
Jurisprudentie
BG4764
Datum uitspraak2008-11-12
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers291030 / HA ZA 07-2220
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers291030 / HA ZA 07-2220
Statusgepubliceerd
Indicatie
aansprakelijkheid wegbeheerder; eigen schuld voetganger
Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 291030 / HA ZA 07-2220
Uitspraak: 12 november 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Spijkenisse,
eiseres,
advocaat mr. L.J. van Rooijen,
- tegen -
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE SPIJKENISSE,
gevestigd te Spijkenisse,
gedaagde,
advocaat mr. T. Novakovski.
Partijen blijven verder aangeduid als "[eiseres]" respectievelijk "de gemeente".
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
het tussenvonnis van 20 februari 2008 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
het proces-verbaal van het op 27 mei 2008 gehouden getuigenverhoor;
de conclusie na enquête van 23 juli 2008 van [eiseres], met een productie;
de antwoordconclusie na enquête van 20 augustus 2008 van de gemeente.
2 De verdere beoordeling
Bij voornoemd tussenvonnis is [eiseres] opgedragen te bewijzen dat zij op 3 augustus 2003 ten val is gekomen door een gebrek aan de Jan Damenweg te Spijkenisse, welk gebrek vergelijkbaar was met de gebreken zoals deze te zien zijn op productie 8 bij de brief van 17 januari 2008.
Ter voldoening aan de bewijsopdracht heeft [eiseres] als getuigen doen horen mevrouw [getuige 1], mevrouw [getuige 2] en zichzelf. De gemeente heeft afgezien van contra-enquête.
Ingevolge artikel 164 lid 2 BW kan de verklaring van een partij die als getuige is gehoord omtrent door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Hiervan is sprake als er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken.
De getuigen hebben omtrent de toedracht van het ongeval het volgende verklaard. [getuige 1]:
"Op de dag van het ongeval liet ik samen met mijn zus de hond uit. Mijn zus liep met de hond aan de lijn. Zij liep aan de slootkant en ik liep naast haar, meer op het midden van het pad. Zij had de hond kort aan de lijn. Ons kwam een mevrouw tegemoet die ook een hond aan de lijn had. Ze had die hond nogal lang aan de lijn en daarom nam dat nogal wat ruimte in. Om haar ruimte te geven deed ik een stap naar voren en deed mijn zus een stap achteruit. Op dat moment hoorde ik een gil. Ik keek achteruit. Het been van mijn zus was blijven staan in een gat. Haar lichaam was naar achteren gevallen, in de richting van de sloot. Daar stond hoog onkruid en daar viel ze tussen. Het been was afgebroken en het bot stak eruit. Het been stond recht in het gat. Het was een smerig gezicht. Ik zag bloed en ik zag bot. Ik heb op dat moment ook gegild. Ik schrok.
Het gat waar mijn zus ingestapt was was vrij diep. De stenen ter plaatse waren weg gebrokkeld. Daarmee bedoel ik dat ze weggezakt waren. In de hele weg zaten gaten en kuilen en lagen stenen ongelijk. Het gat waar mijn zus in was gestapt was echter behoorlijk diep. De verzakking van het wegdek liep door over de breedte van de weg, maar was aan de kant waar mijn zus erin was gestapt veel dieper.
We wisten allebei dat het een weg met verzakkingen was omdat we er vaker met de hond liepen. We keken altijd al heel goed uit waar we liepen. Ik kan me niet herinneren dat ik dit gat heb gezien voordat mijn zus erin stapte. We liepen gewoon te praten."
[getuige 2]:
"Vanuit mijn voortuin kijk ik op het pad. Op de dag van het ongeval zag ik mevrouw [eiseres] op het slechtste stuk van het pad vallen. Ik rende erheen. Wat ik zag was niet prettig. Ik zag dat haar voet in een kuil stond met stenen eromheen. Het been lag er heel raar bij. Ik zag dat het bot naar buiten kwam. Dat is iets dat je niet gauw vergeet. Haar voet zat nog vast in de kuil. Ze kon haar voet er niet uit halen. Ze heeft daar zo gelegen tot mensen van de ambulance haar hebben weggehaald.
