
Jurisprudentie
BG4755
Datum uitspraak2008-11-19
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802112/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802112/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 14 september 2006 heeft het bestuur van de Stichting Fonds MKZ-AI (hierna: het bestuur) aan appellante (hierna: de maatschap) medegedeeld dat de op grond van de Regeling delegatie Stichting Fonds MKZ-AI (hierna: de Regeling) verstrekte subsidie van € 58.000,00 moet worden terugbetaald.
Uitspraak
200802112/1.
Datum uitspraak: 19 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats], waarvan de maten zijn [maten 1 en 2], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 januari 2008 in zaak nr. 07/1348 in het geding tussen:
appellante
en
het bestuur van de Stichting Fonds MKZ-AI.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2006 heeft het bestuur van de Stichting Fonds MKZ-AI (hierna: het bestuur) aan appellante (hierna: de maatschap) medegedeeld dat de op grond van de Regeling delegatie Stichting Fonds MKZ-AI (hierna: de Regeling) verstrekte subsidie van € 58.000,00 moet worden terugbetaald.
Bij besluit van 7 maart 2007 heeft het bestuur het door de maatschap daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 januari 2008, verzonden op 12 februari 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door de maatschap daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de maatschap bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 april 2008.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2008, waar de maatschap, vertegenwoordigd door mr. G.R.A.G. Goorts, advocaat te Deurne, en [maat 1], en het bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.H. Verheul-Verkaik en G. de Wit, beiden werkzaam bij de Stichting Fonds MKZ-AI, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling, zoals deze gold tot 1 april 2007 en voor zover thans van belang, kan op aanvraag subsidie worden verstrekt aan ondernemers in de agrarische sector en het midden- en kleinbedrijf die als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de op 28 februari 2003 uitgebroken Aviaire Influenza-epidemie en gegeven de omvang van hun inkomensverlies en de draagkracht van de onderneming, zodanig ernstig zijn getroffen, dat zij de bedrijfsvoering op eigen kracht, noch met behulp van door de rijksoverheid of andere overheden getroffen voorzieningen, met uitzondering van de voorziening getroffen in het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen, onderscheidenlijk het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, kunnen voortzetten.
Bij artikel 7, eerste lid, is de uitvoering van de Regeling, met inbegrip van het nemen van besluiten, gedelegeerd aan de Stichting Fonds MKZ-AI.
2.2. Het bestuur heeft bij besluit van 17 maart 2004 aan de maatschap een subsidie van € 58.000,00 op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling verstrekt onder de voorwaarde dat, indien de op dat moment te koop staande onroerende zaak van de maatschap binnen drie jaar verkocht zou worden, de subsidie terugbetaald zou dienen te worden. Bij besluit van 31 augustus 2004 heeft het bestuur het bezwaar van de maatschap tegen deze voorwaarde ongegrond verklaard.
2.3. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dit besluit rechtens onaantastbaar is geworden, nu de maatschap hiertegen geen rechtsmiddel heeft aangewend. Anders dan de maatschap heeft aangevoerd, kan in de gestelde omstandigheid dat zij destijds financieel niet in staat was een beroepschrift in te dienen geen grond worden gezien om aan de formele rechtskracht van dit besluit voorbij te gaan. Dat het destijds onzeker was of en zo ja wanneer de te koop staande onroerende zaak zou worden verkocht zodat niet zeker was of de voorwaarde vervuld zou worden, maakt, anders dan de maatschap meent, niet dat zij geen materieel belang had daartegen op te komen en het haar niet kan worden aangerekend daartegen niet in beroep te zijn gegaan. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de rechtmatigheid van het besluit van 31 augustus 2004 en de aan de subsidie verbonden voorwaarde bij de beoordeling van het besluit van 7 maart 2007 niet meer aan de orde konden zijn. Bijgevolg faalt het hoger beroep voor zover de maatschap zich daarin wederom keert tegen de aan de subsidie verbonden voorwaarde.
2.4. Bij besluit van 14 september 2006 heeft het bestuur de subsidie teruggevorderd omdat inmiddels was gebleken dat de desbetreffende onroerende zaak op 22 februari 2005 was verkocht. De maatschap betoogt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die het afzien van de terugvordering van de reeds uitbetaalde subsidie rechtvaardigen. In dit verband voert de maatschap aan dat zij de met de verkoop van haar onroerende zaak verkregen financiële middelen wenst aan te wenden voor een investering in haar bedrijf.
2.4.1. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, bracht de verwezenlijking van de aan de subsidie verbonden voorwaarde met zich dat het bestuur de verstrekte subsidie als onverschuldigd betaald kon terugvorderen. Daarbij heeft de rechtbank op goede gronden geoordeeld dat het bestuur niet gehouden was om het liquiditeitstekort van de maatschap opnieuw vast te stellen. Dit tekort was slechts relevant bij de beoordeling van de subsidieaanvraag. De wens van de maatschap om de opbrengst van de verkoop van haar onroerende zaak te investeren in haar bedrijf is bij de afweging omtrent de terugvordering evenmin relevant; de subsidie was immers niet bedoeld om investeringen mogelijk te maken, doch om de als gevolg van de Aviaire Influenza-epidemie voor het bedrijf ontstane liquiditeitsproblemen op te vangen. Deze wens vormt dan ook geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan het bestuur had dienen af te zien van het geven van uitvoering aan het rechtens onaantastbare besluit van 31 augustus 2004. Dit betoog faalt derhalve.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Groenendijk
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2008
164/18-230.