Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4661

Datum uitspraak2008-11-10
Datum gepubliceerd2008-12-01
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 07/2898
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wet SUWI. Re-integratievisie is in dit geval, gezien het door eiseres gedane verzoek om scholing en gelet op artikel 65f van de WAO, aan te merken als een besluit. De rechtbank toetst het door verweerder afgewezen verzoek aan het Protocol Scholing.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector bestuursrecht zaaknummer: SBR 07/2898 uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 10 november 2008 inzake [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder. Inleiding 1.1 Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 6 september 2007 (het bestreden besluit), waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen de brief van 18 april 2007 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemde brief heeft verweerder de ten behoeve van eiseres opgestelde re-integratievisie van 10 april 2007 aan haar gezonden. 1.2 Het beroep is, gezamenlijk met de beroepszaak geregistreerd onder nummer SBR 07/3146, behandeld ter zitting van 28 augustus 2008, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. N.A. Pasveer, advocaat te Hilversum, alsmede door E. Battaloglu als tolk. Verweerder is - met voorafgaand bericht - niet verschenen. 1.3 Na de behandeling van het beroep ter zitting is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. In verband daarmee is het onderzoek ingevolge artikel 8:68, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heropend en heeft de rechtbank het vooronderzoek hervat. Verweerder heeft op verzoek van de rechtbank het Protocol Scholing (hierna: het Protocol) overgelegd. 1.4 De rechtbank heeft, na toestemming van partijen, bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 3 november 2008 gesloten. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) heeft het Uwv tot taak uitvoering te geven aan onder meer de wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Ingevolge onderdeel b van dit artikel heeft het Uwv tevens tot taak te bevorderen dat de personen die recht hebben op een uitkering op grond van de in onderdeel a genoemde wetten, worden ingeschakeld in het arbeidsproces. Ingevolge artikel 30a, eerste lid, van de Wet SUWI stelt het Uwv, indien de hiervoor vermelde taak wordt uitgevoerd en nadat het recht op uitkering op grond van wetten als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a, is vastgesteld, in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde een re-integratievisie vast waarin verplichtingen en rechten van de uitkeringsgerechtigde zijn vermeld. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het Uwv, in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde, periodiek de re-integratievisie evalueert en deze kan bijstellen. Ingevolge artikel 65f van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft de verzekerde die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, op de naar het oordeel van het Uwv noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. 2.2 Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de voor haar vastgestelde re-integratievisie en vervolgens beroep ingesteld. Het beroep spitst zich toe op onderdeel 17 van de re-integratievisie. Bij dit onderdeel is bepaald dat scholing voor eiseres niet noodzakelijk is. Eiseres heeft aangevoerd dat scholing, op wat voor wijze dan ook, wel noodzakelijk is aangezien zij geen enkele opleiding heeft. Bovendien wordt niet vermeld op welke wijze dient te worden omgegaan met haar gebrek aan opleiding, ervaring en beheersing van de Nederlandse taal. 2.3 De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of de re-integratievisie is aan te merken als een besluit waartegen bezwaar en beroep open staat. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Het bestreden besluit bevat de impliciete weigering van de door eiseres gewenste voorziening, te weten scholing. Dit betreft een concrete voorziening waarvoor eiseres ook op grond van artikel 65f van de WAO een aanvraag had kunnen doen. Tegen een op grond van dit artikel door verweerder genomen besluit zou voor eiseres de mogelijkheid van bezwaar en beroep hebben opengestaan. De re-integratievisie is aan te merken als een besluit in de zin artikel 1:3, eerste lid, van de Awb aangezien die een impliciete weigering bevat de gevraagde voorziening te verstrekken. 