
Jurisprudentie
BG4671
Datum uitspraak2008-11-17
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers22-006556-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers22-006556-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Gedurende een periode van meer dan een jaar heeft de verdachte een deel van Zoetermeer letterlijk onveilig gemaakt.
De verdachte heeft zich meermalen in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan brandstichting. Daarbij is telkens schade aan goederen ontstaan. Op één van de bewezenverklaarde tijdstippen was zelfs levensgevaar voor omwonenden te duchten. Voorts heeft de verdachte - eveneens in de nachtelijke uren - een groot aantal ruiten van woningen vernield of beschadigd door stenen door en/of tegen die ruiten te gooien. Een aantal woningen is zelfs vele malen het doelwit geweest van deze vernielingen. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan vernieling van vuilcontainers door deze in brand te steken.
Uitspraak
rolnummer 22-006556-07
parketnummer 09-925302-07
datum uitspraak 17 november 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 november 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 november 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met een bijzondere voorwaarde als nader in het vonnis omschreven, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. Omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] is beslist als nader in het vonnis omschreven. Voorts zijn aan de verdachte drie schadevergoedingsmaatregelen ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
2:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
3 en 4:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;
5:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ook indien dat inhoudt een behandeling in De Waag.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich meermalen in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan brandstichting. Daarbij is telkens schade aan goederen ontstaan. Op één van de bewezenverklaarde tijdstippen was zelfs levensgevaar voor omwonenden te duchten. Feiten als de onderhavige zijn in hoge mate gevaarzettend en brengen gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg, terwijl ze ook grote schade veroorzaken.
Voorts heeft de verdachte - eveneens in de nachtelijke uren - een groot aantal ruiten van woningen vernield of beschadigd door stenen door en/of tegen die ruiten te gooien. Een aantal woningen is zelfs vele malen het doelwit geweest van deze vernielingen. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan vernieling van vuilcontainers door deze in brand te steken. Dergelijke feiten leiden tot ergernis en financiële schade bij de betrokkenen.
Gedurende een periode van meer dan een jaar heeft de verdachte aldus een deel van Zoetermeer letterlijk onveilig gemaakt.
Het hof heeft achtgeslagen op de navolgende omtrent de verdachte en diens persoonlijke omstandigheden opgemaakte rapportages:
- een rapport van Psycho-Medisch Centrum Parnassia, opgemaakt door J. Ancion, reclasseringswerker, d.d.
7 juni 2007;
- een rapport van Palier, opgemaakt door M. Peeters, reclasseringswerker, d.d. 27 oktober 2008.
Het hof heeft daarnaast in het bijzonder achtgeslagen op een rapport, opgemaakt door drs. F. Verstraeten, psychiater in opleiding, d.d. 26 oktober 2007. Daarin wordt onder meer geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van cocaïneafhankelijkheid en alcoholafhankelijkheid. Daarnaast is er bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling met duidelijke tendensen richting een persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven (NAO) met antisociale en borderline trekken. Volgens de deskundige kon de verdachte het onrechtmatige van zijn handelen inzien, echter vanuit zijn gebrekkige ontwikkeling was hij in verminderde mate in staat hiernaar te handelen. De deskundige is van mening dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is voor de aan hem tenlastegelegde feiten.
Voorts heeft het hof achtgeslagen op een rapport, opgemaakt door A.M.T. Spies, psycholoog, d.d.
30 september 2007. Deze gedragsdeskundige is van mening dat bij de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis in de zin van cannabis- en cocaïneafhankelijkheid. Daarnaast was er sprake van een vertraagde persoonlijkheidsontwikkeling. Volgens de gedragsdeskundige is er sprake van een onrijpe persoonlijkheid die trekken laat zien van een persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven (NAO). Op grond hiervan wordt de verdachte door de deskundige enigszins verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
Beide gedragsdeskundigen adviseren ter voorkoming van recidive een verplicht reclasseringstoezicht en een behandeling gericht op het omgaan met alcohol en drugs, agressieregulatie en structurerende begeleiding. De agressieregulatiebehandeling en de structurerende begeleiding dienen bij voorkeur in een gespecialiseerde forensische intensieve behandelsetting als De Waag plaats te vinden, aldus de deskundigen.
Het hof komt met inachtneming van de beschouwingen en de conclusies van deze deskundigen tot het oordeel dat de verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
In beginsel is het hof van oordeel dat de veelheid en de ernst van de bewezenverklaarde feiten met name uit het oogpunt van vergelding nopen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof echter rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 20 oktober 2008 niet eerder wegens het plegen van strafbare feiten is veroordeeld, alsmede met diens jeugdige leeftijd.
