Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4594

Datum uitspraak2008-11-18
Datum gepubliceerd2008-11-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers318549 / KG ZA 08-1101
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiser is bij een ongeval betrokken geweest. Hij stond met zijn auto stil voor een rood verkeerslicht en is van achteren aangereden door een andere auto. Gedaagde is de WAM-verzekeraar van de achteroprijdende auto. In deze procedure komen drie hoofdonderwerpen aan de orde: het causaal verband tussen het ongeval en de huidige beperkingen van eiser, de gevolgen van de aov-uitkeringen voor de schade van eiser en de (verdere) inkomensschade van eiser, mede in verhouding tot de tot dusver door gedaagde betaalde voorschotten.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht - voorzieningenrechter Vonnis in kort geding van 18 november 2008, gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 318549 / KG ZA 08-1101 van: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, advocaat mr. K.F.J. Machielsen te Utrecht, tegen: de naamloze vennootschap N.V. UNIVÉ SCHADE, gevestigd te Assen, gedaagde, advocaat mr. M.T. Spronck te Apeldoorn. Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als '[eiser]' en 'Univé'. 1. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 3 november 2008 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 1.1. [eiser] is op 16 april 2003 bij een ongeval betrokken geweest. [eiser] stond met zijn auto stil voor een rood verkeerslicht en is van achteren aangereden door een andere auto. De achteroprijdende auto reed 50 km per uur en [eiser] droeg zijn veiligheidsgordel. [eiser] exploiteert een schoenmakerij in [woonplaats]. Hij is thans 50 jaar oud. 1.2. Univé is de WAM-verzekeraar van de achteroprijdende auto. 1.3. [eiser] heeft zich op 31 oktober 2003 arbeidsongeschikt gemeld bij zijn arbeidsongeschiktheidsverzekeraar Klaverblad wegens klachten aan zijn nek en rug en wegens hoofdpijn. [eiser] heeft uitkeringen ontvangen van Klaverblad en van een andere arbeidsongeschiktheidsverzekeraar. Deze uitkeringen worden hierna genoemd: de aov-uitkeringen. 1.4. Bij beschikking van het UWV d.d. 29 april 2004 is [eiser] per 15 maart 2004 voor 65-80% arbeidsongeschikt verklaard in het kader van een WAZ-uitkering. Bij beschikking van 11 september 2006 is de WAZ-uitkering wegens inkomsten van [eiser] op en na 1 januari 2005 uitbetaald naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 45-55%. Bij beschikking van 11 september 2006 is deze uitkering per 5 november 2006 beëindigd omdat [eiser] minder dan 25% arbeidsongeschikt zou zijn. Tegen beide beslissingen heeft [eiser] bezwaar en beroep ingesteld. Het beroep is gegrond verklaard. Thans dient het UWV nieuwe beslissingen te nemen. 1.5. De neuroloog dr. [neuroloog] (hierna te noemen: '[neuroloog]') heeft [eiser] onderzocht. De beoordeling beperkte zich tot de vaststelling van wat rechtstreeks en uitsluitend ongevalsgevolg was. [neuroloog] heeft de diagnose postwhiplash syndroom, spanningshoofdpijn en intermitterende lumbago vastgesteld. 1.6. [eiser] heeft Univé bij exploot van 13 november 2006 gedagvaard in kort geding teneinde voorschotten op de vergoeding van de door hem geleden schade te verkrijgen. Univé heeft op 16 december 2006 een voorschot van € 20.000,- betaald alsmede een bedrag volgens het tarief voor geliquideerde proceskosten, waarop [eiser] het kort geding heeft ingetrokken. 1.7. Partijen hebben op 28 december 2006 gezamenlijk opdracht aan [neuroloog] gegeven om een neurologische expertise te verrichten. [neuroloog] heeft in zijn rapportage van 6 maart 2007 het navolgende geconcludeerd, voor zover relevant: "(...) Diagnose 1. Postwhiplash syndroom. 2. Spanningshoofdpijn, mogelijk met medicatie-afhankelijke component. 