
Jurisprudentie
BG4778
Datum uitspraak2008-09-24
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers205025 / HA ZA 03-2552
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers205025 / HA ZA 03-2552
Statusgepubliceerd
Indicatie
letselschade; afwikkeling diverse schadeposten.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 205025 / HA ZA 03-2552
Uitspraak: 24 september 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M. Elmers,
- tegen -
de naamloze vennootschap ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. W.J. Hengeveld,
Partijen blijven verder aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "Achmea".
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het tussenvonnis van 14 november 2007 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- het proces-verbaal van het op 4 maart 2008 gehouden getuigenverhoor;
- de conclusie na enquête van [eiser], met producties;
- de conclusie na enquête van Achmea.
2 De verdere beoordeling
2.1 Bij voornoemd tussenvonnis is [eiser] opgedragen te bewijzen - kort weergegeven - dat hij in de hypothetische situatie bij wegdenken van het ongeval (hierna: "situatie zonder ongeval") in de periode van november 1995 tot en met 2006 een bruto en netto jaarloon zou hebben ontvangen van de omvang als vermeld in de brief van 25 mei 2007 van Accure Accountants, althans te bewijzen wat de omvang van het door hem ontvangen bruto en netto jaarloon in de genoemde jaren en in 2007 zou zijn geweest.
2.2 [eiser] heeft zichzelf doen horen als getuige. Voorts heeft [eiser] bij conclusie na enquête een rapport overgelegd van 14 december 2007 van [persoon1] van het Nederlands Rekencentrum Letselschade (hierna: "NRL").
2.3 Aan de verklaring van [eiser] komt slechts beperkte bewijskracht toe. Immers, zijn verklaring kan omtrent door hem te bewijzen feiten geen bewijs in zijn voordeel opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs (artikel 164 lid 2 Rv).
2.4 Het rapport van [persoon1] vermeldt onder meer het volgende.
"1. Vraagstelling
In aansluiting op het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 november 2007 vraagt u mij om vanuit mijn deskundigheid feiten en omstandigheden te vermelden, waaruit kan worden afgeleid dat de heer [eiser] (het ongeval weggedacht en rekening houdend met een fulltime dienstverband als schilder) vanaf 1995 tot en met 2006 een bruto en een netto jaarloon heeft in de omvang zoals Accure Accountants op 25 mei 2007 aangeeft.
2. Wijze van aanpak
Bij de beantwoording van uw vraag ben ik uitgegaan van de CAO-Schilders-, afwerkings- en Glaszetbedrijf in Nederland en mijn ervaring met de samenstelling en ontwikkelingen alsmede het berekenen van de salarissen van schilders sinds mijn indiensttreding bij het Nederlands Rekencentrum Letselschade BV in 1997.
Verwezen wordt naar de brief van Accure Accountants van 25 mei 2007. Reeds eerder zond u mij deze brief, zodat de inhoud mij bekend was.
Ik was niet op de hoogte van de wijze van berekening van de bruto en de netto jaarinkomens als in die brief weergegeven, zodat ik aan Accure, [persoon2], om een nadere toelichting heb gevraagd.
In het bovengenoemde vonnis wordt tevens verwezen naar een brief van [bedrijf1] van 5 november 2002. Over deze brief beschik ik niet en evenmin kan ik de berekeningwijze van het netto jaarsalaris in 1996 van € 7.813,09 achterhalen. Mogelijk werden in die berekening, naast het deeltijdpercentage, de vakantiebonnen over het hoofd gezien. Dit zou een verschil van € 4.228 kunnen verklaren, want de vakantiebonnen waren op dat moment ongeveer dat bedrag (zie punt 3.1 hierna).
Hierna zal ik stapsgewijs het bruto en netto inkomen van een schilder bespreken.
3 Inkomen schilders
3.1 Verloop basisloon schilders
Het jaarinkomen van een schilder kent zeer gecompliceerd samenstelling, terwijl in het bruto-netto-traject eveneens de nodige voetangels zitten. Hierna zal ik de samenstelling van een gemiddeld inkomen van een schilder nader uiteenzetten.
Een “doorsnee” schilder in Nederland wordt betaald volgens de (algemeen verbindende) CAO-Schilders-, afwerkings- en Glaszetbedrijf.
