
Jurisprudentie
BG4734
Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802965/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802965/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 4 maart 2008, nummer 1332136, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo (hierna: de raad) bij besluit van 20 augustus 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Rielse Park".
Uitspraak
200802965/1.
Datum uitspraak: 19 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
De vereniging Belangenvereniging Zesgehuchten, gevestigd te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 maart 2008, nummer 1332136, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo (hierna: de raad) bij besluit van 20 augustus 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Rielse Park".
Tegen dit besluit heeft de vereniging Belangenvereniging Zesgehuchten (hierna: de Belangenvereniging Zesgehuchten) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 april 2008, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 oktober 2008, waar de Belangenvereniging Zesgehuchten, vertegenwoordigd door J.H. Timmermans, is verschenen. Verder zijn daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door P.H.M. Verstraaten, ambtenaar in dienst van de gemeente, en W.P.S. Notten, alsmede [partij A], [partij B], [partij C], [partij D] en [partij E], allen vertegenwoordigd door [partij A].
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het beroep van de Belangenvereniging Zesgehuchten is gericht tegen de goedkeuring van het plan, voor zover het de bouw van zes woningen mogelijk maakt langs de noordrand van de Rielsedijk te Geldrop.
Zij voert aan dat de voorziene bebouwing een aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en recreatieve waarden in het gebied met zich brengt. Volgens de Belangenvereniging Zesgehuchten is het plan op dit punt in strijd met het Streekplan Noord-Brabant 2002 "Brabant in balans" (hierna: het streekplan), het Regionaal Structuurplan Eindhoven/Uitwerkingsplan Zuidoost Brabant (hierna: het uitwerkingsplan), het Reconstructieplan Boven-Dommel (hierna: het reconstructieplan), de provinciale Beleidsnota Buitengebied in Ontwikkeling en de Nota Belvedère.
Eerst ter zitting heeft zij aangevoerd dat niet is gebleken dat onderzoek is verricht naar in het plangebied voorkomende beschermde diersoorten en dat het Kerkepad niet juist is weergegeven op de plankaart. Dit is in dit stadium van de procedure, mede nu niet is gebleken dat dit niet eerder had gekund, in strijd met de goede procesorde. De Afdeling laat deze gronden daarom buiten beschouwing bij de beoordeling van het beroep.
2.3. Het plangebied valt net buiten de op de streekplankaart aangeduide 'grens stedelijke regio's'. In het streekplan staat, voor zover thans van belang, dat uitbreiding van het stedelijke ruimtebeslag ten koste van het buitengebied moet worden voorkomen. Wanneer uitbreiding onontkoombaar is, moet deze gepaard gaan met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied (rood-met-groen-koppeling) .
2.3.1. Bij besluit van 20 november 2006 heeft de raad besloten tot het instellen van een groenfonds. Het fonds wordt gevoed door middel van een bijdrage per m² uitgeefbare grond voor verstedelijkingsbestemmingen in het buitengebied. Uit het fonds worden projecten (mede-)bekostigd die bijdragen aan een structurele versterking van het groen in het buitengebied. Het college stelt zich op het standpunt dat daarmee is voldaan aan de in het streekplan neergelegde rood-met-groen-koppeling. De Belangenvereniging Zesgehuchten heeft dit niet bestreden.
2.3.2. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de raad onweersproken gesteld dat er vraag bestaat naar vrijstaande woningen, maar binnen de kern Geldrop geen mogelijkheid meer bestaat om vrijstaande woningen te bouwen. Gelet hierop, alsmede op hetgeen onder 2.3.1. is vermeld, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd zou zijn met het streekplan en dat het college daarom goedkeuring aan het plan in zoverre had dienen te onthouden.
2.4. De Belangenvereniging Zesgehuchten betoogt voorts dat het plan in strijd is met de passage in het uitwerkingsplan, waarin staat dat eerst nadat er voor de komende tien jaar bestemmingsplannen zijn opgesteld voor woningbouwlocaties, er voor de periode daarna zoekgebieden worden aangegeven waar transformatie in de vorm van nieuw te ontwikkelen woningbouwlocaties mogelijk is.