2.4 Gelet op het voorgaande komt de rechtbank thans toe aan de inhoudelijke beoordeling van de impliciete weigering van scholing. Uit de toelichting bij onderdeel 17 van de re-integratievisie blijkt dat verweerder bij dit onderdeel toetst aan de hand van het Protocol. Op grond het Protocol wordt in eerste instantie (onderdeel A) de noodzaak van scholing bepaald. Aan de hand van de stappen 1 tot en met 5 wordt vastgesteld of een cliënt scholing nodig heeft om via de kortste weg terug te kunnen keren op de arbeidsmarkt. Dit stappenplan luidt als volgt: Stap 1: Uitgangspunt is de kortste weg naar werk. Daarbij is het principe van Lerend Werken van evident belang. Als de cliënt echter in de oude functie kan worden geplaatst zonder scholing, is dat de aangewezen weg. In het geval van een WIA-, WAO-, of Wajongcliënt zal aan de orde komen of hij herplaatst kan worden bij de oude werkgever in een andere functie, indien hij niet meer geschikt is voor de oude functie. Stap 2: Mogelijk heeft de cliënt met het oog op de herplaatsing in de oude functie behoefte aan ondersteuning in de vorm van een kwalificerende interventie. Het kan immers zijn, dat hij op grond van zijn oorspronkelijke opleiding wel over een principiële geschiktheid beschikt, maar bv. al enige tijd afwezig is uit het arbeidsproces en/of niet beschikt over nadien vereiste kwalificaties voor het uitoefenen van die functie. Uiteraard moet er dan wel sprake zijn van een vacature. Voor cliënten met structurele functionele beperkingen zijn eventueel aanpassingen aan de eigen werkplek nodig. Stap 3: Indien alleen andere functies passend zijn, kan een meer intensieve kwalificerende interventie nodig zijn in de vorm van scholing. Deze wordt alleen ingezet, indien er een concrete vacature in zicht is bij een werkgever, maar de cliënt met het oog op de aangewezen functie geschoold moet worden. Stap 4: Indien er geen concrete vacature bij een werkgever in zicht is, kan scholing aan de orde komen bij aanwezigheid van vacatures op de regionale arbeidsmarkt in de beoogde functie. Indien er twijfel bestaat over passende functies op de regionale arbeidsmarkt en heroriëntatie noodzakelijk is, kan het voorkomen dat Uwv daarbij extern advies nodig heeft. Stap 5: Alleen indien er scholing conform de voorgaande stappen noodzakelijk is, volgt onderdeel B van het protocol: de toets van de scholing. 2.5 De bezwaararbeidsdeskundige geeft in zijn aanvullende rapportage van 24 september 2008 aan dat herplaatsing bij de oude werkgever op grond van stap 1 of 2 bij eiseres niet mogelijk is. Ook stap 3 is niet aan de orde aangezien aan eiseres geen concrete vacature in het vooruitzicht is gesteld. Bij de beoordeling op grond van stap 4 worden de functies die in het kader van de WAO aan de schatting ten grondslag zijn gelegd beschouwd als functies die beschikbaar zijn op de regionale arbeidsmarkt. Voor deze functies gelden geen specifieke opleidingseisen. Wel moet de Nederlandse taal op eenvoudig niveau worden gesproken en begrepen (om opdrachten en waarschuwingen te begrijpen). Eiseres, die in ieder geval al sinds 1993 in Nederland woont, spreekt gebrekkig Nederlands. Zij wordt in staat geacht deze eenvoudige opdrachten en waarschuwingen te begrijpen. Het voorgaande betekent dat scholing voor eiseres niet noodzakelijk is, op grond van stap 5 komt zij niet voor scholing in aanmerking. 2.6 De rechtbank is van oordeel dat de bezwaararbeidsdeskundige met de rapportage van 24 september 2008 voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze er is getoetst aan het Protocol. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen stellen dat de door eiseres gestelde gebrekkige kennis van de Nederlandse taal niet in de weg staat aan het verrichten van de in het kader van de WAO geduide functies. Eiseres woonde op de datum in geding al minimaal 14 jaar in Nederland en heeft tot oktober 1997 als productiemedewerkster bij een wasserij gewerkt. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 juli 2008 (www.rechtspraak.nl, LJN: BD6584). De rechtbank acht het in dit kader voorts van belang dat verweerder er ingevolge artikel 9, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten bij de bepaling van de resterende verdiencapaciteit van uit mag gaan dat eiseres de Nederlandse taal mondeling beheerst. 2.7 De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot weigering van de door eiseres gewenste voorziening heeft kunnen komen. Hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd, kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. Beslissing De rechtbank Utrecht, verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. G.J. van Binsbergen en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2008. De griffier: De rechter: mr. J.K. van de Poel mr. G.J. van Binsbergen Afschrift verzonden op: Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.