Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4556

Datum uitspraak2008-11-14
Datum gepubliceerd2008-11-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6210 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Eerder was aangenomen dat er geen duurzaam benutbare mogelijkheden waren. Op datum hier in geding juiste beperkingen aangenomen. Geduide functies passend.


Uitspraak

07/6210 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 september 2007, 07/1378 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 14 november 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. J. Nijssen, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2008. Voor appellante is verschenen mr. Nijssen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. F.A. Steeman. II. OVERWEGINGEN 1. Bij besluit van 1 maart 2004 heeft het Uwv appellante per 24 februari 2004 een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uwv heeft deze uitkering - beslissend op bezwaar - bij besluit van 13 februari 2006 (bestreden besluit) met ingang van 3 augustus 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Appellante heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard omdat uit het bestreden besluit niet blijkt dat alle ingediende bezwaren zijn meegewogen. De rechtbank heeft aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten op basis van nadere door het Uwv verstrekte informatie. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 16 november 2005 een voldoende onderbouwing bevat van de voor appellante geldende beperkingen en het ingenomen standpunt ten aanzien van de duurzaam benutbare mogelijkheden van appellante. Ten aanzien van de geduide functies van machinebediende (SBC-code 264122), gordijnnaaister (SBC-code 272043) en fotolaborant (SBC-code 268050) heeft de rechtbank overwogen dat de bezwaararbeids-deskundige in zijn rapportage van 23 juli 2007 (lees: 2 juli 2007) alsnog voldoende gemotiveerd heeft waarom deze voor appellante geschikt te achten zijn. 3. Appellante heeft evenals in beroep aangevoerd dat het onbegrijpelijk is dat het Uwv bij de beoordeling begin 2004 tot de conclusie komt dat er geen duurzaam benutbare mogelijkheden zijn, terwijl op basis van dezelfde medische gegevens medio 2005 geconcludeerd wordt dat die mogelijkheden er wel zijn. Appellante heeft voorts haar standpunt herhaald dat de geduide functies niet geschikt te achten zijn voor haar. 4.1. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. De Raad voegt daar aan toe dat in geschil is de medische situatie op de datum in geding van 3 augustus 2005. Het feit dat per eerdere datum het standpunt is ingenomen dat sprake is van een situatie van geen duurzaam benutbare mogelijkheden doet hieraan niet af. De Raad ziet in dit verband, mede gelet op de informatie van psychiater H.G. Ruhé van 21 september 2004, geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts dat de situatie inmiddels veranderd is en dat thans niet meer gesteld kan worden dat appellante niet zelfredzaam is. Ook uit hetgeen appellante voorts naar voren heeft gebracht kan niet worden opgemaakt dat de per datum in geding vastgestelde beperkingen neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst van 16 november 2005 voor onjuist gehouden moeten worden. 4.2. De Raad is voorts met de rechtbank en op dezelfde gronden van oordeel dat de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportage van 2 juli 2007 afdoende heeft gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt te achten zijn voor appellante. 5.1. Het voorgaande leidt de Raad tot de conclusie dat de grieven van appellante geen doel treffen. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak bevestigd moet worden. 5.2. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Rechtdoende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 november 2008. (get.) J. Brand. (get.) A.C.A. Wit. RB