2.4.1. In het uitwerkingsplan staat, voor zover thans van belang, dat binnen de stedelijke regio's drie soorten zoekgebieden voor verstedelijking zijn onderscheiden, namelijk 'transformatie afweegbaar', 'transformatie afweegbaar onder voorwaarden streekplan' en 'integratie stad-land'.
Op de plankaart behorende bij het uitwerkingsplan is het plangebied aangeduid als 'transformatie afweegbaar'. De aanduiding 'transformatie afweegbaar' geeft aan dat het transformeren van landelijk gebied naar stedelijk grondgebruik (wonen, werken, voorzieningen, stedelijk groen, al of niet in combinaties van meervoudig ruimtegebruik) mogelijk is als dat nodig is om in de stedelijke ruimtebehoefte te voorzien. In het uitwerkingsplan staat verder dat de planningsmethodiek er op is gericht dat er voor de komende 10 jaar bestemmingsplannen worden opgesteld voor woningbouwlocaties en bedrijventerreinen met een eerste zicht op hun kwalitatieve invulling en dat voor de periode daarna zoekgebieden worden aangegeven, waar transformatie in de vorm van nieuw te ontwikkelen woningbouwlocaties en bedrijventerreinen mogelijk is. Aan deze planningsmethodiek is een cyclus van monitoring en beleidsevaluatie gekoppeld. Monitoring maakt het mogelijk tijdig ontwikkelingen te signaleren en flexibel om te gaan met de planningscapaciteit, zodat er tijdig nieuwe bestemmingsplannen worden opgestart en tevens overcapaciteit wordt voorkomen. Indien op basis van monitoring blijkt, dat (bijvoorbeeld als gevolg van planuitval of resultaten uit nieuwe behoefteramingen) aanvullende locaties nodig zijn, kan de planning periodiek worden bijgesteld. Hiertoe worden de op de plankaart aangeduide zoekgebieden voor de langere termijn in de tijd naar voren gehaald. Er is op die manier sprake van voortschrijdende planning op basis van voortschrijdend inzicht, aldus het uitwerkingsplan.
2.4.2. De Afdeling stelt vast dat het uitwerkingsplan de mogelijkheid biedt om de planningsmethodiek bij te stellen in de zin dat de op de plankaart aangeduide zoekgebieden voor de langere termijn eerder dan voorzien kunnen worden ontwikkeld indien daar behoefte aan bestaat. Nu tussen partijen niet in geschil is dat er binnen de kern van Geldrop geen mogelijkheden meer bestaan om vrijstaande woningen te bouwen, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het plan op dit punt in strijd zou zijn met het uitwerkingsplan.
2.5. De Belangenvereniging Zesgehuchten wijst verder op het reconstructieplan waarin staat dat provinciale staten aandacht willen besteden aan herstel van beschadigde landschappen en het weer herkenbaar maken van verdwenen landschappen. Het gaat om gebieden, waaronder het gebied Gijzenrooi bij Geldrop, die provinciale staten vanuit (landschaps)ecologisch, cultuurhistorisch of ruimtelijk visueel oogpunt wensen te behouden en te herstellen. Daartoe wordt een projectplan opgezet waarbij aandacht zal worden besteed aan stimulering van grondgebonden landbouw, het terugdringen van intensieve ontwikkelingen die gepaard gaan met verstening zoals nieuwe burgerwoningen en bedrijfsgebouwen en het versterken van de landschappelijke waarden, aldus het reconstructieplan. Volgens de Belangenvereniging Zesgehuchten is de in het plan voorziene woningbouw in strijd met deze passage uit het reconstructieplan.
2.5.1. Op de plankaart behorende bij het reconstructieplan is het plangebied aangeduid als 'stedelijk gebied'. Het als natte natuurparel aangeduide gebied Gijzenrooi en de daarbij behorende beschermingszone liggen ten zuiden van de Rielsedijk. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het plan in zoverre niet in strijd komt met het reconstructieplan.
