Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4509

Datum uitspraak2008-11-07
Datum gepubliceerd2008-11-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersHAR 132/2008
Statusgepubliceerd


Indicatie

Minderjarige is gedetineerd samen met volwassenen. De raadsman wijst op rechten die voortvloeien uit Verdrag, welke stelt dat appellant in speciale inrichting voor kinderen moet worden geplaatst. De P.G. voert aan dat er geen plaats is in de gesloten afdeling van het G.O.G. Hof stelt dat er geen sprake is van de uitzonderingssituatie, waarin afwijking van genoemde verdragsbepaling gerechtvaardigd zou kunnen zijn, in die zin dat het aantal te detineren kinderen op dit moment onverwacht hoog is en de detentie van appellant tussen volwassen als tijdelijke maatregel noodzakelijk is. De gevraagde voorziening wordt toegewezen


Uitspraak

Datum beschikking: 7 november 2008 Nummer HAR 132/2008 HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA B E S C H I K K I N G Deze beschikking is gegeven in het hoger beroep dat is ingesteld tegen de beslissing van 10 oktober 2008 op het verzoek ex artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van: [verdachte], geboren op [datum] 1991 te Curaçao, thans gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao. 1. Het verloop van de procedure 1.1. Op 1 oktober 2008 heeft appellant een verzoekschrift ex artikel 43 Sv ingediend, waarin hij de rechter in het Gerecht in eerste aanleg verzoekt de voorlopige hechtenis op grond van onrechtmatige detentie op te heffen en/of het Land dan wel het openbaar ministerie te bevelen appellant in een opvoedkundig gesticht te plaatsen binnen een door de rechter in goede justitie te bepalen termijn, kosten rechtens. Op 10 oktober 2008 is het verzoek afgewezen. 1.2. Appellant is in hoger beroep gekomen van deze beslissing door indiening op 13 oktober 2008 van een beroepschrift ter griffie van het Hof. 1.3. De zaak is op 4 november 2008 in raadkamer van het Hof behandeld. Verschenen zijn appellant en zijn raadsman, A. Moenir-Alam, en de (fungerend) Procureur-Generaal, mr. A.C. van der Schans. 2. De feiten 2.1. Appellant is op 10 september 2008 aangehouden en op 11 september 2008 in verzekering gesteld op verdenking van diefstal van een motorfiets en bedreiging. Aansluitend is door de rechter-commissaris de bewaring, verlenging van de bewaring en gevangenhouding van appellant bevolen. Appellant is eerst gedetineerd in de politiecellen (Blok 1) en is daarna overgeplaatst naar het Huis van Bewaring (Blok 3 van penitentiaire inrichting Bon Futuro), waar hij nog steeds verblijft. 3. De beoordeling 3.1. Nu de zaak zich nog in het stadium van het voorbereidend onderzoek bevindt, was op grond van artikel 43 lid 3 Sv de rechter-commissaris bevoegd op het verzoek te beslissen. Het Hof gaat ervan uit dat de rechter zijn beslissing in die hoedanigheid heeft gegeven. 3.2. Uit het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 10 oktober 2008 blijkt dat de beschikking mondeling is gegeven, kennelijk omdat de aard van de zaak daartoe aanleiding gaf. In het proces-verbaal is aantekening van de beslissing gemaakt. Gelet op het bepaalde in artikel 39 Sv staat niets eraan in de weg deze beslissing aan te merken als een beschikking, waartegen op grond van artikel 43 lid 9 Sv hoger beroep openstaat. 3.3. Ingevolge artikel 43 lid 1 Sv kan in alle gevallen, waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt en het wetboek zelf daaromtrent geen regeling bevat, door de verdachte een verzoek om zodanige voorziening worden gedaan. Het onderhavige verzoek strekt er onder meer toe dat de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis van appellant zal opheffen dan wel schorsen. Het wetboek bevat daarvoor in de artikelen 103 en 111 Sv echter al een regeling, zodat er geen ruimte is voor een voorziening op grond van artikel 43 Sv op dat punt. Het Hof weigert appellant daarom in zoverre verlof om in hoger beroep te komen tegen de beschikking (artikel 43 lid 9 Sv). Het wetboek kent daarentegen geen afzonderlijke regeling op grond waarvan de verdachte zijn plaatsing in een inrichting voor jeugdigen kan afdwingen. Artikel 43 Sv biedt dus wel ruimte voor een voorziening op dat punt. Gelet op het belang van de gevraagde voorziening verleent het Hof appellant in zoverre wel het benodigde verlof. 