3. Geringe ulnaropathie met als vermoedelijke lokalisatie de elleboog. Beantwoording van de vragen (...) Vraag 1h Welke beperkingen ondervindt betrokkene naar uw oordeel in zijn huidige toestand in het dagelijks leven (...) Antwoord (...) Met betrekking tot de werkzaamheden (...) Hij haalt niet meer dezelfde productie als voor het ongeval, omdat hij als gevolg van de nekklachten moeite heeft langdurig met zijn hoofd voorovergebogen achter de machine te staan, maar ook als gevolg van vergeetachtigheid, waardoor hij (...). De pijn in de nek vermindert de concentratie en werktempo. (...) Deze door betrokkene genoemde beperkingen acht ik aannemelijk op grond van de door het ongeval veroorzaakte nekklachten. Met de volgende, niet door betrokkene genoemde beperkingen dient nog rekening te worden gehouden: Gebruik van de nek: matige beperkingen bij bewegingen van het hoofd in alle richtingen en het hoofd in een gefixeerde stand houden. (...) Vraag 3a (...) Antwoord Uit het medisch dossier van betrokkene komen geen feiten en omstandigheden naar voren die het aannemelijk maken dat er bij betrokkene ook zonder het ongeval op enig moment beperkingen zouden zijn opgetreden op het gebied van de uitoefening van de beroepsactiviteiten of het verrichten van de werkzaamheden in en rond de woning. (...)" 1.8. Dr. [medisch adviseur 1], medisch adviseur van Univé, heeft op 15 augustus 2007 naar aanleiding van het rapport [neuroloog] als volgt gerapporteerd, voor zover relevant: "(...) Beschouwing: De neuroloog heeft een expertise verricht, waarbij de conclusie in grote lijnen wel overeenkomt met de eerder door hem verrichte expertise in het kader van een ongevallenverzekering. Hij gaat uit van een postwhiplashprobleem, waarbij de nekklachten, concentratiestoornissen en geheugenstoornissen als ongevalsgevolg kunnen worden beschouwd. De hoofdpijnklachten en de tintelingen in de vingers beschouwt hij als niet ongevalsgevolg. (...) Dan de ervaren beperkingen. Deze worden door de neuroloog als ongevalsgevolg beschouwd (...) Op dit moment worden (op neurologisch gebied althans) een groot deel van de klachten en beperkingen als ongevalsgevolg geduid. (...) Conclusie en advies: * Zie beschouwing" 1.9. Partijen hebben op 28 december 2006 een gezamenlijke opdracht gegeven aan de psychiater prof. dr. [psychiater] (hierna: '[psychiater]') om een psychiatrische expertise te verrichten. Op 4 oktober 2007 heeft [psychiater] als volgt gerapporteerd, voor zover relevant: "(...) IV In antwoord op uw vraagstelling: (...) 1b. In mijn rapport vindt u een inventarisatie van de medische voorgeschiedenis, overigens met de kanttekening dat de pretraumatische anamnese die betrokkene mij verschaft in vergelijking met de anamnese van collega [collega] met betrekking tot de knelpunten in zijn leven onderbelicht is. (...) 1 e. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Antwoord: Ik kom niet tot een psychiatrische DSM-IV-As-I diagnose. As-II: verdenking op een persoonlijkheidsstoornis, uitgestelde diagnose (...) (...) 1f. (...) Ik kom niet tot een psychiatrische diagnose. Voor zover de lichamelijke klachten die betrokkene thans naar voren brengt niet passen in het beeld van een chronisch whiplash-syndroom, kan worden gedacht aan een (...). Echter de impact van die klachten/symptomen op het dagelijks functioneren is zo gering, dat een psychiatrische diagnose niet gerechtvaardigd is. (...) 1h. (...) Antwoord: op grond van mijn anamnese, de status psychicus en het dagverhaal, kom ik niet tot het vaststellen van ongevalsgerelateerde beperkingen vanuit psychiatrisch gezichtspunt. (...)" 