2.6. De Belangenvereniging Zesgehuchten stelt verder dat in de provinciale beleidsnota Nota Buitengebied in Ontwikkeling (hierna: de beleidsnota) een versterking van het platteland wordt beoogd en dat verdere verstedelijking zoals in het plan voorzien daarmee in strijd is. Als gevolg van het plan zal de woningdichtheid aan de Rielsedijk meer dan verdubbelen (van 5 naar 11 woningen), hetgeen volgens de Belangenvereniging Zesgehuchten niet kan worden aangemerkt als een beperkte toevoeging van nieuw bouwvolume aan een bebouwingslint.
2.6.1. In de beleidsnota is een beleidslijn opgenomen over bebouwingsconcentraties, zijnde een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster. In de beleidsnota is bepaald dat in bebouwingsconcentraties, waaronder kernrandzones, (beperkte) toevoeging van nieuw bouwvolume mogelijk is, indien dit past dan wel (in)direct bijdraagt aan leidende principes van het streekplan en de doelstellingen van de revitalisering van het landelijk gebied en/of de leefbaarheid van het platteland. Belangrijke randvoorwaarde voor de verruimde mogelijkheden is een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in brede zin. Voor de toepassing van dit beleid is het noodzakelijk dat de gemeente vooraf een integrale visie voor het gebied met zijn omgeving opstelt, voorzien van een gedegen ruimtelijke onderbouwing, en waarin wordt aangegeven hoe een verbetering van de omgeving zal worden bereikt. Vooruitlopend op een vastgestelde visie kan medewerking worden verleend indien de gemeente aantoont dat zij binnen afzienbare tijd een integrale visie zal vaststellen en mits het concrete initiatief past binnen de geformuleerde randvoorwaarden waaronder de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
2.6.2. In de plantoelichting staat dat het plan voorziet in het toevoegen van bouwvolume in een bebouwingslint dan wel kernrandzone. Dit is ter plaatse mogelijk vanwege de ligging in de stedelijke regio, direct grenzend aan het stedelijk gebied. Toevoeging van bouwvolume ter plaatse zorgt voor versterking van het bebouwingslint aan de noordzijde van de Rielsedijk waardoor de ruimtelijke samenhang van de Rielsedijk wordt verduidelijkt. De voorziene bebouwing aan de Rielsedijk kan als een afronding worden gezien van het stedelijk gebied, zowel ten noorden als ten oosten. Doordat de woningen aan de noordzijde worden gesitueerd, de zijde van het stedelijke gebied, is er sprake van een geleidelijke overgang van de kern en het aangrenzende buitengebied, aldus de plantoelichting.
In reactie op de zienswijze van de Belangenvereniging Zesgehuchten heeft de raad verder nog gesteld dat versterking van het bebouwingslint alleen wenselijk is aan de noordzijde van de Rielsedijk, omdat de zuidzijde van de Rielsedijk grenst aan het buitengebied. Dat buitengebied is in de huidige situatie vooral beleefbaar via zichtlijnen over de Rielsedijk en in de zuidelijke richting. Deze visuele relaties met het buitengebied blijven intact. Natuur- en landschapswaarden, zoals waardevolle groenstructuren, bevinden zich aan de zuidzijde van de Rielsedijk en worden nadrukkelijk beschermd in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied". In noordelijke richting is geen sprake van zichtlijnen. Het groene open gebied aan de noordzijde van de Rielsedijk en ten westen van het sportpark Bronzenwei wordt met het plan niet aangetast. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de raad desgevraagd toegelicht dat het voorontwerp van de integrale visie inmiddels gereed is en nog dit jaar in een raadsvergadering zal worden behandeld.
