
Jurisprudentie
BG4447
Datum uitspraak2008-11-12
Datum gepubliceerd2008-11-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers306480 / HA ZA 08-1103
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers306480 / HA ZA 08-1103
Statusgepubliceerd
Indicatie
niet nakomen geldleningsovereenkomst, matiging van gevorderd (hoog) rentepercentage, afwijzen vordering in reconventie bij gebrek aan belang
Uitspraak
Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 306480 / HA ZA 08-1103
Uitspraak: 12 november 2008 (bij vervroeging)
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Rozenburg,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. H. van der Schouw,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te Rockanje (gemeente Westvoorne),
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie
advocaat mr. D.I. van Wel.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 15 april 2008 en de door [eiser] overgelegde producties;
conclusie van antwoord, met producties;
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 2 juli 2008, waarbij een comparitie van partijen
is gelast;
- conclusie van antwoord in reconventie;
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 22 oktober 2008.
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
[eiser] is in loondienst geweest bij Romus Vastgoed Management B.V. (hierna: Romus), het bedrijf van [gedaagde].
2.2
[eiser] heeft met Romus op 5 september 2007 een geldleningovereenkomst gesloten. [eiser] heeft aan Romus een bedrag van € 5.000,00 geleend voor de periode van één maand tegen een rentepercentage van 20%.
2.3
[gedaagde] heeft zich voor de nakoming zijdens Romus van de verplichtingen uit de overeenkomst van 5 september 2007 persoonlijk garant gesteld.
2.4
[eiser] en [gedaagde] hebben op 9 november 2007 een nadere overeenkomst gesloten voor een totaal bedrag van € 10.176,18. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
- geldlening inclusief rentevergoeding € 7.343,00
- nettosalaris oktober € 1.394,95
- nettosalaris november (t/m 14-11-2007) € 650,98
- vakantiegeld € 787,25
—————
totaal € 10.176,18.
2.5
Romus noch [gedaagde] heeft aan [eiser] betaling verricht.
2.6
[eiser] heeft zijn vordering uit handen gegeven aan zijn incassogemachtigde. Deze gemachtigde heeft [gedaagde] middels brieven ingebreke gesteld en gesommeerd het totaal verschuldigde te voldoen.
3 De vordering in conventie
De vordering luidt – enigszins verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen te betalen een bedrag van € 13.075,76, te vermeerderen met de contractuele rente van 20% per maand over € 5.000,00 vanaf 5 april 2008 en de proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
[gedaagde] is nalatig in de nakoming van zijn betalingsverplichting aan [eiser] uit hoofde van primair de tussen partijen gesloten geldleningovereenkomst d.d. 5 september 2007, danwel subsidiair de overeenkomsten van 5 september 2007 en 9 november 2007.
3.2
Krachtens de geldleningovereenkomst van 5 september 2007 is [gedaagde] contractuele rente ad 20% per maand verschuldigd. Vanaf 5 september 2007 tot en met 5 april 2008 is [gedaagde] een bedrag van € 7.000,00 aan rente verschuldigd.
3.3
[eiser] heeft aanspraak op gemaakte buitengerechtelijke kosten, die conform rapport Voorwerk II € 904,00 bedragen. [eiser] vordert eveneens de BTW ad € 171,76 over de buitengerechtelijke kosten.
4 Het verweer in conventie
Het verweer strekt – verkort weergegeven – primair tot afwijzing van de vordering, subsidiair tot afwijzing danwel matiging van het gevorderde rentepercentage van 20% per maand vanaf 5 oktober 2007, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [eiser] in de proces- en nakosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente.
[gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
De overeenkomst(en) zijn gesloten voor korte duur. Het is in strijd met de redelijkheid en billijkheid om het overeengekomen rentepercentage van 20% per maand door te laten lopen nu een aflossing op korte termijn niet gerealiseerd kan worden.
4.2
De overeenkomst van 9 november 2007 is onder invloed van bedreiging tot stand gekomen, en op grond van artikel 3:44 lid 1 jo lid 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vernietigbaar. [gedaagde] heeft de overeenkomst van 9 november 2007 bij schrijven van 6 december 2007 buitengerechtelijk vernietigd.
4.3
[gedaagde] betwist buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.
5 De vordering in reconventie
De vordering luidt – verkort weergegeven –:
te verklaren voor recht dat de overeenkomst d.d. 9 november 2007 onder invloed van bedreiging tot stand is gekomen;
de overeenkomst d.d. 9 november 2007 te vernietigen;
[eiser], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de proces- en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
Aan deze vordering heeft [gedaagde] naast hetgeen in conventie als verweer is aangevoerd, de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
5.1
[gedaagde] is door [eiser] danwel de vader van [eiser] bedreigd met het toebrengen van ernstig lichamelijk letsel aan hem en zijn gezin. Onder beïnvloeding van deze bedreiging heeft [gedaagde] de overeenkomst d.d. 9 november 2007 getekend.
