
Jurisprudentie
BG4780
Datum uitspraak2008-09-17
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers271585 / HA ZA 06-2979
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers271585 / HA ZA 06-2979
Statusgepubliceerd
Indicatie
Wagner & Partners; verantwoordelijkheid van enerzijds de financieel adviseur en anderzijds de aanbieder van aandelenlease
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 271585 / HA ZA 06-2979
Uitspraak: 17 september 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid QUALITY PLANNING B.V. voorheen genaamd Wagner & Partners B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. J. Kneppelhout,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AEGON FINANCIËLE DIENSTEN B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. S.P.J.F. Zwanen,
Partijen worden verder aangeduid als "Wagner & Partners" respectievelijk "Aegon".
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding in vrijwaring van 23 oktober 2006 en de daarbij overgelegde producties;
- de incidentele conclusie tot verwijzing ex artikel 220 Rv van Aegon, met producties;
- de incidentele antwoordconclusie tegen de vordering tot verwijzing, met producties;
- het vonnis van 18 juli 2007, waarbij de incidentele vordering tot verwijzing is afgewezen;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring, met producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek in vrijwaring;
- de bij gelegenheid van de pleidooien op 2 september 2008 overgelegde producties en pleitnota's.
1.2 Heden wordt ook uitspraak gedaan in de hoofdzaak tussen [eiseres in hoofdzaak] (hierna: "[eiseres in de hoofdzaak]") als eiseres en Wagner & Partners als gedaagde, bij deze rechtbank bekend onder zaak-/rolnummer 262434 / HA ZA 06-1591.
2 Het geschil
Wagner & Partners vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Aegon te veroordelen om aan haar te betalen datgene waartoe zij als gedaagde in de hoofdzaak tegen [eiseres in de hoofdzaak] mocht worden veroordeeld, althans mocht worden veroordeeld ten aanzien van door [eiseres in de hoofdzaak] aangegane aandelenleasecontracten, met rente en kosten.
Aegon concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Wagner & Partners in de kosten van het geding.
3 De beoordeling
3.1 Tussen partijen in de hoofdzaak zijn de volgende feiten vastgesteld:
a. In oktober 1999 is [eiseres in de hoofdzaak] van haar toenmalige partner gescheiden.
b. In het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap kreeg [eiseres in de hoofdzaak] vermogen toegescheiden. [eiseres in de hoofdzaak] wenste dit vermogen zodanig te beleggen dat zij met het te behalen rendement tot haar 65-jarige leeftijd (14 oktober 2018) in haar levensonderhoud zou kunnen voorzien zonder voordien op haar vermogen in te teren.
c. [eiseres in de hoofdzaak] heeft zich voor advies gewend tot Wagner & Partners. Zij werd geadviseerd door [persoon1].
d. Door [persoon1] werd een financieel advies opgesteld (productie 1 bij dagvaarding). Dit advies vermeldt de volgende uitgangspunten:
"Uitgangspunten van de berekening:
* Er is geen inkomen uit arbeid tot 65 jarige leeftijd.
* Daarna recht op AOW fl. 21.874,- (tarief 2000).
* Huur fl. 1875,- per maand. Index 2% per jaar.
* fl. 150.000,- in bestaand rente depot. Rekenrente netto 4.5%.
* fl. 500.000,- gestort in Vastgoed Mix Fonds, actief beheerd. Rekenrente netto 8%
(-/- 0.5% aankoop en 0.5% verkoop kosten)
* fl. 200.000,- gestort in Mixfonds, actief beheerd. Rekenrente netto 9% (-/- 0.5% aankoop en 0.5% verkoop kosten)
* fl. 300.000,- gestort in aandelen, actief beheerd. Rekenrente netto 9% (-/- 0.5% aankoop en 0.5% verkoop kosten)
Belastingplan 21e eeuw.
Aan deze berekening kunnen geen rechten worden ontleend.
Berekening onder voorbehoud van bank en maatschappij."
e. Het hiervoor genoemde bedrag van (omstreeks) ƒ 300.000,- is door bemiddeling van Wagner & Partners belegd in zes zogeheten Box+overeenkomsten met Aegon Financiële diensten B.V. (hierna: "Aegon"); twee gebaseerd op vastgoed en vier gebaseerd op aandelen.
f. Begin 2005 zijn de op vastgoed gebaseerde Box+overeenkomsten met wederzijds goedvinden beëindigd. [eiseres in de hoofdzaak] heeft ter zake van die overeenkomsten haar inleg terugontvangen.
g. De vier op aandelen gebaseerde Box+overeenkomsten (aandelenlease) hadden een looptijd van 60 maanden, met als einddatum 4 januari 2006. De inleg per Box+overeenkomst bedroeg € 22.817,40. Voor de vier overeenkomsten samen derhalve € 91.269,60. De leasesom per Box+overeenkomst bedroeg € 85.970,68. Voor de vier overeenkomsten samen € 343.882,70.