2.6.3. In de omstandigheid dat als gevolg van het plan de woningdichtheid aan de Rielsedijk meer dan verdubbelt, heeft het college naar het oordeel van de Afdeling geen aanleiding hoeven zien voor het oordeel dat het plan op dit punt in strijd is met de beleidsnota. Hiertoe overweegt de Afdeling dat, gelet op het onder 2.6.2. vermelde, de raad voldoende heeft onderbouwd dat het plan zal leiden tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse in brede zin, nu door versterking van het bebouwingslint aan de noordzijde van de Rielsedijk de ruimtelijke samenhang van de Rielsedijk wordt verduidelijkt zonder dat daardoor waardevolle groenstructuren worden aangetast. Gelet op het door de vertegenwoordiger van de raad ter zitting gestelde is verder aannemelijk dat binnen afzienbare tijd een integrale visie voor het plangebied zal worden vastgesteld. De Afdeling ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat het plan op dit punt in strijd is met de beleidsnota. Het betoog van de Belangenvereniging Zesgehuchten faalt.
2.7. De Belangenvereniging Zesgehuchten stelt voorts dat de Rielsedijk en omgeving zijn aangewezen als Belvedèregebied vanwege de hoge concentratie aan cultuurhistorische waarden ter plaatse. Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart heeft het gebied Gijzenrooi aan de zuidzijde van de Rielsedijk een zeer hoge historisch geografische waarde en de Rielsedijk zelf een redelijk hoge cultuurhistorische waarde. Hiermee is volgens de Belangenvereniging Zesgehuchten ten onrechte geen rekening gehouden. Zij acht het voorts niet passend dat een dergelijk gebied wordt begrensd door moderne nieuwbouw.
2.7.1. De Nota Belvedère is een beleidsnota van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. In het kader van de Nota Belvedère is een landsdekkend overzicht vervaardigd van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden: de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland. Deze kaart bevat onder andere de Belvedèregebieden. Dit zijn gebieden met een hoge concentratie van cultuurhistorische waarden. Het Dommeldal is aangemerkt als Belvedèregebied. Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Brabant is het plangebied aangeduid als gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
2.7.2. In opdracht van de gemeente Geldrop-Mierlo heeft Grontmij Nederland B.V. in het plangebied archeologisch onderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Archeologisch onderzoek Rielse Park te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo". Daarin staat dat in het plangebied geen elementen van cultuurhistorische waarde voorkomen, dat het plangebied niet behoudenswaardig is en kan worden vrijgegeven voor verdere ontwikkeling.
2.7.3. De Belangenvereniging Zesgehuchten heeft niet aannemelijk gemaakt dat het archeologisch onderzoek zodanige gebreken vertoont dat het college zich hierop bij het nemen van het bestreden besluit niet had mogen baseren. Gelet hierop heeft het college zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan op dit punt geen aantasting van cultuurhistorische waarden met zich brengt. In de omstandigheid dat de directe omgeving van het plangebied een hoge cultuurhistorische waarde zou hebben heeft het college voorts geen aanleiding hoeven zien om goedkeuring aan het plan in zoverre te onthouden.
2.8. Ten aanzien van het betoog van de Belangenvereniging Zesgehuchten dat de afstand tussen de zesde bouwkavel en de nabijgelegen sportvoorzieningen minder dan de in de VNG-brochure "Bedrijven en Milieuzonering" (hierna; de VNG-brochure) aanbevolen 50 meter bedraagt, overweegt de Afdeling als volgt. De in de VNG-brochure vermelde richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Deze afstanden kunnen met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied. Volgens de VNG-brochure kan lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid als gemengd gebied worden beschouwd. Hiervan uitgaande kan in de onderhavige situatie derhalve worden volstaan met een afstand van 30 meter tussen de zesde bouwkavel en de nabijgelegen sportvoorzieningen. Vanaf de plankaart gemeten bedraagt de afstand van de perceelgrens van de zesde bouwkavel tot de grens van het plandeel met de bestemming "Sportdoeleinden S" 30 meter. Gelet hierop faalt het betoog.
2.9. Gelet op al het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de Belangenvereniging Zesgehuchten niet aannemelijk heeft gemaakt dat de voorziene bebouwing een aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en recreatieve waarden in het gebied met zich brengt.
2.10. De conclusie is dat hetgeen de Belangenvereniging Zesgehuchten heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2008
472.