
Jurisprudentie
BG4701
Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800815/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800815/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 18 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende (hierna: het college) aan de Stichting Brabantse Dag (hierna: de stichting) vrijstelling verleend voor het inrichten van een terrein aan de Heipoldersstraat te Heeze (hierna: het perceel) voor de plaatsing van een loods en de stalling van optochtwagens en andere materialen ten behoeve van de Brabantse Dag.
Uitspraak
200800815/1.
Datum uitspraak: 19 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/326 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 december 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende (hierna: het college) aan de Stichting Brabantse Dag (hierna: de stichting) vrijstelling verleend voor het inrichten van een terrein aan de Heipoldersstraat te Heeze (hierna: het perceel) voor de plaatsing van een loods en de stalling van optochtwagens en andere materialen ten behoeve van de Brabantse Dag.
Bij besluit van 12 december 2006 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 december 2007, verzonden op 19 december 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken na het onherroepelijk worden van deze uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming daarvan. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 januari 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een reactie op het verweerschrift ingediend.
Het college heeft een nader stuk ingediend. Deze is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2008, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.S. Klaver, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is de stichting, vertegenwoordigd door J.H.C.M. Waterschoot, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Heeze" rust op het perceel de bestemming "Sportterrein". Het plaatsen van een loods en de stalling van optochtwagens en andere materialen is in strijd met die bestemming.
Het college heeft toepassing gegeven aan de bevoegdheid om voor het project vrijstelling te verlenen krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
2.2. Ingevolge artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet wordt de verlening van vrijstelling voor de mogelijkheid van beroep ingevolge artikel 8 van de Algemene wet bestuursrecht geacht deel uit te maken van de beschikking, waarop zij betrekking heeft.
2.2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 24 maart 2004 in zaak nr. 200303721/1, moet uit voormelde bepaling worden afgeleid dat de wetgever een concentratie van rechtsbescherming voor ogen heeft gehad om aldus onnodige procedures te voorkomen. Voor zover vrijstelling is vereist teneinde bouwvergunning voor een project te kunnen verlenen, kan tegen de beslissing op het vrijstellingsverzoek worden opgekomen in het kader van een beslissing op een voor dat project ingediende bouwaanvraag.
2.3. Het voorgaande brengt mee dat het college de bezwaren, voor zover deze zijn gericht tegen de plaatsing van de loods waarvoor bouwvergunning is vereist, niet-ontvankelijk had behoren te verklaren. De rechtbank heeft dat niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak in zoverre niet in stand kan blijven.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen. Daartoe betoogt hij dat de verplaatsing van de optochtwagens en de andere materialen naar en van het perceel een langere periode in beslag neemt dan in de ruimtelijke onderbouwing is vermeld.
2.4.1. Het college heeft vrijstelling verleend voor de stalling van optochtwagens en andere materialen op het perceel. In de ruimtelijke onderbouwing behorende bij het besluit van 18 mei 2006 is met betrekking tot mobiliteit en parkeren uiteengezet dat de opgeslagen materialen aan het begin van het bouwseizoen (medio juni) overgebracht worden naar de diverse bouwplaatsen, waarna de materialen na de Brabantse Dag (medio september) weer teruggebracht worden naar het opslagterrein. Ook is daarin vermeld dat de materialen ten behoeve van de aankleding van het dorp en de diverse evenementen worden gebruikt van medio augustus tot medio september. De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat het college in de ruimtelijke onderbouwing aldus voldoende heeft gemotiveerd wanneer verkeersbewegingen van en naar het perceel plaatsvinden. Voor zover het gebruik verdergaand is dan in de ruimtelijke onderbouwing is vermeld heeft het college ter zitting van de Afdeling te kennen gegeven dat het erop zal toezien dat de verkeersbewegingen zullen plaatsvinden binnen de in de ruimtelijke onderbouwing gestelde termijn. Ook heeft het college aldaar te kennen gegeven dat de te verlenen bouwvergunningen en vrijstellingen voor de opbouw van de optochtwagen op de verschillende bouwplaatsen aan een termijn zullen worden gebonden. Het betoog faalt.
2.5. Voorts heeft de rechtbank op goede gronden overwogen dat het door [appellant] gestelde ten aanzien van het bestaan van alternatieven geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de vrijstelling niet verleend had kunnen worden. Daartoe heeft de rechtbank terecht van belang geacht dat het college dient te beslissen omtrent het verlenen van vrijstelling voor het project, zoals daarvoor vrijstelling is aangevraagd. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd bestaat geen grond voor een ander oordeel.
2.6. Voor zover het college in zijn verweerschrift betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het besluit op bezwaar onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd wat betreft de belangenafweging, dient dat betoog buiten beschouwing te blijven, nu het college geen hoger beroep heeft ingesteld en het door [appellant] ingestelde hoger beroep zich niet tegen dit oordeel van de rechtbank richt.
2.7. Gelet op hetgeen onder 2.3 is overwogen, is het hoger beroep gegrond voor zover het betrekking heeft op de plaatsing van de loods. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen verklaart de Afdeling het beroep in zoverre gegrond, vernietigt het besluit van het college van 12 december 2006 en verklaart het bezwaar met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk en bepaalt dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit voor zover vernietigd. De aangevallen uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 december 2007 in zaak nr. 07/326 voor zover het de plaatsing van de loods betreft;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende van 12 december 2006, kenmerk 127502, in zoverre;
V. verklaart het bezwaar tegen het besluit van 18 mei 2006 in zoverre niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 12 december 2006, kenmerk 127502, voor zover deze is vernietigd;
VII. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
VIII. gelast dat de gemeente Heeze-Leende aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 214,00 (zegge: tweehonderdenveertien euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2008
270-430.