Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4547

Datum uitspraak2007-07-11
Datum gepubliceerd2008-11-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen
Zaaknummers900.276/07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het Gea veroordeelt wegens opzettelijk witwassen van geld tot 1 jaar gevangenisstraf, en 90.000 dollar wordt verbeurd verklaard. Verdachte heeft grote hoeveelheid contant geld op heimelijke wijze verpakt van Suriname naar Curaçao. Het Gea stelt dat het witwassen van misdaadgelden het voor criminelen gemakkelijker om van hun inkomsten te profiteren, witwassen economieën kan aantasten en de fundamenten van de maatschappij bedreigen vandaar gevangenisstraf van een substantiële duur.


Uitspraak

Uitspraakdatum: 11 juli 2007 tegenspraak parketnr.: 900.276/07 GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN ZITTINGSPLAATS CURAÇAO S T R A F V O N N I S in de zaak tegen de verdachte: [naam verdachte], geboren op [datum] 1970 te Coronie, Suriname, wonende aan de [adres] te Paramaribo, Suriname, thans alhier gedetineerd. 1. Onderzoek van de zaak Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman A. Moenir-Alam. De Officier van Justitie mr. M.W. Hemelaar heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden, met verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen bedrag van US$ 90.000,- en teruggave aan verdachte van het bedrag van US$ 1.142,-. De raadsman heeft bewijsverweren gevoerd. 2. Telastlegging Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen vermeld staat in de dagvaarding: primair dat hij op of omstreeks 22 maart 2007 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk geld en/of geldswaardige papieren en/of vorderingen en/of op geld waardeerbare goederen heeft witgewassen, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s) een geldbedrag van USD 90.000,= verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) geldbedrag(en) wist(en), althans moest(en) weten dat dit/deze geldbedrag(en) door misdrijf was/waren verkregen, althans, dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk uit winstbejag een geldbedrag van USD 90.000,= welke geldbedrag door misdrijf was verkregen, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen; (art. 1 lid 1 letter a en b van de Landsverordening strafbaarstelling witwassen van geld juncto artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht) subsidiair dat hij op of omstreeks 22 maart 2007 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geld en/of geldswaardige papieren en/of vorderingen en/of op geld waardeerbare goederen, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s) een geldbedrag van USD 90.000,= verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) geldbedrag(en) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dit/deze geldbedrag(en) door misdrijf was/waren verkregen, althans, dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) uit winstbejag een geldbedrag van USD 90.000,= welk geldbedrag door misdrijf was verkregen, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dit/deze geldbedrag(en) door misdrijf was/waren verkregen; (art. 3 lid 1 letter a en b van de Landsverordening strafbaarstelling witwassen van geld juncto artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht) Kennelijke schrijffouten in de telastlegging worden verbeterd gelezen. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad. 3. Voorvragen 3.1 Geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is. 3.2 Bevoegdheid van het Gerecht Krachtens de wettelijke bepalingen is het Gerecht bevoegd van het telastgelegde kennis te nemen. 3.3 Ontvankelijkheid van de Officier van Justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de Officier van Justitie in de weg staan. 3.4 Redenen voor schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 4. Bewijsbeslissingen Bewezenverklaring Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het telastgelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht: Primair: dat hij op 22 maart 2007 op het eiland Curaçao, alleen, opzettelijk geld heeft witgewassen, immers heeft, verdachte een geldbedrag van USD 90.000,= voorhanden gehad , terwijl hij, verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemd geldbedrag moest weten dat dit geldbedrag door misdrijf was verkregen. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. 