De CAO kent verschillende functiegroepen (bijlage 1), variërend van schoonmaker met functiegroep 3 tot uitvoerder met functiegroep 0.
Gezien de omschrijving van de functie die de heer [eiser] in de situatie zonder ongeval zou hebben bekleed, komt functiegroep 1 het meest overeen.
Binnen de functiegroepen worden, afgezien van de jeugdschalen, 4 functiecategorieën aangehouden (bijlage 2), welke verband houden met de hoogte van het uurloon binnen een bepaalde functiegroep.
Het garantie uurloon komt voor in categorie 1 en geldt voor degenen zonder voorlieden- en diplomatoeslag (bijlage 2).
Indien sprake is van het behalen van bepaalde vakdiploma’s, dan heeft verhoging van het garantie uurloon met 5% plaats en is sprake van een functie van voorman, dan heeft verhoging van het garantie uurloon met 10% plaats.
Als sprake is van een gediplomeerd voorman, dan wordt het garantie uurloon met 15% verhoogd.
Helaas bestaan er geen aanknopingspunten ten aanzien van het uurloon dat betrokkene ontving voorafgaand aan het ongeval. Slechts wordt melding gemaakt van een 4-weken loon van f 1.962,54 bij een deeltijd van 66,67%. Omdat het veel voorkomt dat schilders niet alle dagen/uren van een 4-weken periode werken, valt uit een bruto 4-wekenloon geen uurloon af te leiden. Gezien het ontbreken van deze informatie zoek ik aansluiting bij het uurloon van een ongediplomeerd schilder die tevens geen voorman is, derhalve categorie I functiegroep 1. Per 19 juli 1995 bedroeg dit uurloon t 22,46 (bijlage 2).
Een schilder werkt 7,5 uren per dag (bijlage 3).
In het schildersbedrijf is het gebruikelijk dat de vakantie-, feest- en wintersluitingsdagen, alsmede het vakantiegeld, door middel van een vakantiebon worden betaald. Voor het schildersbedrijf bedraagt de vakantiebon sinds 1996 26,941% van het PRIS-uurloon (bijlage 3). PRIS staat voor Premie Rechten Informatie Systeem (bijlage 4).
Het PRIS-uurloon bestaat uit het garantie uurloon, de diploma- en voorliedentoeslag, alsmede de prestatietoeslag (bijlage 4).
De prestatietoeslag is een bij CAO geregelde procentuele toeslag die de werkgever toe mag kennen als deze daar, gezien de prestaties of ervaring van degene in kwestie, aanleiding toe ziet. De werkgever bepaalt de hoogte van de toeslag die in feite onbeperkt is.
De prestatietoeslag werd ingevoerd teneinde een differentiatie aan te brengen tussen het loon van een onervaren vakvolwassen schilder (22 jaar) en de schilder met meer jaren ervaring. In feite houdt de prestatietoeslag daarmee een functiejarentoeslag in.
Het jaarloon van een schilder hangt in bepaalde mate af van het aantal werkelijke (gewerkte) loondagen. Op de vakantie-, feest- en wintersluitingsdagen wordt niet gewerkt, terwijl voor een deel van deze dagen tevens geen recht op loon bestaat. Hierin voorzien de vakantiebonnen.
Vanaf 1996/1997 werden alle 7 ATV-dagen gewijzigd in Extra Verplichte Snipperdagen (EVS) (bijlagen 4 en 5).
In het schildersbedrijf is het min of meer gebruikelijk dat “slechts” op 222,267 dagen per jaar wordt gewerkt. Dit betreft het aantal PRIS-dagen die het vakantie- en het pensioenfonds Schilders hanteren. Op dit aantal dagen is het percentage van de vakantiebon/-rechten gebaseerd.
Dit wil echter niet zeggen dat er ook werkelijk 222,267 loondagen per jaar zijn. Dit wijzigt jaarlijks en is bovendien afhankelijk van het bedrijf en de werknemer in kwestie. Zo zijn er werknemers die op meer dagen werken dan wel op minder dagen.
