Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4527

Datum uitspraak2008-11-13
Datum gepubliceerd2008-11-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersH-124/2008
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het OM heeft niet overeenkomstig art. 38e Sr kenbaar gemaakt dat het een ontnemingvordering of strafrechtelijk financieel onderzoek ging instellen. In het wetboek is geen sanctie gesteld op niet-naleving van dit voorschrift en de HR heeft reeds uitgemaakt dat zulks niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid hoeft te leiden.


Uitspraak

Zaaknummer: H-124/2008 Parketnummer: 900.333/06 Uitspraak: 13 november 2008 Tegenspraak GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA U I T S P R A A K gewezen in het hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 2 april 2008, waarbij aan de veroordeelde: [naam verdachte], geboren op [datum] te Curaçao, wonende te Curaçao, de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan het Land de Nederlandse Antillen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het onderzoek van de zaak De ontnemingsvordering is behandeld op de terechtzitting in eerste aanleg van 5 maart 2008, zoals blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede op de terechtzitting in hoger beroep van 23 oktober 2008 op Curaçao. Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen de raadsvrouwe van de veroordeelde, mr. D.I.E.I. Lichtenberg naar voren heeft gebracht. De procureur-generaal heeft gevorderd dat de uitspraak waarvan beroep wordt bevestigd. In eerste aanleg is aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van NAF. 15.645,= aan het Land, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door drie maanden hechtenis. De uitspraak waarvan beroep De uitspraak waarvan beroep wordt bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, met dien verstande dat het Hof een aanvullende overweging zal geven en de tekst van de als bewijsmiddel 5. van de bij de uitspraak behorende bewijsmiddelenbijlage zal verbeteren. Aanvullende overweging Het Hof merkt op dat uit de processen-verbaal van de terechtzittingen in eerste aanleg in de hoofdzaak, die plaats hebben gevonden op 2 augustus en 13 september 2006, niet blijkt dat het Openbaar Ministerie -overeenkomstig het in artikel 353, eerste lid Sv bepaalde- ter zitting kenbaar heeft gemaakt of het voornemens was een vordering als bedoeld in artikel 38e Sr aanhangig te maken, alsmede of daartoe een strafrechtelijk financieel onderzoek is ingesteld. Nu in het Wetboek van Strafvordering geen sanctie is gesteld op niet-naleving van dit voorschrift, de Hoge Raad in een Nederlandse zaak reeds heeft uitgemaakt dat zulks niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie hoeft te leiden (HR 9 december 2003, NJ 2004, 199), de raadsvrouw van de veroordeelde over schending van dit voorschrift niet heeft geklaagd en ook overigens niet is gebleken dat de veroordeelde in het onderhavige geval in zijn belangen is geschaad, verbindt het Hof geen consequenties aan de mogelijke schending van het voorschrift. Bewijsmiddel 5 Een proces-verbaal van politie Curaçao, Hit and Run Money Laundering Unit, nr. 0604270900/VE1, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte dd. 27 april 2006 – zakelijk weergegeven: Wanneer ik geld voor [naam persoon 1] ging halen ontving ik soms ANG 100,= en soms ANG 200,=. Het is mogelijk dat ik geld heb ontvangen van mensen die ik niet kende. Al het geld dat op mijn naam werd opgestuurd door mijn familie, was voor [naam persoon 1] bestemd. Het geld dat door andere personen werd opgestuurd was voor [persoon 2] en [persoon 3] bestemd. RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN Het Hof: Bevestigt, onder aanvulling van gronden en met verbetering van bewijsmiddel 5, de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats op Curaçao van 2 april 2008. Dit vonnis is gewezen door mrs. F.J.P. Lock, H. de Doelder en U.I.D. Luydens, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof uitgesproken op 13 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier. Mr. H. de Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.