Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4707

Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200804304/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 22 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cotax Transport B.V. drie lasten onder dwangsom opgelegd met betrekking tot een inrichting aan de Mierdseweg 53 te Reusel. De in dit besluit opgenomen begunstigingstermijn is bij besluit van 2 januari 2008 verlengd tot zes weken na het nemen van het besluit op bezwaar.


Uitspraak

200804304/1. Datum uitspraak: 19 november 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cotax Transport B.V., gevestigd te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, appellante, en het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 22 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cotax Transport B.V. drie lasten onder dwangsom opgelegd met betrekking tot een inrichting aan de Mierdseweg 53 te Reusel. De in dit besluit opgenomen begunstigingstermijn is bij besluit van 2 januari 2008 verlengd tot zes weken na het nemen van het besluit op bezwaar. Bij besluit van 14 mei 2008 heeft het college het door Cotax Transport B.V. hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft Cotax Transport B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juni 2008, beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Cotax Transport B.V. heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2008, waar Cotax Transport B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. D.M.C. van Laerhoven-van Veen, werkzaam bij de gemeente, en ing. H.P.W.M. Janssen, werkzaam bij de SRE Milieudienst regio Eindhoven, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De bij het besluit van 22 november 2007 opgelegde lasten onder dwangsom strekken er toe dat Cotax Transport B.V. bij het drijven van de inrichting dient te voldoen aan de geluidnormen van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit), zich dient te houden aan de uitgangspunten van het akoestisch rapport behorend bij de door haar op 24 november 2006 op grond van het Besluit gedane melding en de door haar op 20 augustus 2007 op grond het Besluit gedane melding dient aan te vullen met een akoestisch onderzoek, waaruit blijkt dat ook met het tanken van voertuigen aan de geluidnormen van het Besluit kan worden voldaan. Bij het besluit van 14 mei 2008 zijn deze lasten ongewijzigd gehandhaafd en is Cotax Transport B.V. medegedeeld dat zij binnen zes weken na verzending van dit besluit aan de lasten dient te voldoen. 2.2. Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) in werking getreden en is het Besluit ingetrokken. Vanaf die datum kon in het Besluit geen grondslag voor handhavend optreden worden gevonden. Anders dan het college ter zitting heeft gesteld volgt uit het overgangsrecht als opgenomen in hoofdstuk 6 van het Activiteitenbesluit niet dat dit anders zou zijn, indien binnen een inrichting geen wijzigingen plaatsvinden. Ook de stelling van het college dat de toepasselijke normen met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit materieel niet zijn gewijzigd, doet aan dit oordeel niet af. Het besluit van 14 mei 2008 is gebaseerd op het Besluit en niet op het Activiteitenbesluit. Geoordeeld moet worden dat het besluit van 14 mei 2008 ten onrechte strekt tot het na 1 januari 2008 handhaven van de bij het besluit van 22 november 2007 opgelegde, op het Besluit gebaseerde, lasten. Het college had het primaire besluit vanaf 1 januari 2008 dienen te herroepen voor zover de lasten betrekking hebben op de periode na die datum. Nu het college het bezwaar ongegrond heeft verklaard en de lasten na 1 januari 2008 in stand heeft gelaten, is het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. 2.3. Voor zover bij het bestreden besluit de opgelegde lasten vóór 1 januari 2008 zijn gehandhaafd, overweegt de Afdeling het volgende. Zoals volgt uit de jurisprudentie van de Afdeling (onder meer in de uitspraak van 5 juni 2002 in zaak nr. 200106139/1), kan procesbelang onder meer bestaan indien de appellant stelt schade te hebben geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat de appellant tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat hij dergelijke schade daadwerkelijk heeft geleden als gevolg van het besluit. Gezien de verlenging van de in het primaire besluit opgenomen begunstigingstermijn tot zes weken na het besluit op bezwaar - welke termijn bij laatstgenoemd besluit is gehandhaafd - moet worden geconstateerd dat vóór 1 januari 2008 geen dwangsommen kunnen zijn verbeurd. Dat ten tijde van het verzoek van Cotax Transport B.V. om verlenging van de begunstigingstermijn de in het primaire besluit gestelde begunstigingstermijn reeds was verlopen maakt dit, anders dan het college ter zitting heeft gesteld, niet anders. Ingevolge artikel 5:32, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de begunstigingstermijn de termijn waarbinnen een last kan worden uitgevoerd zonder verbeurte van een dwangsom. De verlenging van de in het primaire besluit gestelde begunstigingstermijn brengt met zich dat over de gehele periode vanaf het primaire besluit tot zes weken na het besluit op bezwaar geen dwangsom wordt verbeurd. Cotax Transport B.V. heeft ter zitting gesteld verder geen schade te hebben geleden als gevolg van de opgelegde lasten. Ook anderszins is niet gebleken dat Cotax Transport B.V. niettemin belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit voor zover daarbij de opgelegde lasten vóór 1 januari 2008 zijn gehandhaafd. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk. 2.4. Het beroep is, voor zover ontvankelijk, gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd voor zover het strekt tot het na 1 januari 2008 handhaven van de bij het besluit van 22 november 2007 opgelegde, op het Besluit gebaseerde, lasten. Het primaire besluit dient te worden herroepen vanaf 1 januari 2008. De Afdeling zal daarom op hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit. 2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Anders dan is vermeld op het formulier proceskosten zijn [gemachtigden] in deze zaak niet opgetreden als getuige of deskundige, zodat de reis- en verletkosten die Cotax Transport B.V. in dit verband stelt te hebben gemaakt niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voor zover Cotax Transport B.V. vergoeding vraagt voor een in verband met de behandeling van het bezwaar opgesteld deskundigenrapport moet op grond van de op de bezwaarprocedure betrekking hebbende stukken worden geconcludeerd dat Cotax Transport B.V. niet voordat het college op het bezwaar heeft beslist om vergoeding van de desbetreffende kosten heeft verzocht. Derhalve is niet voldaan aan de voorwaarde die wordt gesteld in artikel 7:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat deze kosten reeds hierom niet voor vergoeding in aanmerking komen. De gestelde kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te weten [gemachtigde], en de gestelde reis- en verletkosten van [gemachtigde] komen wel voor vergoeding in aanmerking. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep voor zover het betrekking heeft op het vóór 1 januari 2008 handhaven van de bij het besluit van 22 november 2007 opgelegde lasten onder dwangsom niet-ontvankelijk; II. verklaart het beroep voor het overige gegrond; III. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden van 14 mei 2008 voor zover het strekt tot het na 1 januari 2008 handhaven van de bij het besluit van 22 november 2007 opgelegde lasten onder dwangsom; IV. herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden van 22 november 2007 vanaf 1 januari 2008; V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit voor zover vernietigd; VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cotax Transport B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 700,02 (zegge: zevenhonderd euro en twee cent) waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Reusel-De Mierden aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cotax Transport B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VII. gelast dat de gemeente Reusel-De Mierden aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cotax Transport B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat. w.g. Brink w.g. Taal lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2008 373.