Allereerst heb ik daarom een standaard verloop van het jaarloon van een vakvolwassen schilder uitgewerkt dat is gebaseerd op 222,267 PRIS-dagen met een PRIS-uurloon per 19 juli 1995 van f 22,46 conform categorie 1 functiegroep 1 (bijlage 2).
Rekening houdend met de indexeringen volgens de CAO (bijlage 6) kunnen het verloop van het uurloon en het jaarloon worden berekend.
3.2 Inkomensverloop maatman
In verband met de gespecificeerde opgave van Accure Accountants van 13 mei 2007 nam ik contact op met [persoon2] die het overzicht vervaardigde.
Hij lichtte toe dat hij in het overzicht het salarisverloop van een[bedrijf2]f2], een (ex)collega van de heer [eiser], als voorbeeld had genomen. Deze maatman blijkt te zijn ingedeeld in categorie 1 functiegroep 1, zoals onder punt 3.1 werd besproken.
Op mijn verzoek zond [persoon2] de geanonimiseerde loonstroken van de maatman (bijlage 7). Het verloop van het uurloon is exact conform de bovenstaande uitwerking.
Uit de eindejaarsloonstroken blijkt dat de maatman een prestatietoeslag van 17,65% ontving, in ieder geval sinds 1999. Loonstroken van voor 1999 ontbreken, terwijl de maatman in 2003 uit dienst is getreden bij [bedrijf2].
De jaren daarna heeft [persoon2] afgeleid uit de loonstaten van een ander schildersbedrijf dat klant is bij Accure Accountants.
Onder punt 3.1 werd de aard van de prestatietoeslag reeds nader besproken, zodat ik hier naar wil verwijzen.
Uit mijn jarenlange ervaring kan ik vermelden dat het zeer gebruikelijk is dat ervaren schilders een prestatietoeslag ontvangen. In de praktijk ben ik nog niet tegengekomen dat een (ervaren) schilder deze toeslag niet ontvangt.
Het percentage van de toeslag is wisselend en kan oplopen tot 45%. Veelal is er boven deze toeslag sprake van een andere functie, zoals uitvoerder.
Een toeslag tussen de 10% en de 20% is het meest voorkomend.
Verder blijkt uit de loonstroken van 1999 tot en met 2002 (bijlage 7) dat er aan het eind van het jaar een tarief-bonus van f 4.850 (€ 2.200) werd betaald. De tarief-bonus is een synoniem voor de prestatietoeslag.
Tenslotte komt uit de loonstroken van de maatman naar voren dat er in 1999 218 loondagen waren, in 2000 waren er 230 loondagen, in 2001 220,5 en in 2002 218 loondagen.
Indien het verloop van het basisloon dat gelijk is aan het basisloon van de maatman, zoals besproken onder punt 3.1, wordt verhoogd met de prestatietoeslagen, dan kan een verloop van het bruto jaarloon worden berekend, zoals op de volgende pagina wordt uitgewekt.
Verloop bruto jaarloon maatman.
De hierboven vet- en schuingedrukte uurlonen stemmen overeen met de uurlonen uit de loonstroken van de maatman (bijlage 7).
Uit het bovenstaande verloop blijkt dat het door Accure Accountants uitgewerkte verloop van het bruto jaarloon tot en met 2006 nagenoeg gelijk is aan het hierboven berekende verloop. Vanaf 2007 ontstaat een kleine afwijking, omdat Accure waarschijnlijk de laatste indexeringen niet meer heeft opgenomen.
3.3 Berekening netto jaarloon
Teneinde de bij de bruto lonen behorende netto jaarlonen te berekenen zijn met behulp van de Audalet-software berekeningen gemaakt (bijlage 8).
Vanuit de historie zijn de vakantiebonnen slechts gedeeltelijk belast. De vakantiebon is voor 75% belast tot 1999 en vanaf 1999 elk jaar voor 2,5% meer.
Er werd daarom een splitsing gemaakt tussen het PRIS-loon en de vakantiebonnen.
3.4 Samenvatting bruto en netto jaarlonen
Op basis van deze bruto netto berekeningen kan het volgende verloop van de netto inkomens worden berekend.
Uit het voorgaande overzicht blijkt dat er kleinere afwijkingen voorkomen in het bruto netto traject. Tot en met 2002 komt Accure Accountants netto iets lager uit, terwijl er vanaf 2004 hogere netto jaarlonen worden berekend.