Voorts heeft het hof in het voordeel van de verdachte in verregaande mate rekening gehouden met de aannemelijk geworden omstandigheid dat de verdachte thans zijn leven een belangrijke wending ten goede heeft gegeven. Daarbij heeft het hof in het bijzonder achtgeslagen op de inhoud van eerdergenoemd rapport van Palier d.d. 27 oktober 2008. In voornoemd rapport wordt door de rapporteur onder meer geconcludeerd dat de kans op recidive bij de verdachte klein is. Voorts blijkt daaruit dat de verdachte zeer gemotiveerd is om het programma bij De Waag, waaraan hij in januari 2008 is begonnen en waartoe hij zich goed inzet, af te maken. Het vervolg van de behandeling acht de rapporteur raadzaam. Volgens de rapporteur zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf consequenties kunnen hebben voor het uitvoeren van de behandeling van de verdachte bij De Waag.
Het hof houdt ook rekening met de omstandigheid dat blijkens eerdervermelde rapportages van de gedragsdeskundigen, verdachtes persoonlijkheid onrijp is. Het komt het hof voor, dat daarom een verblijf in een gevangenis een onverantwoord risico op criminalisering van de verdachte zou meebrengen.
In bovengenoemde omstandigheden ziet het hof - anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank - aanleiding te komen tot het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van de wettelijk maximaal toegelaten duur.
Daarnaast zal het hof - vanuit een oogpunt van speciale preventie - aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur opleggen, met oplegging van een bijzondere voorwaarde zoals na te melden, nu het hof zulks - gelet op de persoonlijke problematiek van de verdachte en ter verkleining van het recidivegevaar - geraden voorkomt.
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces hebben na te melden benadeelde partijen zich gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van geleden materiële en/of immateriële schade als gevolg van na te melden aan de verdachte tenlastegelegde feiten:
ter zake van feit 1:
- [benadeelde partij 1] tot een bedrag van in totaal € 500,-, te weten € 300,- aan materiële schade en € 200,- aan immateriële schade;
- [benadeelde partij 3] tot een bedrag van € 673,70 aan materiële schade;
- [benadeelde partij 4] tot een bedrag van € 75,91 aan materiële schade;
ter zake van feit 2:
- [benadeelde partij 5] tot een bedrag van in totaal € 1.742,-, te weten € 1.442,- aan materiële schade en € 300,- als voorschot op immateriële schade.
ter zake van feit 4:
- [benadeelde partij 2] tot een bedrag van in totaal
€ 15.769,51.
In eerste aanleg zijn de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in hun vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. Op de vorderingen van de overige hierboven genoemde benadeelde partijen is in eerste aanleg beslist als volgt:
- de vordering van [benadeelde partij 3] is toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 673,70;
- de vordering van [benadeelde partij 4] is toegewezen tot een bedrag van € 50,-, met afwijzing voor het overige;
- de vordering van [benadeelde partij 5] is toegewezen tot een bedrag van in totaal € 600,-, te weten € 300,- aan materiële schade en € 300,- aan immateriële schade. Voor het overige is voornoemde benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in diens vordering.
In hoger beroep is de vordering van [benadeelde partij 2] niet gehandhaafd.
In hoger beroep is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] aan de orde tot het in eerste aanleg en in hoger beroep gehandhaafde bedrag. De vorderingen van de overige benadeelde partijen zijn in hoger beroep van rechtswege aan de orde tot de in eerste aanleg toegewezen bedragen.
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van bovenvermelde vorderingen geconcludeerd als volgt:
- niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in zijn vordering;
- afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4];
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] tot een bedrag van
€ 273,70, met afwijzing voor het overige;
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] tot een bedrag van
€ 300,-, met afwijzing voor het overige.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn door en namens de verdachte niet betwist.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1] overweegt het hof dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces. Het hof zal dan ook bepalen dat voornoemde benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de vorderingen van na te melden benadeelde partijen geheel of gedeeltelijk heeft voldaan. Het hof ziet in voornoemde omstandigheid aanleiding te komen tot na te melden beslissing.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] zal worden afgewezen, nu is komen vast te staan dat de vordering reeds volledig door de verdachte is voldaan.
Naar het oordeel van het hof hebben de benadeelde partijen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 5] ieder voor zich genoegzaam aangetoond dat de gestelde materiële en/of immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de ten laste van de verdachte onder 1 respectievelijk 2 bewezenverklaarde feiten.
De vorderingen van voornoemde benadeelde partijen zullen dan ook - voor zover zij nog niet door de verdachte zijn voldaan - worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeelde in de kosten die laatstgenoemde benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Naar het oordeel van het hof kan voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] een kostenveroordeling achterwege blijven, nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op zijn verdediging tegen die vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen kosten heeft gemaakt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9 (oud), 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 57 (oud), 157 aanhef en onder a, 157 aanhef en onder b, en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3,
4 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ressort 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat betekent het (blijven) volgen van een behandeling bij De Waag.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4].
Wijst toe de vorderingen tot schadevergoeding van na te melden benadeelde partijen tot na te melden bedragen en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[benadeelde partij 3] een bedrag van € 273,70;
[benadeelde partij 5] een bedrag van € 300,-.
Wijst de vorderingen van bovengenoemde benadeelde partijen voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in verband met hun vorderingen hebben gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op
nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken.
Dit arrest is gewezen door mr. A.H. de Wild, mr. S. van Dissel en mr. C.M. le Clercq-Meijer, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 november 2008.