h. Na verrekening met de opbrengst van de aandelen resteerde op de einddatum van de vier Box+overeenkomsten een schuld van [eiseres in de hoofdzaak] aan Aegon van € 73.866,12.
i. Ter zake van de vier op aandelen gebaseerde Box+overeenkomsten heeft [eiseres in de hoofdzaak] een procedure tegen Aegon aanhangig gemaakt bij de rechtbank Leeuwarden, sector kanton. Bij vonnis van 12 juni 2007 heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat Aegon onrechtmatig jegens [eiseres in de hoofdzaak] heeft gehandeld en "verstaan" dat de restschuld voor rekening van Aegon dient te blijven.
3.2 Tussen partijen in deze procedure in vrijwaring staan tegen de achtergrond van bovengenoemde feiten de volgende feiten vast:
j. Aegon en Wagner & Partners hebben op 11 november 1999 een samenwerkingsovereenkomst gesloten (productie 1 bij dagvaarding).
k. De samenwerkingsovereenkomst vermeldt onder meer het volgende:
"2.1 Intermediair dient bij zijn bemiddelingswerkzaamheden ten behoeve van Aegon de zorgvuldigheid die een intermediair betaamt in acht te nemen.
2.2 Intermediair dient belangstellenden voor de financiële producten, waarin hij op grond van een of meer Bijlage(n) op deze Overeenkomst bemiddelt, te allen tijde volledig te informeren door hen in het bezit te stellen van de hem door Aegon ter beschikking gestelde brochures en geen informatie te verstrekken die van betreffende brochures afwijkt."
3.3 Wagner & Partners grondt haar vordering jegens Aegon op (a) toerekenbaar tekortschieten van Aegon bij het uitvoeren van de samenwerkingsovereenkomst, subsidiair op (b) artikel 6:102 BW (hoofdelijke aansprakelijkheid voor dezelfde schade), meer subsidiair op (c) onrechtmatige daad. Wagner & Partners stelt daartoe - kort weergegeven - het volgende.
ad a
Als cliëntenremisier en op basis van de inhoud van de samenwerkingsovereenkomst was het Wagner & Partners niet toegestaan om productadvies te geven. Op grond van de samenwerkingsovereenkomst en de verdeling van taken en bevoegdheden volgens de toepasselijke regelgeving mocht Wagner & Partners ervan uitgaan dat Aegon het product Box+ zelf aan [eiseres in de hoofdzaak] zou uitleggen. Door dat niet te doen, is Aegon jegens Wagner & Partners tekortgeschoten.
ad b
Indien op zowel Wagner & Partners (effecteninstelling) als op Aegon (tussenpersoon) een verplichting rust tot vergoeding van dezelfde door [eiseres in de hoofdzaak] geleden schade, kunnen beide (hoofdelijk) aansprakelijk zijn. Indien Aegon de voor haar geldende gedragsregels correct zou hebben nageleefd, zou de schade echter niet zijn ingetreden. Aegon is derhalve de draagplichtige partij voor de schade.
ad c
Aegon heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen voortvloeiend uit de Wet Toezicht Effectenverkeer (WTE) en daarop gebaseerde regelingen. Daardoor handelde Aegon niet alleen onrechtmatig jegens [eiseres in de hoofdzaak], maar ook jegens Wagner & Partners.
3.4 De door Wagner & Partners gestelde primaire grondslag kan de vordering niet dragen. Uit de stellingen van Wagner & Partners heeft de rechtbank niet kunnen opmaken welke tussen Wagner & Partners en Aegon overeengekomen contractuele verplichting van Aegon door Aegon niet zou zijn nageleefd. In dit verband wijst de rechtbank op het volgende.
3.5 Wagner & Partners trad niet alleen op als clientenremisier, maar ook als financieel adviseur van [eiseres in de hoofdzaak]. Als financieel adviseur was het de taak van Wagner & Partners om [eiseres in de hoofdzaak] volledig en correct voor te lichten omtrent onder meer de door haar aan [eiseres in de hoofdzaak] geadviseerde productcategorie aandelenlease. Als financieel deskundig adviseur die direct in contact stond met [eiseres in de hoofdzaak] verkeerde Wagner & Partners bij uitstek in de positie om te kunnen beoordelen op welke wijze welke informatie aan haar diende te worden verstrekt teneinde te bewerkstelligen dat zij op verantwoorde wijze een beslissing kon nemen over de door Wagner & Partners verstrekte adviezen waaronder het advies om te investeren in een aandelenleaseproduct.
