
Jurisprudentie
BG4524
Datum uitspraak2008-11-12
Datum gepubliceerd2008-11-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/2845 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/2845 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking (volledige) WAO-uitkering. Zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Geen medische stukken overlegd door appellant. De functiebelasting van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies is in overeenstemming met de belastbaarheid van appellant zoals omschreven in de FML. Nadere toelichting van het Uwv in hoger beroep.
Uitspraak
06/2845 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 maart 2006, 05/1421 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2008. Appellant is met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.
Na de behandeling van het geding ter zitting van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. In verband daarmee heeft de Raad besloten het onderzoek te heropenen.
Bij brief van 31 juli 2008 met bijlagen heeft het Uwv door de Raad gestelde vragen beantwoord. Partijen hebben de Raad vervolgens toestemming gegeven de behandeling ter zitting achterwege te laten.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
2. Bij besluit van 28 oktober 2004 heeft het Uwv de aan appellant toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 22 december 2004 ingetrokken. Bij besluit van 1 april 2005 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv, na een verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige heroverweging, het bezwaar van appellant tegen het besluit van 28 oktober 2004 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat het Uwv de medische beperkingen van appellant niet heeft onderschat, gelet op de bevindingen van de door het Uwv geraadpleegde psychiater J.D.J. Tilanus, welke de verzekeringsarts heeft overgenomen en verwerkt in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Met inachtneming van de beperkingen zoals omschreven in de FML moest appellant naar het oordeel van de rechtbank in staat worden geacht de functies te vervullen die op grond van het arbeidskundig onderzoek voor hem geschikt waren bevonden. Op grond daarvan is de mate van arbeidsongeschiktheid volgens de rechtbank terecht per 22 december 2004 vastgesteld op minder dan 15%.
4.1. Naar aanleiding van hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd merkt de Raad op dat de bevindingen van de in 1999 door de rechtbank geraadpleegde psychiater P.J.A. van Panhuis niet van doorslaggevende betekenis kunnen zijn voor de beoordeling van de gezondheidstoestand van appellant in dit geding, nu dat onderzoek was gericht op de toestand van appellant op 1 oktober 1997, terwijl hier gaat om de toestand op 22 december 2004.
4.2. De Raad ziet voorts in de opmerkingen van appellant over het onderzoek van de psychiater Tilanus geen grond te oordelen dat dit onderzoek niet voldoende zorgvuldig zou zijn verricht. Daarbij neemt de Raad in aanmerking de reactie van Tilanus die het Uwv op verzoek van de Raad heeft overgelegd en het commentaar dat appellant daarop weer heeft gegeven, waaruit blijkt dat appellant schriftelijk nog correcties en aanvullingen op het onderzoeksverslag van Tilanus heeft kunnen aanbrengen.
4.3. Evenals de rechtbank ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat het Uwv de beperkingen van appellant heeft onderschat. De verzekeringsarts is bij de beoordeling van de belastbaarheid van appellant en de omschrijving daarvan in de FML uitgegaan van de door Tilanus gestelde diagnose en de beperkingen die deze bij appellant heeft waargenomen. Op het aspect van de tempodruk heeft de Raad nog een nadere toelichting gevraagd aan het Uwv, die met de brief van 31 juli 2008 en de daarbij gevoegde rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige is gegeven. Alles overziende stelt de Raad vast dat een zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en ziet hij geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de door de verzekeringsartsen getrokken conclusies met betrekking tot de belastbaarheid van appellant. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat appellant zijn standpunt dat in onvoldoende mate met zijn medische beperkingen rekening is gehouden niet met medische stukken heeft onderbouwd.
4.4. De schatting berust op drie door de arbeidsdeskundige uit het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) geselecteerde en aan appellant voorgehouden functies, namelijk de productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie (sbc-code 111172), de electromonteur (sterkstroom) (sbc-code 267010) en de inpakker (handmatig) (sbc-code 111190). Daarnaast achtte de arbeidsdeskundige nog een aantal functies geschikt voor appellant. Op verzoek van de Raad heeft het Uwv in een rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 10 november 2006 de geschiktheid van deze functies nader toegelicht aan de hand van een nieuwe uitdraai van de Resultaten Functiebeoordeling. Met deze toelichting, in samenhang bezien met de nadere toelichting in het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 31 juli 2008, is naar het oordeel van de Raad voldoende gemotiveerd dat de functiebelasting van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in overeenstemming is met de belastbaarheid van appellant zoals omschreven in de FML.
5. Het Uwv heeft met de in hoger beroep ingebrachte rapportages van de bezwaararbeidsdeskundige alsnog voldaan aan de in de jurisprudentie van de Raad met betrekking tot het CBBS gestelde eisen van inzichtelijkheid en toetsbaarheid. Nu de vereiste toelichtingen echter eerst in hoger beroep zijn gegeven, bestaat er aanleiding het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak te vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), doch met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
6. De Raad is niet gebleken van proceskosten van appellant die op grond van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking komen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 142,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.S.E. Wulffraat-van Dijk als voorzitter en M.C.M. van Laar en J.F. Bandringa als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 november 2008.
(get.) M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
(get.) E.M. de Bree.
RB