1.10. De medisch adviseur van Univé [medisch adviseur 2], arts RGA, heeft bij brief van 14 november 2007 de navolgende opmerkingen gemaakt over de rapportage van [psychiater], voor zover relevant: "(...) Mijn commentaar A. Algemeen (...) Er is geen psychiatrische ziekte. Ook zijn er geen ongevalsgerelateerde beperkingen vanuit psychiatrisch gezichtspunt. (...) De psychiatrische expert kan niet goed aangeven of betrokkene met deze verhoogde psychische kwetsbaarheid ook zonder het ongeval van 16-04-2003 te eniger tijd zou zijn gedecompenseerd. Een belangrijke verbetering of verslechtering werd niet verwacht. Ik kan instemmen met de conclusies en beantwoording van de vragen in het expertiserapport. B. Specifieke beantwoording van uw vragen (...) Er is sprake van een preëxistente structurele kwetsbaarheid met een verhoogd risico op psychisch decompenseren bij de confrontatie met teleurstellingen, tegenslagen of aandoeningen en ziekten. Het is niet goed te voorspellen of er een psychische decompensatie zou zijn opgetreden zonder het ongeval van 16-04-2003. (...)" 1.11. [eiser] heeft [X] Expertisebureau B.V. (hierna: '[X]') opdracht gegeven om zijn verlies arbeidsvermogen over de periode 1 januari 2003 tot 1 juli 2008 te berekenen. In haar rapportage van 30 juni 2008 heeft [X] de schade wegens verlies arbeidsvermogen over voormelde periode begroot op € 98.371,-. Alle onderliggende stukken, waaronder de jaarstukken van de eenmanszaak en de berekening, zijn aan Univé toegezonden. 1.12. Op 25 april 2008 heeft de medisch adviseur van Univé [medisch adviseur 3] (hierna: '[medisch adviseur 3]') gerapporteerd inzake de expertises van [neuroloog] en [psychiater]. Hij heeft het volgende geconstateerd, voor zover relevant: "(...) De vraag is nu wat we met de nu verrichte expertises aan moeten. Ik stel vast dat ze zijn aangevraagd met wederzijdse medewerking en toestemming. Achteraf kan worden gezegd dat, mede gezien de al bekende expertise van dezelfde neuroloog, waaruit zijn visie op de klachten al was af te leiden, dat het wellicht beter was geweest een andere neuroloog te vragen. Maar het is gegaan zoals het is gegaan. Zoals al aangegeven zijn er op de beoordeling van de neuroloog de nodige aanmerkingen te maken, en zou deze beoordeling naar hedendaagse inzichten (nieuwe richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie) er zeker anders uit zien. (...) Een diagnose post-whiplash kan ik niet onderschrijven (...) Rekening houdend met de aanname dat in elk geval een deel van de door het ongeval ervaren nekklachten moet worden gezien als ongevalsgevolg moet de belastbaarheid worden vastgesteld, (...) Betrokkene is in 2006 (en wellicht later) beoordeeld door het UWV. Deze rapportages ontbreken in het dossier (...) Deze gegevens dienen eerst te worden verstrekt aangezien ze waarschijnlijk een beeld geven van de op dat (dit) moment aanwezige arbeidsmogelijkheden. Vervolgens kan worden gekeken of, b.v. in overleg met de medisch adviseur van de belangenbehartiger, tot een overeenstemming kan worden gekomen welke van de daar vastgestelde beperkingen als ongevalsgevolg moet worden beschouwd. Mocht de beoordeling van het UWV in kwalitatief opzocht te kort schieten dan is aanvullend onderzoek, b.v. in de vorm van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek aangewezen. (...)" 2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer 2.1. [eiser] vordert - zakelijk weergegeven - na wijziging van eis: primair dat Univé wordt veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 30.000,- als voorschot op de vergoeding van materiële schade, € 7.500,- aan immateriële schadevergoeding en € 3.700,- exclusief btw wegens intake en coachingssessies; en subsidiair dat Univé wordt veroordeeld om met ingang van 15 september 2008 gedurende een jaar aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.000,- per maand, alsmede tot betaling aan [eiser] van € 7.500,- aan immateriële schadevergoeding en € 3.700,- exclusief btw wegens intake en coachingssessies; en meer subsidiair dat de voorzieningenrechter een beslissing neemt zoals hij in goede justitie zal vermenen te behoren. 