
Jurisprudentie
BG4622
Datum uitspraak2008-10-30
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3125 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3125 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Functiebeschrijving en functiewaardering technisch onderwijs assistent. Organiek systeem van functie-waardering. Terughoudende rechterlijke toets.
Uitspraak
07/3125 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 20 april 2007, 06/437 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Stichting [Naam stichting], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: stichting)
Datum uitspraak: 30 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De stichting heeft een verweerschrift ingediend en bij brief van 24 juli 2008 een vraag van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2008. Appellant is verschenen. De stichting heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.J.J.M. Janssen, werkzaam bij E&S Advies en Management te Sint-Oedenrode.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij zijn oordeelsvorming gaat de Raad op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is met ingang van 1 augustus 2001 aangesteld als technisch onderwijs assistent (hierna: TOA) aan het [naam Stichting] te [vestigingsplaats]. Zijn salaris is vastgesteld volgens salarisschaal 6. Bij besluit van 23 mei 2005 is de functie van TOA opnieuw beschreven en gewaardeerd. Hierbij is de functie wederom ingedeeld in salarisschaal 6. Bij besluit van 8 februari 2006 (hierna: bestreden besluit) heeft de stichting het bezwaar van appellant tegen het besluit van 23 mei 2005 ongegrond verklaard. Appellant is met ingang van 1 januari 2008 met pensioen gegaan.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en diens verzoek om veroordeling van de stichting tot het vergoeden van de door hem geleden schade afgewezen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de functiebeschrijving geen juiste weergave vormt van de aan hem opgedragen werkzaamheden, noch dat hij in opdracht van de stichting werkzaamheden heeft verricht die de mate van zelfstandigheid als beschreven overstegen.
3. Het hoger beroep spitst zich toe op de vraag of de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit terecht ongegrond heeft verklaard. Daarbij is in het bijzonder de juistheid van de nieuwe functiebeschrijving in geschil. De functiewaardering wordt door appellant slechts betwist in samenhang met de beschrijving.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat de functiebeschrijving geen reële weergave bevat van de door hem verrichte werkzaamheden. In dit verband heeft hij aangevoerd dat hij met een grote mate van zelfstandigheid en zonder de aanwezigheid van de vakdocent practica gaf, waarbij het veelvuldig voorkwam dat hij ook de bijbehorende theorie moest behandelen. Naar zijn mening past bij deze werkzaamheden salarisschaal 7 of 8. Appellant meent verder dat uitvoering van de werkzaamheden op de in de functiebeschrijving aangegeven wijze niet mogelijk was vanwege het organisato-rische kader waarin hij werkzaam was.
3.2. De stichting heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad stelt voorop dat het hier gaat om een organiek systeem van functie-waardering, waarin de zwaarte van organieke functies wordt gewogen in samenhang met de totale organisatieopbouw. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 30 juni 2005, LJN AT9173 en CRvB 3 januari 2008, LJN BC1682) komt daarom bij het vaststellen van de organieke functiebeschrijving beleidsvrijheid toe aan de stichting. Het gaat hier niet om de beschrijving van de feitelijk uitgevoerde werkzaamheden, maar om de door de stichting aan de betrokken functionaris opgedragen werkzaamheden, gegeven de inrichting van de organisatie zoals die de stichting voor ogen staat. Dit brengt mee dat de rechterlijke toetsing van de organieke functiebeschrijving met terughoudendheid moet plaatsvinden. Voor vernietiging van de functiebeschrijving kan slechts aanleiding bestaan indien deze in rechte onhoudbaar moet worden geacht.
4.2. Gegeven deze terughoudende toetsing heeft de Raad geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat de bestreden functiebeschrijving onhoudbaar geacht moet worden. De Raad wil aannemen dat appellant zijn functie van TOA met een grotere mate van zelfstandigheid dan vereist uitvoerde en in voorkomende gevallen ook theoretische scholing gaf, maar het is de Raad echter niet gebleken dat dit geschiedde in opdracht van de stichting. Hierbij wijst de Raad erop dat de rector van de school in december 2002 bij appellant en in oktober 2004 bij alle TOA’s en de vakdocenten heeft aangedrongen op naleving van de functiebeschrijving. De Raad acht evenmin aannemelijk geworden dat uitvoering van de werkzaamheden op de uit de functiebeschrijving voortvloeiende wijze niet mogelijk was. In dit verband is van belang dat tijdens de practica van appellant altijd een vakdocent aanwezig was om zo nodig ondersteuning te bieden. Dat één van de twee vakdocenten daartoe volgens appellant niet in staat was acht de Raad onvoldoende aangetoond, terwijl het feit dat het appellant ook onwenselijk voorkwam om een docent in zijn werkzaamheden te storen voor zijn rekening dient te blijven.
5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking. Voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en H.G. Rottier en B.M. van Dun als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2008.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) M.B. de Gooijer.
HD