5. Bewijsmiddelen De overtuiging dat de verdachte het hiervoor omschreven feit heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de hierna genoemde wettige bewijsmiddelen zijn vervat: 1. proces-verbaal van politie d.d. 29 maart 2007 met mutatienummer 290320071020.G01, inhoudende de verklaring van getuige [naam getuige 1], zakelijk weergegeven: Op donderdag 22 maart 2007 heb ik, als immigratieambtenaar bij de Vreemdelingendienst op luchthaven Hato, ingeklaard de passagier uit Suriname die volgens zijn paspoort [naam verdachte] heet. Het viel me op dat hij, voordat ik hem had ingeklaard, zeer nerveus gedroeg door telkens weer uit de rij te stappen. Ik constateerde bij de inklaring dat hij geen verblijfplaats op zijn embarcation card had ingevuld. Op mijn vragen antwoordde hij dat hij in 2005 op Curaçao was geweest en toen aanvankelijk in Sheraton Hotel zou gaan logeren maar uiteindelijk in Hotel Holland was gebleven. Verder dat hij US$ 1100 bij zich had, dat een zekere “[naam kennis]” hem zou komen ophalen en dat deze “[kennis]” hem de vorige keer ook van de luchthaven had afgehaald, maar dat hij de werkelijke naam van “[kennis]” niet wist. Volgens verdachte zou “[kennis]” eenzelfde postuur hebben als hij, met een lichtere huidskleur en met een kale kop. “[kennis]” zou in een goudkleurige Murano rijden. Ik heb vervolgens een onderzoek ingesteld buiten de aankomsthal en daar heb ik een man aangetroffen die aan de omschrijvingen van “[kennis]” voldeed. Op mijn vragen aan die man, antwoordde hij dat hij [kennis] was, dat hij iemand was komen ophalen die met de vlucht van SLM was aangekomen. [kennis] wilde in eerste instantie zich niet identificeren. Na enig aandringen haalde [kennis] een Nederlands rijbewijs tevoorschijn waarop de naam “[naam kennis]” stond geschreven. Op mijn vraag aan [kennis] naar de naam van de persoon die hij kwam ophalen, kon hij in eerste instantie geen antwoord geven. [kennis] belde in mijn bijzijn om naar de naam te vragen. Vervolgens ging hij naar zijn auto en hierna kon hij mij vertellen dat de persoon die hij kwam ophalen [naam verdachte] heet. 2. proces-verbaal van douane d.d. 22 maart 2007, inhoudende verklaring van verbalisant [naam verbalisant], zakelijk weergegeven: Op donderdag 22 maart 2007, tijdens visitatie van de passagiers en hun meegebrachte koffers afkomstig uit Suriname, werd ik benaderd door de immigratieambtenaar [naam immigratieambtenaar] met het verzoek grondige visitatie toe te passen op de passagier[verdachte]. Alvorens over te gaan tot visitatie heb ik [verdachte] gevraagd of hij iets bij zich had om aan te geven, waarop hij ontkennend heeft geantwoord. Vervolgens ging ik over tot visitatie van de reiskoffer die [verdachte] bij zich had. Bij de visitatie trof ik tussen een aantal kledingstukken een aantal tijschriften aan. Bij visitatie van de tijdschriften trof ik in twee ervan een groot aantal Amerikaanse bankbiljetten. Naast de tijdschriften trof ik in de reiskoffer ook een aantal Amerikaanse bankbiljetten aan die opgerold waren in cadeaupapier. In het bijzijn van [verdachte] werden de aangetroffen bankbiljetten geteld. In het tijdschrift met opschrift “Het boek over schoonheid” werden geteld 399 bankbiljetten van US$ 100,-, dus US$ 39.900,-. In het tijdschrift met opschrift “Eigen Huis en interieur” werden geteld 301 bankbiljetten van US$ 100,-, dus US$ 30.100,-. Van de in cadeaupapier opgerolde en verpakte bankbiljetten, werden in totaal 200 geteld van US$ 100,-, dus US$ 20.000,-. Op mijn vraag verklaarde [verdachte] dat hij zich hier op Curaçao kwam vestigen en daarom het geld bij zich had. 3. proces-verbaal van politie d.d. donderdag 22 maart 2007 met mutatienummer 220320071310.V0l, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven: Ik ben met het inbeslaggenomen geld naar Curaçao gekomen. Ik zou door een vriend genaamd [naam vriend] worden opgehaald. Ik weet niet waar hij woont of waar hij werkt. 4. afschrift van een vliegticket van Surinam Airways voor de reis Paramaribo – Curaçao v.v. op naam van verdachte met als datum van heenreis 22 maart 2007 en datum van terugreis 25 maart 2007. 5. overzicht van Meldpunt Ongebruikelijke Transacties waaruit blijkt dat de [naam kennis], geboren op [datum] 1970, wegens 9 verdachte transacties, voor in totaal NAF. 80.722,-, in het MOT-register voorkomt. 5A. Overwegingen ten aanzien van het bewijs Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte geen geloofwaardige verklaring omtrent de herkomst van het inbeslaggenomen geld heeft kunnen geven. Het Gerecht het ervoor houdt dat het – naar verdachte wist - om van misdrijf afkomstig geld betreft, gelet op de navolgende omstandigheden: • Het onder verdachte inbeslaggenomen bestond grotendeels uit coupures van US$ 100,-. Nadat verdachte ontkennend had geantwoord op de vraag van de douane of hij iets had aan te geven, werd US$ 90.000 in zijn reiskoffer, op slinkse wijze verstopt in tijdschriften en verpakt in cadeaupapier aangetroffen; • Verdachte legde wisselende verklaringen af omtrent het doel van zijn reis: eerst zou hij met vakantie naar Curaçao zijn gekomen, vervolgens kwam hij