2.2. Daartoe voert [eiser] het volgende aan. Univé heeft aansprakelijkheid erkend en dient daarom over te gaan tot uitkering van verdere voorschotbedragen. Het gaat niet aan dat in dit stadium een derde medisch adviseur van Univé twijfel gaat uiten over de rapporten van [neuroloog] en [psychiater]. De discussie over de vraag of de beperkingen ongevalsgerelateerd zijn is thans niet meer aan de orde, nu twee medische adviseurs van Univé hebben ingestemd met de overigens in gezamenlijke opdracht uitgevoerde onderzoeken door [neuroloog] en [psychiater]. Ter onderbouwing van de omvang van de door hem van 1 januari 2003 tot en met juli 2008 geleden schade verwijst [eiser] naar het rapport van [X]. [eiser] stelt dat zijn financiële situatie thans nijpend is en dat daarin ook zijn spoedeisend belang is gelegen. Uit de jaarcijfers van de onderneming blijkt dat deze inmiddels met verlies draait. Hij heeft geen geld meer om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. [eiser] ziet zich derhalve genoodzaakt om in kort geding betaling van een voorschot te vorderen ter zake van toekomstige schade wegens verlies aan arbeidsvermogen en een aanvullend voorschot op het smartengeld. Voorts heeft [eiser] belang bij coaching door [Y] Coaching. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW). 2.3. Univé voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken. 3. De beoordeling van het geschil 3.1. In deze procedure komen drie hoofdonderwerpen aan de orde: het causaal verband tussen het ongeval en de huidige beperkingen van [eiser], de gevolgen van de aov-uitkeringen voor de schade van [eiser] en de (verdere) inkomensschade van [eiser], mede in verhouding tot de tot dusver door Univé betaalde voorschotten. 3.2. Vooropgesteld dient te worden dat volgens vaste jurisprudentie ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid is geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is - hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter een zodanige vordering zal toewijzen - maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden. Causaal verband 3.3. Allereerst komt aan de orde de vraag in hoeverre er causaal verband bestaat tussen het verkeersongeval op 16 april 2003 enerzijds en de lichamelijke en psychische klachten van [eiser] anderzijds. Univé stelt in dit verband dat zij ernstige twijfel heeft omtrent het causale verband. Zij verwijst hiervoor naar de rapportage van [medisch adviseur]. Naar voorlopig oordeel geeft deze rapportage geen reden om in het kader van dit kort geding af te wijken van de bevindingen en conclusies uit de rapporten van [neuroloog] en [psychiater]. Hiertoe is het volgende redengevend. De beide laatstgenoemde deskundigen zijn benoemd na een gezamenlijke opdracht van partijen en de eigen medische adviseurs van Univé - voorgangers van [medisch adviseur] - hebben de conclusies van [neuroloog] en [psychiater] in de kern onderschreven. Verder heeft in het bijzonder [psychiater] kennisgenomen van de rapportage over het medisch verleden van [eiser] vóór het ongeval en daarover gerapporteerd. Na, en mede op basis van, deze rapportages en interne commentaren heeft Univé voorschotten uitgekeerd. Het staat haar niet vrij thans op basis van in wezen hetzelfde materiaal daarvan terug te komen. [eiser] mocht erop vertrouwen dat de discussie hierover was afgerond. Opmerking verdient dat Univé, in haar verwijzing naar het standpunt van [medisch adviseur], geen wezenlijk nieuwe feiten heeft aangevoerd. 3.4. De slotsom op dit punt is dan ook dat de huidige klachten als ongevalsgevolg zijn aan te merken. Voor zover nodig is hierbij tevens van belang dat de aansprakelijke partij (thans dus Univé als de WAM-verzekeraar) het slachtoffer moet nemen zoals deze is. Gevolgen aov-uitkering 3.5. Vervolgens komen de gevolgen van de aov-uitkeringen voor de schade van [eiser] en de (verdere) inkomensschade van [eiser] aan de orde. Deze gevolgen worden bezien mede in verhouding tot de tot dusver door Univé betaalde voorschotten. 