen te beroven meermalen met kracht in het gezicht gestompt. Het slachtoffer heeft hierdoor blijvend gebitsletsel en diverse andere verwondingen opgelopen, waaronder zwellingen naast de neus en onder zijn linkeroog. Dit incident vond op straat plaats in aanwezigheid van omstanders. Het handelen van de verdachte is voor het slachtoffer niet alleen een pijnlijke maar ook een schokkende ervaring geweest, waarvan hij blijkens de toelichting op zijn vordering als benadeelde partij nog geruime tijd nadelige psychische gevolgen heeft ondervonden. Mede gelet op de omstandigheid dat het slachtoffer een oudere man betrof die kwetsbaarder is dan een jonger persoon, gaat het al met al om een naar feit. Door het handelen van de verdachte is niet alleen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast, maar is ook sprake van schending van de openbare orde omdat de mishandeling op de openbare weg plaatsvond. Tevens moet het zijn van getuige van de mishandeling ook voor de omstanders een vervelende ervaring zijn geweest. Het zijn bij uitstek dit soort incidenten die de reeds in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid versterken. Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. Daarbij is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 mei 2008 eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Tevens is gelet op de voorlichtingsrapportages over de verdachte van respectievelijk 5 augustus en 7 oktober 2008 en op de brief van de deelgemeente Delfshaven van 1 september 2008. De verdachte komt op de rapporteurs van de reclassering over als een norse ongemotiveerde, ongrijpbare en niet veranderingsgezinde jongeman die mogelijk een gedragsstoornis heeft. Hij volgt geen opleiding, heeft geen werk of een andere zinnige dagbesteding, noch koestert hij reële toekomstperspectieven. Vanwege de overlast die door de verdachte zou worden veroorzaakt, zijn hem in het kader van het project Dosa (Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak) van de deelgemeente meerdere vrijwillige hulpverleningstrajecten, alsmede individuele begeleiding aangeboden. De verdachte ziet de noodzaak daarvan echter niet in. Alle trajecten zijn niet gestart dan wel voortijdig afgebroken. De reclassering schat in dat ook op dit moment interventies gericht op gedragsverandering geen kans van slagen zullen hebben. Geadviseerd wordt daarom geen verplicht reclasseringscontact op te leggen. Uit deze stukken rijst al met al een somber stemmend beeld van de verdachte. Niettemin zal, omdat de verdachte nog jong is en hij niet eerder tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is veroordeeld, een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd. Zoals geadviseerd door de reclassering zal daaraan geen verplicht reclasseringstoezicht worden verbonden. Mede gelet op het feit dat de verdachte heeft aangegeven dat de voorlopige hechtenis hem zwaar valt, dient de voorwaardelijke straf er met name toe om hem te stimuleren zich in de toekomst te onthouden van het plegen van strafbare feiten. Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht. VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL [Benadeelde partij 1] Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [Benadeelde partij 1], wonende te [plaatsnaam], terzake van feit 1. De benadeelde partij vordert (als voorschot op de) vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 350,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu het feit waarop de vordering betrekking heeft, niet bewezen is verklaard en de verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt. Tot op heden zullen die kosten worden begroot op nihil. [Benadeelde partij 2]. Als benadeelde partij heeft zich tevens in het geding gevoegd: [Benadeelde partij 2], wonende te [plaatsnaam], terzake van feit 2. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 169,09 en (als voorschot op de) immateriële schade tot een bedrag van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet heeft betwist, zal de vordering worden toegewezen. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde straf¬bare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: - verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; - verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij; - stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit; - verklaart de verdachte strafbaar; - veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (negen) maanden; - bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten; - stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; - beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht; - heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf; - verklaart de benadeelde partij [Benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering; - veroordeelt de benadeelde partij [Benadeelde partij 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil; - wijst de vordering van de benadeelde partij [Benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 919,09 (zegge: negenhonderdennegentien euro en negen eurocent) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [Benadeelde partij 2], wonende te [plaatsnaam], te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening; - veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [Benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; - legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [Benadeelde partij 2] te betalen € 919,09 (zegge: negenhonderdennegentien euro en negen eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft; - verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [Benadeelde partij 2] tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd. Dit vonnis is gewezen door: mr. Asscheman-Versluis, voorzitter, en mrs. Trotman en Van den Enden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Gijsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 november 2008. De voorzitter en de griffier zijn bij afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. Bijlage bij vonnis van 6 november 2008 TEKST TENLASTELEGGING. Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 27 mei 2008 te Rotterdam, ter uitvoering van het/de door verdachte voorgenomen misdrijf/misdrijven om met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [Benadeelde partij 1] te dwingen tot de afgifte van een tas (merk Armani), geheel of ten den dele toebehorend aan die [Benadeelde partij 1], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een tas (merk Armani), geheel of te dele toebehorende aan [Benadeelde partij 1], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte, en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die die [Benadeelde partij 1], één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, heeft gehandeld als volgt: hij, verdachte - zich heeft opgedrongen aan die [Benadeelde partij 1] en/of - meermalen, althans eenmaal, voornoemde tas van die [Benadeelde partij 1] heeft beetgepakt en/of - de fiets van die [Benadeelde partij 1] heeft afgepakt en/of beetgepakt en/of opzij gezet en/of - (daarbij) aan die [Benadeelde partij 1] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "He blijf nou even staan, of moet ik je klappen geven of een pistool pakken" en/of "Is het een echte Armani tas en hoe kom je eraan" en/of "He, doe dat nou niet anders moet ik mijn pistool pakken" en/of "Hij kost dus normaal 160 euro" terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid; (Art. 312/317 jo 45 Wetboek van Strafrecht) 2. hij op of omstreeks 27 mei 2008 te Rotterdam aan een persoon genaamd [Benadeelde partij 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (blijvend gebitsletsel, te weten een of meer (af)gebroken tanden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) - meermalen, met zijn, verdachtes, vuist(en) op/tegen de tanden en/of mond, althans in/op/tegen het gezicht te slaan en/of stompen en/of - meermalen, althans eenmaal, met een hard voorwerp op/tegen de tanden en/of mond, althans in/op/tegen het gezicht te slaan; (Art. 302 Wetboek van Strafrecht) Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 27 mei 2008 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [Benadeelde partij 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [Benadeelde partij 2] (met kracht) - meermalen, met zijn, verdachtes, vuist(en) op/tegen de tanden en/of mond, althans in/op/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of - meermalen, althans eenmaal, met een hard voorwerp op/tegen de tanden en/of mond, althans in/op/tegen het gezicht heeft geslagen , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (Art. 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht) meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 27 mei 2008 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [Benadeelde partij 2]), (met kracht) - meermalen, met zijn, verdachtes, vuist(en) op/tegen de tanden en/of mond, althans in/op/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of - meermalen, althans eenmaal, met een hard voorwerp op/tegen de tanden en/of mond, althans in/op/tegen het gezicht heeft geslagen , waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (Art. 300 Wetboek van Strafrecht)