Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4431

Datum uitspraak2008-10-30
Datum gepubliceerd2008-11-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers105555/HA RK 08-392
Statusgepubliceerd


Indicatie

wrakingsverzoek omdat verzoeker het niet eens is met de door de meervoudige strafkamer ter zitting van 30 oktober 2008 genomen gemotiveerde beslissing dat met de behandeling van de strafzaak kan worden voortgegaan. Wrakingsverzoek wordt afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN MEERVOUDIGE KAMER Zaaknummer / rolnummer: 105555 / HA RK 08-392 Beslissing van 30 oktober 2008 op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van [verdachte], wonende te [woonplaats], eiser, advocaat mr. C.J.J. Visser. 1. De procedure 1.1. Mr. Visser heeft namens [verdachte] ter zitting van 30 oktober 2008 een verzoek tot wraking ingediend van mrs. E.W. van Weringh, L.W. Janssen en G. Laman, als respectievelijk voorzitter en rechters van de meervoudige strafkamer die de strafzaak onder parketnummer 18/670188-08 tegen [verdachte] behandelt. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. 1.2. Op 30 oktober 2008 is het verzoek van [verdachte] tot wraking ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Ter zitting heeft mr. Visser het verzoek toegelicht en is de officier van justitie, mr. J.G. Brontsema, in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen. Mrs. Van Weringh, Janssen en Laman hebben de wrakingskamer laten weten dat zij niet aanwezig zullen zijn bij de behandeling van het wrakingsverzoek. 2. Het standpunt van verzoeker 2.1. Verzoeker heeft – samengevat – gesteld dat mrs. Van Weringh, Janssen en Laman er blijk van hebben gegeven niet onpartijdig in de vorenbedoelde zaak te zijn, nu zij op grond van een onjuiste wetstoepassing hebben beslist dat met de behandeling kan worden voortgegaan waardoor verzoeker in zijn verdedigingsbelang wordt geschaad. 3. Het standpunt van mrs. Van Weringh, Janssen en Laman 3.1. Mrs. Van Weringh, Janssen en Laman hebben blijkens het proces-verbaal van de zitting van de meervoudige strafkamer van 30 oktober 2008 aangegeven niet in de wraking te berusten. 4. De beoordeling 4.1. Ingevolge artikel 512 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. 4.3. De rechtbank stelt vast dat de onderbouwing van het onderhavige wrakingsverzoek hier op neerkomt dat verzoeker het niet eens is met de door de meervoudige strafkamer ter zitting van 30 oktober 2008 genomen beslissing dat met de behandeling van de strafzaak kan worden voortgegaan. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 30 oktober 2008 heeft de meervoudige strafkamer de beslissing dat met de behandeling kan worden voortgegaan ter zitting toegelicht en gemotiveerd. De rechtbank is van oordeel dat uit deze toelichting en motivering niet blijkt van het ontbreken van onpartijdigheid, of de schijn daarvan, van de rechters. De rechtbank zal het onderhavige verzoek tot wraking van mrs. Van Weringh, Janssen en Laman dan ook afwijzen. 5. De beslissing De rechtbank: 5.1. wijst het verzoek af, 5.2. bepaalt dat het proces in de hoofdzaak (parketnummer 18/670188-08) wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking, 5.3. beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mrs. Van Weringh, Janssen en Laman en de officier van justitie. Deze beslissing is gegeven door mrs. E.J. Oostdijk, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en M. Griffioen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Beuker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2008.