3.6. Het is voorshands aannemelijk dat de gedane aov-uitkeringen sommenverzekeringen zijn. Het zijn immers vaste uitkeringen, die geen relatie met de werkelijke schade hebben. Deze uitkeringen hebben hoogst waarschijnlijk echter wel invloed op de omvang van de verplichting tot vergoeding van de schade. Ingevolge vaste jurisprudentie leidt dit ertoe dat - al dan niet ten dele - verrekening in de zin van artikel 6:100 BW dient plaats te vinden. De huidige uitkering is onzeker (WAZ-volgend), en in elk geval gering. Naar voorlopig oordeel is deze dan ook ontoereikend ter dekking van verdere inkomensschade. Ten zake van de WAZ-uitkering bestaat onzekerheid. Het wachten is op een nieuw besluit na vernietiging van de eerdere beslissing op het bezwaar en beroep. Niet bekend is wanneer het nieuwe besluit komt en evenmin wat het zal inhouden en/of wanneer [eiser] daaruit enige uitkering kan verwachten. Dit doet zijn (gestelde) spoedeisende belang derhalve niet teniet. Voorlopig zal (de mogelijkheid van) een WAZ-uitkering buiten beschouwing blijven. Inkomensschade 3.7. Het debat ter zake van de inkomensschade is tot dusver summier geweest. [eiser] verwijst in dit verband naar de rapportage van [X], die concludeert dat het bedrijf van [eiser] vóór het ongeval goed liep maar thans, kennelijk door zijn beperktere inzet, met verlies draait. Dit heeft als gevolg dat er steeds verder oplopende schade is. Opmerking verdient dat de bijlagen bij het rapport [X] ontbreken. Univé heeft kanttekeningen geplaatst bij elk van deze hoofdpunten. 3.8. Vooropgesteld dient te worden dat Univé, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, niet het recht heeft verspeeld om deze discussie te voeren, met dien verstande dat de vraag naar het causale verband tussen het ongeval en [eiser]s huidige toestand niet opnieuw aan de orde kan komen. Op basis van het beperkte debat is voldoende aannemelijk dat [eiser] nog over een lange reeks van jaren verdere schade zal lijden en thans niet door zijn bedrijfsuitoefening kan voorzien in een inkomen dat in de lijn ligt van het inkomen dat hij zonder ongeval zou hebben gehad. Verdere bevoorschotting is daarom geboden, ook met inachtneming van het oordeel over de invloed van de aov-uitkeringen. Het is hoogst waarschijnlijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de totale schade groter is dan het bedrag dat Univé tot dusver als voorschot heeft uitbetaald. 3.9. Dit betekent dat voldaan is aan het criterium vermeld onder 3.2. Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat, alle belangen in aanmerking genomen, maandelijkse uitkeringen van € 2.500,- gedurende een jaar gerechtvaardigd zijn. 3.10. De vordering ter zake van de immateriële schade zal als voorlopig onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. 3.11. Op gelijke grond wordt [eiser]s vordering tot vergoeding van kosten voor coaching door [Y] afgewezen. Het valt niet uit te sluiten dat [eiser] baat heeft bij een dergelijke behandeling en dat deze de schade beperkt, maar daarover bestaat thans nog onvoldoende duidelijkheid. Univé heeft overigens te kennen gegeven niet bij voorbaat afwijzend te staan tegenover een behandeling als die waarop [eiser] doelt. 3.12. Univé zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 4. De beslissing De voorzieningenrechter: - veroordeelt Univé om met ingang van 15 september 2008 gedurende een jaar aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.500,- per maand, welk bedrag telkens voor de vijftiende dag van de maand door [eiser] ontvangen dient te zijn; - veroordeelt Univé in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.819,53, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 905,-- aan griffierecht en € 98,53 aan dagvaardingskosten; - verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; - wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2008.