U toont mij productie 8. Op die productie is te zien waar het ongeval plaatsvond. Dat was aan de rechterzijde. De stenen waren verzakt. De verzakking liep door over de hele breedte van de weg. Aan de zijkanten was het echter dieper. Het pad verkeerde destijds trouwens in slechtere staat dan hetgeen ik op de foto die u mij toont zie. De algemene toestand was slechter. Eigenlijk was het een pad waar je beter niet overheen kon lopen voor wat betreft het onderhoud."
[eiseres]:
"Ik had het na de val te druk met mijn been om naar het gat in de weg te kijken. Het gat in de weg was echt aan één kant. Dat was aan de rechterkant zoals te zien op de in het vonnis genoemde productie 8. Volgens mij was het gewoon dezelfde situatie als te zien is op productie 8. Het is daar ter plaatse opnieuw verzakt.
Ik wist dat de weg slecht was. Dat wist iedereen. Het gat waar ik in stapte heb ik vóór het moment dat ik daar in stapte niet gezien. Ik was bezig met de hond en met een tegemoetkomende dame. Je weet dat de weg slecht is, maar je kijkt niet voordurend naar de plaats waar je loopt. Je kunt immers niet overal tegelijk naar kijken."
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] is geslaagd in het aan haar opgedragen bewijs. Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en Van der Wateringen kan worden afgeleid dat [eiseres] in een verzakking in het klinkerpad is gestapt die zodanig diep was dat haar voet daarin bleef staan terwijl zij ten val kwam. Deze verzakking vormt een gebrek dat vergelijkbaar is met de gebreken zoals deze te zien zijn op productie 8 bij de brief van 17 januari 2008. Daarmee staat vast dat het klinkerpad niet voldeed aan de eisen die men daaraan mag stellen, en daardoor gevaar voor personen opleverde, welk gevaar zich heeft verwezenlijkt. Dit brengt mee dat de gemeente jegens [eiseres] aansprakelijk is.
In vervolg op hetgeen de rechtbank bij tussenvonnis van 20 februari 2008 onder 3.8 tot en met 3.12 heeft overwogen, dient de rechtbank te beoordelen of aan de zijde van [eiseres] sprake is geweest van "eigen schuld" in zin van artikel 6:101 BW.
In de visie van de gemeente had [eiseres] met gebreken als het onderhavige rekening te houden. De gemeente wijst erop dat [eiseres] zelf vond dat de weg zich in een slechte toestand bevond. Van [eiseres] had derhalve extra voorzichtigheid en oplettendheid mogen worden verwacht. Uit de verklaringen van [eiseres] en van haar zus blijkt echter dat zij niet heeft opgelet, aldus de gemeente.
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij bij voornoemd tussenvonnis onder 3.10 en 3.11 heeft overwogen. [eiseres] diende inderdaad rekening te houden met het feit dat de Jan Damenweg geen bijzonder vlakke weg was, maar zij behoefde geen rekening te houden met de aanwezigheid van gebreken van een ernst als het onderhavige. [eiseres] kon derhalve menen dat zij als normaal wandelend voetganger van de Jan Damenweg gebruik kon maken zonder haar blik steeds naar het wegdek te moeten richten. Zij mocht tevens menen dat zij een stap achteruit kon zetten om een tegemoetkomende voetganger meer ruimte te bieden, zonder dat zij het risico liep als gevolg van een ernstige verzakking een ongeval als het onderhavige te overkomen. Naar het oordeel van de rechtbank is de schade niet mede een gevolg van een omstandigheid die aan [eiseres] kan worden toegerekend. [eiseres] kan derhalve jegens de gemeente aanspraak maken op volledige vergoeding van de door haar als gevolg van het ongeval geleden schade.
Thans dient de door [eiseres] als gevolg van het haar overkomen ongeval geleden schade te worden begroot. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij in dit kader reeds heeft overwogen in het tussenvonnis van 20 februari 2008 onder 3.13 tot en met 3.23. [eiseres] heeft verzuimd zich bij conclusie na enquête uit te laten als bedoeld in voornoemd tussenvonnis onder 3.15, 3.18, 3.19, 3.21 en 3.22. Zij zal in de gelegenheid worden gesteld dat alsnog te doen bij conclusie na tussenvonnis. De gemeente zal bij antwoordconclusie kunnen reageren.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
3 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 10 december 2008 voor het nemen van een conclusie na tussenvonnis door [eiseres];
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman.
Uitgesproken in het openbaar.
1729