3.4. Het hoger beroep is verder tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat appellant daarin kan worden ontvangen. 3.5. De raadsman heeft aangevoerd dat appellant minderjarig is. Hij stelt met een beroep op artikel 37 van het Verdrag inzake de rechten van het kind dat appellant in een speciale inrichting voor kinderen moet worden geplaatst en niet mag worden gedetineerd samen met volwassenen, zoals tot nu toe is gebeurd. Van een uitzonderingssituatie, waarin afwijking van genoemde verdragsbepaling gerecht¬vaardigd zou kunnen zijn, is volgens hem geen sprake. De Procureur-Generaal heeft daartegenover gewezen op het voorbehoud dat bij de bekrachtiging van het verdrag ten aanzien van artikel 37 is gemaakt en heeft aangevoerd dat er op dit moment geen plaats is in de gesloten afdeling van het G.O.G. 3.6. In artikel 37 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (Verdrag van 20 november 1989, Trb. 1990, 170, hierna: het verdrag) is onder c bepaald: “Every child deprived of liberty shall be treated with humanity and respect for the inherent dignity of the human person, and in a manner, which takes into account the needs of persons of his or her age. In particular, every child deprived of liberty shall be separated from adults unless it is considered in the child’s best interest not to do so.” Blijkens het Tractatenblad Jaargang 1998, nr. 62, heeft het Koninkrijk der Neder¬landen het verdrag op 17 december 1997 voor de Nederlandse Antillen bekrachtigd, waarbij het ten aanzien van artikel 37 het volgende voorbehoud heeft gemaakt: “The Kingdom of the Netherlands accepts the provisions of Article 37 (c) of the Convention with the reservation that these provisions shall not prevent: (…) that a child which has been detained will not always be accommodated separately from adults; if the number of children that has to be detained at a certain time is unexpectedly large, (temporary) accommodation together with adults may be unavoidable.” 3.7. Het voorgaande betekent dat de Nederlandse Antillen zich sedert 1997 hebben gebonden aan voormelde verdragsbepaling, met het voorbehoud dat een kind dat is gedetineerd niet altijd gescheiden van volwassenen kan worden gehuisvest indien het aantal kinderen dat op een gegeven moment moet worden gedetineerd onverwacht hoog is en daarom (tijdelijke) huisvesting samen met volwassenen onvermijdelijk is. 3.8. Appellant is thans (net) 17 jaar oud, zodat de bepalingen van het verdrag op hem van toepassing zijn. Hij is inmiddels bijna een maand lang tussen volwassenen gedetineerd. Niet gebleken is dat het in zijn belang is dat hij niet gescheiden van volwassenen wordt gehuisvest. De reden dat hij te midden van volwassenen is gedetineerd, is uitsluitend dat er - naar gesteld - op dit moment geen plaatsen vrij zijn in de inrichting voor jeugdigen. Dat sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in het voor¬behoud, in die zin dat het aantal te detineren kinderen op dit moment onverwacht hoog is en de detentie van appellant tussen volwassenen als tijdelijke maatregel noodzakelijk is, is niet concreet aangevoerd en is het Hof overigens ook niet gebleken. Gelet daarop kan van het Land worden gevergd dat het maatregelen treft die het mogelijk maken dat appellant thans zo spoedig mogelijk in een inrichting voor jeugdigen wordt geplaatst. De gevraagde voorziening zal daarom worden toegewezen in de hierna te vermelden vorm. 3.9. Voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling biedt de wet geen grond. 4. De beslissing Het Hof: Weigert appellant verlof om in hoger beroep te komen, voor zover het de afwijzing van zijn verzoek tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis betreft. Beveelt de opname van appellant in het Gouvernements Opvoeding Gesticht (GOG) vóór donderdag 13 november 2008 om 17.00 uur. Deze beschikking is gegeven op 7 november 2008 te Curaçao door mrs. Wattel, Van Unen en Girigorie-Luydens, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.