Vanwege het ontbreken van de bruto netto berekeningen van Accure Accountants kan ik niet controleren waar de verschillen door worden veroorzaakt.
Mogelijk heeft [persoon2] tevens betalingen als de feestdagenvergoeding van € 136 en de (standaard) uitrustingsvergoeding van ruim € 300 per (bijlage 7) jaar in zijn berekeningen opgenomen.
Vanwege het vertrek van [persoon2] bij Accure sinds 30 november jl. kan ik dit helaas niet meer nagaan.
4. Pensioenschade
Uit de stukken komt tevens naar voren dat er sprake zou zijn van pensioenschade.
Gezien het gegeven dat de heer [eiser] parttime werkte ten tijde van het ongeval en dat wordt aangenomen dat hij vanaf eind 1995 fulltime zou zijn gaan werken, ligt het voor de hand dat er sprake is van pensioenschade.
De hoogte van de pensioenschade kan ik thans niet berekenen, omdat informatie omtrent de mogelijke premievrije pensioenopbouw in de situatie met ongeval ontbreekt.
Na ontvangst van de pensioenbrieven die tot op heden dan wel in het verleden werden verstrekt, zal het voor mij mogelijk zijn om de pensioenschade te berekenen."
2.5 Achmea voert tegen het rapport van [persoon1] aan dat deze geen aansluiting heeft gezocht bij de concrete inkomenssituatie van [eiser] bij zijn oude werkgeefster. De rechtbank is echter van oordeel dat [persoon1] dat voor zover mogelijk heeft gedaan. [persoon1] heeft bij zijn berekeningen immers betrokken het overzicht van het salarisverloop van een werknemer van [bedrijf2], een (ex)collega van [eiser].
2.6 Het inkomen dat [eiser] genoot in de parttime baan die hij ten tijde van het ongeval vervulde, kan niet als maatgevend worden gehanteerd. Destijds mocht [eiser] immers formeel niet als schilder werkzaam zijn vanwege zijn WAO-afkeuring. Het salaris dat [eiser] destijds genoot was dan ook niet gebaseerd op een parttime dienstverband als schilder, ook al verrichtte [eiser] feitelijk de werkzaamheden van een schilder.
2.7 Uitgangspunten voor de schadebegroting zijn dat [eiser] in de situatie zonder ongeval met ingang van 31 oktober 1995 volledig arbeidsgeschikt zou zijn verklaard en een fulltime arbeidsovereenkomst (als schilder) met "[bedrijf2]" zou zijn aangegaan (tussenvonnis van 14 november 2007 onder 2.6).
2.8 Indien het echter zo zou zijn, zoals Achmea tot uitgangspunt lijkt te willen nemen, dat [bedrijf2] haar schilders niet CAO-conform beloonde dan lag het in de rede dat die schilders - derhalve ook [eiser] - er bij [bedrijf2] op zouden (doen) aandringen dat CAO-conform zou worden beloond dan wel dat zij elders werk zouden zoeken teneinde het inkomen te verwerven dat zij normaliter als schilder konden verwerven. De rechtbank merkt nog op dat haar uit de beschikbare informatie niet blijkt dat [bedrijf2] haar schilders niet CAO-conform beloonde.
2.9 De rechtbank is derhalve van oordeel dat [eiser] met het rapport van [persoon1] voldoende aannemelijk heeft gemaakt wat in de situatie zonder ongeval de omvang van het door hem te ontvangen bruto en netto jaarloon in de periode van november 1995 tot en met 2007 zou zijn geweest, namelijk het loon zoals vermeld in het rapport van [persoon1].
2.10 De rechtbank acht [eiser] geslaagd in het hem opgedragen bewijs. De rechtbank wijst er in dit verband nogmaals op dat aan [eiser] geen strenge eisen mogen worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs van de arbeidsinkomsten die hij in de situatie zonder ongeval zou hebben genoten (HR 15 mei 1998, NJ 1998, 624; tussenvonnis van 27 september 2006 onder 2.10).