5.2
Voor zover [eiser] niet heeft berust in de buitengerechtelijke vernietigingsverklaring d.d.
6 december 2007 van de overeenkomst d.d. 9 november 2007, dient deze overeenkomst op grond van artikel 3:44 lid 1 jo lid 2 BW vernietigd te worden.
6 Het verweer in reconventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
[eiser] heeft betwist dat de overeenkomst d.d. 9 november 2007 onder invloed van bedreiging tot stand is gekomen.
7 De beoordeling
in conventie
7.1
Tussen partijen is niet in geschil dat tussen [eiser] en Romus op 5 september 2007 een geldleningovereenkomst is gesloten, waarvoor [gedaagde] zich persoonlijk garant heeft gesteld. Nu voorts niet in geschil is dat de door [eiser] op grond van deze overeenkomst gevorderde hoofdsom ad € 5.000,00 door Romus noch [gedaagde] is voldaan, zal de rechtbank dit deel van de vordering toewijzen.
7.2
Het gevorderde rentepercentage is wel in geschil tussen partijen. [eiser] vordert het rentepercentage van 20% per maand nu dit percentage overeengekomen is tussen partijen. Het staat, volgens [eiser], partijen vrij om een bepaald rentepercentage overeen te komen. Dat [gedaagde] in betalingsonmacht is geraakt, dient volgens [eiser] voor zijn rekening en risico te komen.
[gedaagde] heeft daartegen gesteld dat hij slechts met het hoge percentage akkoord is gegaan omdat de overeenkomst gesloten werd voor de duur van één maand. Hij is vervolgens akkoord gegaan met een verlenging van de lening tegen hetzelfde rentepercentage voor de duur van nog één maand. Het vasthouden aan het hoge rentepercentage door [eiser] is in strijd met de redelijkheid en billijkheid, aldus [gedaagde].
7.3
De rechtbank is van oordeel dat een rentepercentage van 20% per maand een buitensporig hoog rentepercentage is. Een dergelijk hoog percentage past slechts bij geldleningen van korte duur. Door [eiser] is niet betwist dat het de bedoeling was om een kortlopende lening af te sluiten. Zulks blijkt ook uit de inhoud van de overeenkomst, waarin is overeengekomen dat het krediet ter beschikking wordt gesteld voor de duur van één maand. [gedaagde] heeft er vervolgens mee ingestemd, zoals blijkt uit de als produktie 9 bij dagvaarding overgelegde e-mail, dat de overeengekomen rentevergoeding per 6 oktober 2007 doorloopt. De rechtbank zal gelet op de bedoeling van partijen over de duur van de overeenkomst het gevorderde rentepercentage van 20 % per maand toewijzen over de eerste twee maanden van de lening, te weten van 5 september tot 5 november 2007.
De rechtbank acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [gedaagde] na 5 november 2007 een rentepercentage van 20% per maand verschuldigd is, nu het niet de bedoeling van partijen is geweest een dergelijke rentevergoeding te verbinden aan een langer lopende geldleningovereenkomst. De rechtbank acht daarom over de verschuldigde hoofdsom vanaf 5 november 2007 slechts de wettelijke rente toewijsbaar.
7.4
De gevorderde buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 Burgerlijk Wetboek zullen overeenkomstig de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II worden begroot op € 913,92 inclusief BTW, omdat de daarin gehanteerde tarieven in zijn algemeenheid redelijk worden geacht en [eiser] onvoldoende heeft gesteld waaruit blijkt dat meer werkzaamheden zijn verricht dan in het forfaitaire tarief besloten.
7.5
[gedaagde] wordt als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
in reconventie
7.6
De vordering in reconventie richt zich op de overeenkomst van 9 november 2007. Nu [eiser] zijn vordering primair heeft gegrond op de overeenkomst van 5 september 2007 en de rechtbank het primair gevorderde toewijst, is het belang aan de vordering in reconventie komen te ontvallen. De vordering wordt derhalve afgewezen.
7.7
Nu pas op de comparitie van partijen d.d. 22 oktober 2008 duidelijk is geworden welke overeenkomst [eiser] aan zijn vordering ten grondslag legt, zal de rechtbank de proceskosten van partijen compenseren.
8 De beslissing
De rechtbank,
in conventie
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen het bedrag van € 5.913,92 (zegge: vijfduizend negenhonderd dertien euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de overeengekomen rente ad 20% per maand over € 5.000,00 vanaf 5 september 2007 tot en met 4 november 2007 en voorts vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over € 5.000,00 vanaf 5 november 2007 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] bepaald op € 306,00 aan vast recht, op € 85,44 aan overige verschotten en op € 768,00 aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis voorzover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst de vordering van [gedaagde] af;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog.
Uitgesproken in het openbaar.
1411/548