3.6 Wagner & Partners kan in redelijkheid niet hebben gemeend dat het haar op grond van de samenwerkingsovereenkomst met Aegon verboden was [eiseres in de hoofdzaak] deugdelijk te adviseren omtrent aandelenlease en de daaraan verbonden risico's. Zulks vloeit niet voort uit de tekst, noch uit de strekking van de samenwerkingsovereenkomst. Weliswaar vermeldt de samenwerkingsovereenkomst dat belangstellenden voor een concreet financieel product - zoals Box+ - volledig dienen te worden geïnformeerd door hen in het bezit te stellen van de Aegon-brochures, en dat geen informatie mag worden verstrekt die daarvan afwijkt, maar dat brengt niet mee dat Wagner & Partners als financieel adviseur haar cliënten geen adequate uitleg mocht verstrekken over de productcategorie aandelenlease en de daaraan verbonden risico's.
3.7 De gesloten samenwerkingsovereenkomst was een standaardovereenkomst die Aegon niet alleen met Wagner & Partners sloot, maar ook met andere intermediairs. De kennelijke strekking van die overeenkomst was te bewerkstelligen dat intermediairs de brochures zouden verstrekken en dat zij geen informatie zouden verstrekken die met de brochures in strijd was. De samenwerkingsovereenkomst verbiedt intermediairs echter niet een toelichting, mits inhoudelijk niet strijdig met de inhoud van de brochures, aan de cliënt te verstrekken.
3.8 Wagner & Partners heeft bovendien weliswaar gesteld dat zij ervan mocht uitgaan dat Aegon het product Box+ zelf aan [eiseres in de hoofdzaak] zou uitleggen, maar zij heeft niet gesteld dat zij daar werkelijk op heeft vertrouwd. Het lag wel op haar weg dat te stellen, nu het op voorhand niet aannemelijk is dat Wagner & Partners dacht dat Aegon aan cliënten van Wagner & Partners meer of andere informatie verstrekte dan de informatie die via Wagner & Partners aan die cliënten werd verstrekt.
3.9 Ook de door Wagner & Partners gestelde subsidiaire grondslag kan de vordering niet dragen. De rechtbank verwijst naar de onder 3.1 hiervoor onder i genoemde feiten. Met het vonnis van 12 juni 2007 van de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, is ter zake van de Box+aandelenleaseproducten de rechtsverhouding tussen Aegon en [eiseres in de hoofdzaak] vastgesteld. Vastgesteld is dat de restschuld voor rekening van Aegon dient te blijven. Voor meer of andere schade van [eiseres in de hoofdzaak] is Aegon door de rechtbank Leeuwarden, sector kanton niet aansprakelijk gehouden. In de hoofdzaak tussen Wagner & Partners en [eiseres in de hoofdzaak] wordt geen veroordeling van Wagner & Partners gevorderd ter zake van de schade die reeds voor rekening van Aegon is gekomen. Voor zover Wagner & Partners in de hoofdzaak aansprakelijk zou worden geoordeeld voor door [eiseres in de hoofdzaak] geleden schade is dat andere schade dan de schade waarvoor Aegon aansprakelijk is. Daarom komt Wagner & Partners in deze situatie geen beroep toe op artikel 6:102 BW.
3.10 De meer subsidiaire grondslag kan de vordering evenmin dragen. Voor zover Aegon handelde in strijd met verplichtingen uit de WTE strekt de geschonden norm niet tot bescherming tegen de schade zoals Wagner & Partners die zou kunnen lijden, maar tot bescherming tegen schade zoals [eiseres in de hoofdzaak] die zou kunnen lijden. De door Wagner & Partners gestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen ook niet de conclusie dat Aegon onbetamelijk heeft gehandeld jegens haar. Immers, Wagner & Partners kende zowel in haar hoedanigheid van financieel adviseur als in haar hoedanigheid van clientenremisier de door Aegon aangeboden financiële producten en zij was er tevens van op de hoogte welke informatie Aegon omtrent die producten verstrekte aan cliënten van Wagner & Partners. Indien Wagner & Partners de omtrent de financiële producten van Aegon verstrekte informatie ongenoegzaam achtte, had zij zelf maatregelen kunnen en moeten nemen om te voorkomen dat daaruit schade voor haar cliënten zou (kunnen) voortvloeien.
3.11 Nu de door Wagner & Partners aangevoerde grondslagen haar vordering niet kunnen dragen, zal deze worden afgewezen. Wagner & Partners zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
4 De beslissing
De rechtbank,
wijst de vordering van Wagner & Partners af;
veroordeelt Wagner & Partners in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Aegon bepaald op € 3.635,00 aan vast recht en op € 5.684,00 aan salaris voor de advocaat, te betalen binnen zeven dagen na de dag waarop dit vonnis is gewezen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de achtste dag;
verklaart dit vonnis voor zover het de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman.
Uitgesproken in het openbaar.
1729