2.11 Een en ander betekent dat een contante waarde berekening zal dienen te worden vervaardigd. Zoals Achmea reeds aangeeft in haar conclusie na enquête onder 7 kan daarbij ook de pensioenschade worden berekend/begroot, waartoe wel noodzakelijk is dat [eiser] de informatie verschaft als genoemd in het rapport van [persoon1] onder 4.
2.12 Achmea voert aan dat bij de berekening van de contante waarde betrokken zal dienen te worden dat [eiser] in de situatie zonder ongeval gebruik zou hebben gemaakt van de mogelijkheid om vervroegd (voor zijn 65e verjaardag) uit te treden. Achmea grondt deze aanname op de ten tijde van het ongeval reeds bestaande gezondheidsproblematiek van [eiser].
2.13 Achmea betoogt op zich terecht dat op [eiser] als benadeelde partij de bewijslast rust ter zake van de omvang van de schade waarvan hij vergoeding vordert, ook voor zover hij deze vordering baseert op verlies van toekomstige inkomsten uit arbeid. Dat betekent dat op [eiser] ook de bewijslast rust van de stelling dat hij tot zijn 65e levensjaar fulltime zou hebben gewerkt, zij het dat het ook met betrekking tot dit aspect het uiteindelijk aankomt op de redelijke verwachting (van de rechter) omtrent toekomstige ontwikkelingen (HR 15 mei 1998, NJ 1998, 624; HR 13 december 2002; NJ 2003, 212).
2.14 Indien Achmea echter wenste te betwisten dat [eiser] in de situatie zonder ongeval tot zijn 65e levensjaar fulltime zou hebben gewerkt, had het op haar weg gelegen om dat bij antwoordakte van 25 juli 2007 onder paragraaf 1 te doen. Immers, bij akte van 27 juni 2007 heeft [eiser] onder meer een contante waarde berekening van 15 juni 2007 overgelegd (productie 19), welke als uitgangspunt vermeldt: "verlies van arbeidsvermogen volgens opgave Accure Account tot het 65e". Bij antwoordakte heeft Achmea vervolgens diverse uitgangspunten van de berekening van [eiser] betwist, doch niet het uitgangspunt dat [eiser] tot zijn 65e levensjaar fulltime zou hebben gewerkt. Dienaangaande is bij het tussenvonnis van 14 november 2007 dan ook geen bewijsopdracht verstrekt. De betwisting van dit uitgangspunt bij conclusie na enquête acht de rechtbank tardief. Een nader debat en eventuele nadere bewijsvoering hieromtrent zou tot een onaanvaardbare vertraging van de procedure leiden. De rechtbank wijst er in dit verband op dat niet alleen relevant zou zijn de vraag of [eiser] te zijner tijd wellicht met vroegpensioen zou willen gaan, maar ook hoe aannemelijk het is dat die mogelijkheid dan (nog) bestaat en welke de financiële gevolgen, onder meer in de sfeer van het pensioen, van het opteren voor die mogelijkheid zouden zijn.
2.15 Het komt de rechtbank voor dat partijen in staat zouden moeten zijn de schade op basis van de reeds vaststaande uitgangspunten af te wikkelen. Indien partijen daar niet in slagen zal echter een deskundige dienen te worden benoemd teneinde een contante waarde berekening te vervaardigen. Bij conclusie na enquête onder 7.2 merkt Achmea terecht op dat nu [eiser] eenzijdig het NRL heeft ingeschakeld, de rechtbank een andere deskundige zal dienen te benoemen. Achmea stelt Laumen Expertise voor. [eiser] heeft zich daar nog niet over kunnen uitlaten.
2.16 De rechtbank zal de procedure naar de rol verwijzen voor een door [eiser] te nemen akte. Daarbij dient [eiser] de in paragraaf 4 van het rapport van [persoon1] bedoelde informatie (de pensioenbrieven) in het geding te brengen. Voorts kan [eiser] daarbij - uiteraard bij voorkeur na overleg met Achmea en na bereikte overeenstemming - een voorstel doen voor de modaliteiten van het deskundigenonderzoek (aantal en namen of naam van de te benoemen deskundige en vraagstelling). Achmea zal bij antwoordakte kunnen reageren.
2.17 De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
3 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 22 oktober 2008 voor akte aan de zijde van [eiser].
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman.
Uitgesproken in het openbaar.
1729