op Curaçao een huis kopen, terwijl hij daarvoor nog geen afspraak met een makelaar had. • Verdachte heeft steeds verklaard dat hij het geld door te werken bij elkaar gespaard heeft, echter deze verklaring voor de herkomst van het bedrag is onaannemelijk, nu uit de brief van Korps Politie Suriname d.d. 20 juni 2007 inhoudende de bevindingen omtrent het inkomen van verdachte is gebleken dat verdachte in Suriname geen vast inkomen uit arbeidsbetrekking of anderszins heeft, dat verdachte af en toe kluswerkzaamheden verrichtte en dat vrouw van verdachte niet kan op geven wat het vast of gemiddeld inkomen van verdachte is. • Verdachte zou al binnen drie dagen terugkeren naar Suriname; • Omtrent “[kennis]” [kennis], die verdachte is komen afhalen bij het vliegveld, is bij de CID is bekend dat deze op grote schaal in verdovende middelen handelt, terwijl deze [kennis] in het MOT-register voorkomt wegens verdachte transacties. Daarbij is van algemene bekendheid: • Dat vanuit Curaçao grote hoeveelheden verdovende middelen, veelal cocaïne, worden vervoerd naar het buitenland waaronder Suriname, waartegenover in omgekeerde richting geldstromen staan voor betalingen en/of gemaakte winsten; • Dat opbrengsten van de verkoop van drugs worden veelal gegenereerd in grote hoeveelheden contant geld; • Dat voor het overbrengen van drugsgelden naar Curaçao regelmatig gebruik wordt gemaakt van geldkoeriers, die net als verdachte het geld op heimelijke wijze bij zich hebben; • Dat het aanbod aan professionele financiële dienstverlening, met een lager risico-gehalte, lagere kosten en snelle/efficiënte afhandeling van transacties binnen de in ruime mate voorhanden is. Uit het onderling verband en samenhang tussen de bewijsmiddelen genoemde feitelijkheden volgt dat verdachte, zo hij niet al wist dat het om misdrijfgeld ging, dan toch bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het door hem getransporteerde geld van misdrijf afkomstig was, in welke zin zijn opzet voorwaardelijk gericht was op het witwassen van geld. 6. Kwalificatie Het bewezenverklaarde levert volgens de wettelijke regeling het volgende strafbare feit op: opzettelijk witwassen van geld, strafbaar gesteld bij artikel 1 van de Landsverordening strafbaarstelling witwassen van geld. 7. Strafbaarheid 7A. Rechtvaardigingsgronden Feiten of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat sprake is van een rechtvaardigingsgrond zijn niet aannemelijk geworden. Het feit door deze verdachte gepleegd is strafbaar. 7B. Schulduitsluitingsgronden Feiten of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat sprake is van een schulduitsluitingsgrond zijn niet aannemelijk geworden. Verdachte is strafbaar. 8. Oplegging van straf of maatregel Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, wordt de na te noemen beslissing passend geacht. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een grote hoeveelheid van afkomstig contant geld, op heimelijke wijze verpakt, van Suriname naar Curaçao gebracht en zich daarmee schuldig gemaakt aan witwassen van geld. Witwassen van misdaadgelden maakt het voor criminelen gemakkelijker om van hun inkomsten te profiteren, witwassen kan economieën aantasten en de fundamenten van de maatschappij bedreigen. Oplegging van een gevangenisstraf van substantiële duur is dan ook geïndiceerd. In het voordeel van verdachte geldt dat hij hier te lande niet eerder wegens misdrijf is veroordeeld. Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lagere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur. 8A. Verbeurdverklaring Het Gerecht zal van het inbeslaggenomen geld een bedrag van USD 90.000, met betrekking tot welk geld het strafbare feit is begaan, verbeurd verklaren. Het Gerecht zal de teruggave aan verdachte van het bedrag van US$ 1.142,- gelasten. 9. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 31, 35 en 96 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen. 10. Beslissing Het Gerecht: Verklaart bewezen dat de verdachte het telastgelegde zoals in rubriek 4. omschreven, heeft begaan; Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd en spreekt hem daarvan vrij; Verklaart dat het bewezen verklaarde feit het in rubriek 6. genoemde strafbare feit oplevert; Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; Veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden; Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht; Verklaart verbeurd het geldbedrag van USD 90.000,-; Gelast de teruggave aan de veroordeelde van het in rubriek 8A genoemde geldbedrag van USD 1.142,-. Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.C. Smid, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van voormeld Gerecht op 11 juli 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.